Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie ¥anDs. L. BOUHJL, Ds. H. W. LAMAM en Ds. 1. LITTOOIJ. 6e Jaargang. Vrijdag 23 April 1909. No 44. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. iBOHIEIERTSPBUS A. D. LITTOOIJ Az Aan den avond zoo mogelijk van den zelfden dagwaarop het bericht van de gebeurteniswelke heel ons volk verbeidt tot ons komtzal er een dankuur gehouden worden in de Noorderkerk. De regeling is als volgtj Komt de tijding vóór vier uur in den namiddagdan is het nog dienzelfden avond om half acht uur. Bereikt zij ons eerst na vier uur, dan is het den volgenden avond op denzelfden tijd. Voorgangers zijnds. Wielenga, dr. Wagenaar en ds. Bouma. Een zangkoor zal bij die gelegenheid een passend lied aanheffen. De collecte zal ten behoeve van de armen der drie gemeenten zijn. Mocht echter het bericht inkomen op Zaterdag of Zondagdan zal de dankzegging geschieden in elke gemeente afzonderlijk. In naam van de Baden der Geref Kerk te Middelburg A, B en C. VARIA, Zeenvs per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers 3 cent. Drnkker-Eitgeyer MIDDELBURG. PRIJS DER ID YERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. THOMAS. En Thomas, één van de twaalf, gezegd Didymus was met hen niet, toen Jezus daar kwam. De andere discipelen dan zeiden tot hemWij hebben den Heere gezien.. Doch. hij zeide tot henindien ik in Zijne handen niet zie het teeken der na gelen en mijn vingers steke in het teeken der nagelen en steke myn hand in Zijne zijde, ik zal geenszins gelooven. Joh. XX 24, 25. I. De eerste Paaschdag is zoo schoon, 's Mor gens vroeg gaan de vrouwen grafwaarts vol droefenis. Al hun hoop is vervlogen en er is geen wereld meer waarin z|j 'leven kunnen. De heerljjkste verwachtingen, welke ooit eenig men8ch gekoesterd had, waren b\j haar opge wekt en zü hadden den dageraad van eent|jd begroet, waarin het licht over alle volken helder stralen zeu. Met den ouden Simeon hadden z\j gezongen Een licht zoo groot, zoo schoon Gedaald van 's hemels troon, Straalt volk b|j volk in d' oogen; Terwijl 't blind gezicht Van 't heidendom verlicht. En Isrel zal verhoogen. Doch b|j het kruis was het licht ondergegaan, een dikke duisternis omringde haar en nu was er geen uitzicht meer. Gel|jk het b|j de vrou wen was, zoo was het by alle discipelen. Allen hadden gehoopt, dat Jezus Israël verlossen zou, doch nu geloofden zy, dat zy zich vergist hadden. Welk een verandering brengt de eerste Paasch dag. Zoo groot de treurigheid was, zoo groot is 's avonds de vreugde. Aller gelaat glanst van blijdschap en aller ziel verheugt zich in God met een onuitsprekelijke vreugde, want nu wisten zjj, dat Hy die dood geweest was, leefde tot in der eeuwigheid en by het licht der op standing zagen zy hun Meester in nieuwen glans en verstonden zy Zjjn daden en woorden. Opeens was de smaadheid van het kruis ver dwenen en Golgotha had geen enkel schrikbeeld meer voor hen. Volkomen verstaan kunnen we wel niet, wat verandering in hun toestand gekomen is, want dan zouden we moeten weten, hoe diep hun treurigheid wel geweest is, maar w|j kun nen ons er toch eenigermate rekenschap van geven ©n beseffen, dat zy uren doorleefd hebben, waarin hun gansche ziel vervuld was met een zalige vreugde. Eén hunner evenwel deelde niet in hun blijdschap. Hjj was haast nog droeviger dan te voren. Gy weet dat het Thomas is. Hy was niet tegenwoordig geweest in de vergadering, waarin Jezus verschenen was aan al de Apos telen. Hy had dit groote voorrecht gemist en zoodoende bleef hy in de meening, dat Jezus nog altijd tot het ryk der dooden behoorde, Om echter billijk te z|jn tegenover dezen discipel, behooren w|j rekening te houden met z|jn ge aardheid en met de omstandigheden, waaronder by verkeerde. Een tweetal bijzonderheden, door den Evangelist Johannes ons bewaard, wijzen ons den weg. Eenige dagen vóór het lijden en sterven bevond Jezus zich in het overjordaansche, waar het bericht van de beide zusters Martha en Maria Hem bereikte: Zie, dien g|j liefhebt is krank. Als de Heiland zich gereed maakt naar Bethanie te vertrekken, dan raden de discipelen Hem die reis ernstig af en zeggen de joden hebben onlangs u gezocht te dooden en gaat Gy nu weder derwaarts Gy weet, wilden zy zeggen, hoe de stemming in Judea is, en Gy kunt voorzien, wat u te wachten staatwees derhalve verstandig en zoek het gevaar niet op. Doch Jezus wil niet luis teren Hy verklaart, dat Hy Zjjn voornemen volvoeren gaat. Wie is het dan, die het be slissend woord spreektLaat ons met Hem gaan, opdat w|j met Hem sterven Dit was Thomas en daaruit leeren we hem reeds kennen. Met de andere discipelen is hy van oordeel, dat Jezus, wanneer Hy naar Judea gaat, Z|jn ondergang tegen gaat, hy ziet den dood van z|jn Meester te gemoet. Verlaten echter wil hy Hem niet. Trouw wil hy blijven. En dit pleit voor hem. Hy heeft zich eenmaal met z|jn geheele ziel aan z|jn Meester verbon den en hy denkt er niet aan, daarop terug te komen. Hoe innig is hy bijgevolg aan Jezus gehecht. Maar tevens blijkt er uit, dat hij zwaarmoedig van aard is en geneigd alle dingen donker in te zien. Voor hem staat het vast, dat de reis naar Judea eindigt met den dood van den Christus en dan heeft het leven voor hem ook elke waarde verloren. Hy acht het meest verstandig, dat hy en z|jn mede-apostelen gelijktijdig met Jezus sterven. En nu nog een tweede. Jezus is met Z|jn discipelen te Jeruzalem. De Heiland spreekt over de scheiding, welke aanstaande isWaar Ik heenga weet g|j en den weg weet g|j. Op deze wóórden van den Meester vat Thomas vuur en heeft den moed om te verklarenHeere, w|j weten niet waar Gy heengaat en hoe kun nen w|j den weg weten Merkt g|j wel, dat hy niet tevreden is? Daar is in z|jn woord eenige bitterheid. Het klinkt als een verwijt. Gy doet hem geen onrecht, als gij het omschrijft Heere Gy zyt in al uwe woorden en handelin gen raadselachtig, w|j moeten maar gissen wat G|j bedoelt, en Gy maakt het ons op deze w|jze zeer moeiel|jk om by u te blijven en den moed te bewaren. Neen, w|j willen niet voorbijzien, dat z|jn woord den eerbied, aan den Heiland verschuldigd, uit het oog verliest, maar w|j worden ook tevens versterkt in onze opvatting, dat hy zwaarmoedig van aard is, en dat hy gelijk het meestal by zulke karakters gaat, eerlijk en oprecht zegt, wat hij denkt. Gy ver keert by hem niet in 't onzekere. Hij geeft zich zooals hy is. Niet spoedig uit hy zich. In dit opzicht verschilt hy heel wat van Simon Petrus, die ras er by is om zijn gedachten te zeggen. Maar wat over z|jn lippen komt, vertolkt dan ook vr|j wel, wat er in z|jn binnenste omgaat. Als g|j hierop let, kunt g|j licht begrijpen, in welke stemming hy was na d£n dood en de begrafenis van zjjn Meester. Even als alle anderen is z|jn treurigheid groot. Somber is z|jn oog, donker z|jn gelaat. Met Jezus daalde z|jn laatste hoop in 't graf en niets wa9 er wat hem bemoedigen en vertroosten kon. Op den dag der opstanding was hy ook te Jeruzalem en w|j kunnen gerust aannemen, dat de tijding der vrouwen ook tot hem gekomen was. Hjj had er echter geen ooren naar. Opgestaan uit den dood en het graf, dit was onmogelijk. Wie het gelooven mocht, hy niet, hy zou wel wijzer z|jn. Dwaas achtte hij het, dat iemand aan de woorden der vrouwen geloofde. Welke waarde kon men daaraan toekennen Zij waren door de gebeurtenissen der laatste dagen geheel in verwarring geraakt en hoe zou men zich dan op haar kunnen verlaten Alle pogingen aangewend om hem tot andere ge dachten te brengen, waren ten eenenmale vruchteloos. Hier kunt gij zien, wat het menscheljjk leven zou z|jn zonder de opstanding van Christus; het zou een leven zjjn zonder licht, zonder vreugde. Verstaat ge dit reeds? Kort is ons leven op de aarde en aan het eind een open groeve, welk ons lichaam verslindt; vele z|jn de moeielijkheden welke ons verge zellen, zoodat het weinigje leven, dat w|j hebben, dien naam niet verdienten de vreugde Waar is het woord, dat zelfs in het lachen smart is. Zoek daarom Christus te kennen in de kracht Zijner opstanding. Boüma. 1 Dankuur. Niet alleen in Christelijk-politieke bladen, maar ook in Christelijk-kerkelijke en in Ge reformeerde heeft professor Lindeboom een of meer artikelen geschreven over hetgeen z. i. by de a. s. verkiezingen voor de Tweede Kamer behoorde gedaan te worden. Daarom gevoel ik m|j gedrongen om daarover ook in ons blad een artikel te schrijven. Het kan noodig en voor sommigen die met m|j voor Prof. L. zeer hooge achting hebben en die, meer nog, op hem af- en met hem meegaan zeer goed zjjn, want een mensch, in al wat hij zegt of doet volgen, is tegen de Heilige Schrift. Tijden geleden reeds heb ik de vrijmoedigheid gebruikt en er op gewezen w|j hadden het toen over Dr. Kuyper Sr. tegen het blinde lings volgen van menschen te waarschuwen. Ik maande aan om, gelijk het Woord Gods ons leert, ja te doen als die van Berëa, die, toen zelfs de apostel Paulus de waarheid had ver kondigd (geljjk we lezen in de Handelingen der Apostelen) „de dingen onderzochten of ze alzoo waren/ Dit wil natuurlijk zeggen dat zy, wat Paulus hun leerde, onderzochten en toet sten aan de leer der Heilige Schriften, die de Heere hun toen reeds gegeven had. Alleen wat de Heere hun gegeven had, geloofden en volgden zjj onvoorwaardelijk. Doen w|j dat niet dan geven w|j de eer, die wjj alleen aan God geven mogen, aan een mensch, en de waarachtige zegt, dat alle menschen leugenachtig zjjn. 't Is waar, dit geldt ook Dr. Kuyper al is het on danks zichzelven of by vergissing. En zoo ook Prof. Lindeboom. Onze hooggeachte broeder Lindeboom nu kwam in deze artikelen op tegen hetgeen het centraal-comité en b|jname Dr. Kuyper met en voor de anti-revolutionairen wilde doen. Het speet ons, ja het deed ons metterdaad leed, dat zjjne beschouwingen niet geschiedden in aan sluiting met de ovengenoemde anti-revolutio nairen. Willen we niet in de kaart der vrijzinni gen werkzaam z|jn, hun believen en gelijk ze wenschen de meerderheid bezorgen, de macht in handen spelen, den christeljjken grondslag voor zoover deze op het gebied van hooger-, mid delbaar- en lager-onderwijs en in andere op zichten weder hersteld is geworden, by ver nieuwing in hun geest tot stilstand zien komen, of erger nog, by vernieuwing zien afbreken en de antithese weer doen triomfeeren, dan moeten we, we zeggen het met leedwezen, de raad van den anders ijverigeD en geliefden professor niet opvolgen.Al wat hij wil en raadt, wil immers pro fessor Kuyper en het centraal-comité insgelijks. Steeds toonde Dr. Kuyper, ook toen hy minister was, dat hy, hetgeen professor Lindeboom aller eerst in het conceptprogram wenscht opgenomen te zien, ook van harte wilde. Maar de meer derheid wilde dat niet en Z.Excell. kon dat niet dwingen en ten slotte er niets aan doen, dat alles niet verkregen werd, wat professor Lindeboom, hy en vele anderen, wilden. Deze zaken z|jn echter niet losgelaten, maar de anti revolutionairen wenschen nog, dat ze gehand haafd worden. Ze wenschen, zoodra ze daarvoor gelegenheid krijgen, ze uitgevoerd en tot wet verheven te zien. Maar dat is Gods weg met ons, dat we in ons dierbaar vaderland, als anti revolutionairen op staatsterrein, helaas, gewis om en door onze zonden, niet de meerderheid uitmaken en hebben. Dat samen voor Godin zien en belijden, is zeker goed en wenschelijk. Maar wat deed Calv|jn toen hy tegenover de Roomschen niet alles kon, wat hy wilde en wenschelijk achtte De geschiedenis zegt ons, dat hy met hen, tegen wie by anders op kerke lijk gebied den strjjd had aangebonden, zich vereenigde, om de vrijzinnigen, de Libertijnen van dien tyd, tegen te staan en te beletten, dus om het nog verder wegnemen van de Christelijke grondslagen te voorkomen. Echt- Calvinistisch alzoo heeft sinds jaren Dr. Kuyper en hebben de anti-revolutionairen in dezen gedaan. Waarom wordt dan hun doen, inplaats van instemming te vinden en gesteund te worden, onderbroken Ik kan niet inzien, dat dit goed en wenschelijk is. My dunkt, zy, die het wel meenen met land en volk en die nog wenschen te behouden en te verkrijgen, wat mogelijk is, wanneer we tegen de heillooze praktjjken der vrijzinnigen met „Roomschenen „Christe- Hjk-Historischen" samengaan en den strijd strijden om te behouden wat kan behouden worden en te overwinnen wat kan gewonnen worden, ik zeg, mij dunkt, zy moesten gemeen schappelijk doen alles wat in hun vermogen is om hen, die zich aangorden in en voor dien strijd de handen te sterken en God bidden, dat zy de overwinning met God en met eere be halen mochten. Het tegendeel te doen kan niet anders dan hen, die er in de eerste plaats voor arbeiden, innig leed doen en bitter smarten. Calvijn zal ook wel daarom gebeden hebben en den zegen Gods hebben afgesmeekt, toen hy zich met de Roomschen en de minder-beslisten, de huma nisten, op meer algemeen christelijk terrein heeft moeten vereenigen (om erger te voor komen) tegenover de Libertijnen. Wat w|j het meest wenschelijk en door God geboden ach ten, kunnen we in een land als het onze is en ook in vele andere kringen, vaak niet ver krijgen, maar daarom, het goede dat we in gemeenschap met anderen nog verkrijgen kun nen, ónmogelijk te maken, is m. i. geen wijs beleid. Alles of niets moet onze leuze in de positie, waarin wij eenmaal leven en verkeeren, m. i. niet z|jn. W|j moeten onze idealen niet pr|js geven, maar den Heere bidden en doen wat ons, in den geordenden weg, mogelijk is, om ze te verkrijgen. Bijaldien we onze coalitie-eenheid niet be waren, maar zoo goed als onmogelijk maken, dewijl we alles willen wat wijanti-revolutio nairen, wenschen, nog eens, dan werken we in de kaart van hen, die ons land en volk on-chris- telyke wetten geven dan maken we, dat ons christelijk-gezind ministerie moet aftreden en door een socialistisch-gezind vervangen worden

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1