Gezegend, - en len zegen gesleld.
FEUILLETON.
Barts familie.
UIT HET LEVEN.
Jong gewend, oud gedaan.
De Zendingsconsul.
kerk A attestatie hebben gevraagd voor zich
en hunne gezinnen naar kerk B, daarbij ver
wijzende naar het besluit der Gen. Synode van
Groniügen 1899, Art. 132 der Acta.
De kerkeraad weigerde de gevraagde atte
statie. De Classe Axel stelde in hare verga
dering ran 7 Febr. 1908 de broeders „in 't
ongelijk8, en zulks „omdat hunne gronden
onvoldoende waren8.
En ook de Partie.-Synode van Zeeland be
sloot „den kerkeraad der kerk van Zaamslag A
in 't gelijk te stellen8.
't Is tegen dit besluit, dat de bezwaarde
Broeders protesteeren, terwijl zij verzoeken den
kerkeraad van Zaamslag A te gelasten de ge
vraagde attestatie uit te reiken.
Uwe commissie is van oordeel, dat het beroep
op het besluit der Gen. Synode van Groningen
niet afdoende is. Bedoeld besluit toch heeft
geen algemeenen regel gesteld, maar betreft
een speciaal geval.
Wel heeft de toenmaals rapporteerende com
missie in haar rapport uitgesproken „dat het
wel waar is, zooals in de nadere bepalingen
bij de besluiten tot vereeniging in 1892 is
bepaald en in 1893 is bevestigd, dat in plaat
sen, waar ineensmelting nog niet mogelijk
wordt geacht, men toch correspondentie be
hoort te zoeken en de terzelfder plaatse geves
tigde kerken o. a. geen leden van elkander
behooren over te nemen, zonder wederzijdsche
bewilligingmaar dat dit toch wel niet zal
beduiden, dat een kerkeraad, tegen den bepaal
den en herhaaldelijk uitgesproken wil van een
lidmaat in, aldoor onwillig mag blijven om
eene attestatie af te geven, wijl dan door die
ééne kleine bepaling aan leden der Gemeente
in zake hun behooren bij deze of die Geref.
Kerk in eenzelfde plaats, alle vrijheid zou zijn
ontnomen iets wat o. i. niet bedoeld zijn kan8.
Deze overweging is door de Gen. Synode
wel niet weersproken. Maar de Synode heeft
in haar besluit niet de overwegingen, maar
alleen de conclusie harer commissie overge
nomen. En de conclusie spreekt alleen van een
bepaald geval Beroep op de Gen. Synode van
Groningen brengt dus te dezer zake geen be
slissing.
Wat nu betreft het afgeven van attestatie
aan leden der Kerk om in hunne woonplaats
over te gaan van het eene deel naar het an
dere, oordeelt uwe commissie, dat hiervan
eigenlijk geen sprake kan zijn. Naar Art. 82
der Kerkenorde behoort attestatie meegegeven
te worden aan degenen, die uit de Gemeente
vertrekken.
Aangezien echter degenen, die in hun eigen
woonplaats overgaan, b. v. van de Geref. Kerk
A naar de Geref. Kerk B geenszins vertrek
ken, valt dit niet onder dit Art. der kerkenorde.
Wie dat doet verlaat de Gemeente niet. Hij
blijftbehooren tot dezelfde kerk.
Er heeft slechts overgang plaats, niet van de
eene naar de andere kerk, maar van het eene
naar het andere deel van dezelfde kerk.
Afgedacht van de gronden, waarop de Part.
Synode van Zeeland haar besluit nam, oordeelt
uwe commissie daarover, dat haar besluit,
waarbij zij den Kerkeraad, die weigerde atte
statie af te geven, in het gelijk stelde, vol
komen juist is geweest.
Zij meent derhalve, dat aan het verzoek der
Brs. de Kraker c. s. om den kerkeraad te ge
lasten de afgifte van attestatie niet kan wor
den voldaan.
Hiermee zegt uwe commissie echter geens
zins, dat ze geen overgang van het eene naar
het andere deel eener kerk, waar die nog ge
deeld is, kan plaats hebben.
De gedeeldheid eener plaatselijke Kerk is
een abnormale, met Gods woord strijdige en
mitsdien zondige toestand.
Voor abnormale toestanden kunnen natuur
lijk geen normale regelen worden gesteld. In
't algemeen oordeelt uwe commissie, dat over
gang van het eene naar het andere deel, alleen
dan behoort plaats te hebben, wanneer daar
voor gewichtige redenen aanwezig zijn, die
men van weerszijden billijkt.
Zijn er zulke redenen niet aanwezig, dan is
alle overgang te betreuren en af te keuren.
Zonder voldoende redenen, zal het overgaan
der leden van het eene naar het andere deel
lichtelijk aanleiding geven tot minder goede
Een verhaal door PEK AH.
28) VIERDE HOOFDSTUK.
Nog anders werd dit toen hij ook 's mid
dags weer ter kerk was, en de leeraar over
eenkomstig de elfde Zondagsafdeeling sprak
over: „de Naam Jezus".
Met zóóveel gloed en vuur sprak hij toen
over de bereidwilligheid van Jezus, als de eenige
en volkomen Zaligmaker, dat vGeert op dat
oogenblik wel had willen uitroepen „Nu weet
ik ook, dat ik evenals mijn broer, het eigen
dom van Jezus ben8.
En toen de nazang gezongen werd, zong
Geert uit volle borst, doch ook met een vol
gemoed mee
„Geloofd zij God met diepst ontzag
Hij overlaadt ons dag aan dag
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid 1
Wie zou die hoogste Majesteit
Dan niet met eerbied prijzen
Die God is ons een God van heil;
verstandhouding en de zoo noodige samen
smelting eer tegenhouden dan bevorderen.
De Kerkeraden behooren derhalve, in het
belang der kerk, door vermaan en raadgeving
te arbeiden om het overgaan zonder gegronde
redenen tegen te gaan.
Wanneer echter een lid der Gemeente be
slist wil overgaan, en trots alle raadgevingen
daarbij volhardt, dan kan hem dit, als hij
overigens getrouw is in belijdenis en wandel,
niet worden belet.
De Kerkeraad van dat deel, waarbij zulk een
lid zich voegen wil, heeft, naar het uwer com
missie voorkomt, niet het recht een lid der
kerk, dat zich onder zijn opzicht wil plaatsen
te weigeren.
En evenmin mag de Kerkeraad van dat deel,
onder wiens opzicht dat lid stond, weigeren
aan den Kerkeraad van het andere deel, op
diens verzoek, getuigenis te geven betreffende
belijdenis en wandel van het lid dat wil over
gaan.
Uwe commissie oordeelt derhalve, dat de
Kerkeraden de leden, die, ondanks alle broe
derlijk vermaan, toch volharden bij hun wil
om zich bij het andere deel te voegen, ten
slotte ter wille behoort te zijn, ook al is het,
dat men de redenen niet voldoende acht.
Het spreekt echter van zelf, dat de Kerke
raad van het eene deel der Gemeente, alleen
dan een lid, dat niet onder zyn toezicht stond,
kan aanvaarden, als dat lid overigens getrouw
is in belijdenis en wandel.
Nooit toch kan overgang toegelaten worden
om kerkelijke censure te ontloopen
Ofschoon nu de leden uwer commissie in
dezen wel niet in alles eenstemmig daehten,
heeft toch uwe commissie eenparig goed ge
vonden u het volgende voorstel te doen
Na breede discussie, vereenigt de Synode
zich met de volgende conclusion van het rap
port: de Generale Synode, gelezen hebbende
het bezwaarschrift van Br. A. de Kraker c. s.,
verzoekende, den Kerkeraad van Zaamslag A
te gelasten de afgifte van attestatie, is van
oordeel, a. dat het overgaan van leden der
Kerk van het eene naar het andere deel ter
plaatse, waar de Kerk nog gedeeld is, zooveel
mogelijk behoort te worden tegengegaan, tenzij
er billijke redenen zijn, die daartoe dringen,
en dit met wederzijdsche bewilliging kan ge
schieden b. dat echter de Kerkeraden, als een
lid der gemeente, gezond in het geloof en on
besproken in den wandel, beslist zijn wil uit
spreekt, om over te gaan en daarbij volhardt,
aan zulk een lid ten slotte ter wille behooren
te zijn; c. dat hierbij evenwel niet van op
vragen of medegeven eener attestatie, in den
zin van Art. 82 K. O., sprake behoort te wezen,
wijl zulk een lid niet naar elders vertrekt, en
dat derhalve de weigering van den Kerkeraad
van Zaamslag A om attestatie af te geven aan
Br. A. de Kraker c. s., niet in strijd is met
eenige kerkelijke bepaling en besluit mits
dien
le. niet te voldoen aan het verzoek van de
Broeders A. de Kraker c. s.
2o. van dit oordeel en dit besluit aan de
Broeders A. de Kraker c. s. en den Kerkeraad
van Zaamslag A kennis te geven8.
Zooals ge zien kunt is de redacteur van het
Friesch Kerkblad in zijn beschouwingen over
deze zaak juist geweest. Naar wy vernomen
hebben, is de kwestielopgelost, doordat de Ker
keraad A bij voortdurend verzoek de over
gang heeft ingewilligd en Kerk B deze heeft
aangenomen. Littooij.
In den rijken schat onzer spreekwoorden zyn
er onderscheidene te vinden van groote op
voedkundige waarde. Ze zijn zoo gemakkelijk
te onthouden, en geven zulke kostelijke wen
ken voor de praktijk.
Hij schenkt uit goedheid, zonder peil,
Ons 't eeuwig zalig leven.
Hij kan en wil en zal in nood,
Zelfs by het nad'ren van den dood,
Volkomen uitkomst geven8.
Opgewekt verliet Geert het kerkgebouw en
bij zijn baas thuisgekomen, kon hij er niet van
zwijgen, maar sprak, met tranen van blijdschap
in de oogen
„Baas! de Heere heeft mijne banden los
gemaakt !8
„Wat zeg je Geert?8 vroeg Hardeman koel.
En nu vertelde Geert van den rijken zegen,
welken hij dien dag onder de prediking geno
ten had. En Geert die anders zoo weinig sprak
kon nu niet ophouden te roemen in de goe
dertierenheden des Heeren.
Met verwondering hoorde de molenaar en
zijne vrouw hem aan, en wijl Geert maar al
door bleef spreken, zoodat Hardeman er zelf
geen woord tusschen kon krijgen, schudde hij
het hoofd, en haalde de schouders op, in beide
bewegingen nu ook door zijn vrouw gevolgd,
die op dit oogenblik waarschijnlijk meende
niets beters te kunnen doen.
Toen Geert eindelijk zweeg, sprak zijn baas
„Geert! Geert! Jongen, ik geloof, datje het
spoor bijster bent8.
„Ja, ja,8 herhaalde zijn vrouw, „het spoor
bijster !8
Ook bovenstaand spreekwoord stelt ons een
uitnemende waarheid voor oogen. Jong gewend,
oud gedaan. Gewen uwe kinderen vanjongsaf
te doen, wat ge wilt, dat ze later uit eigen
beweging zullen volbrengen. In de jeugd wor
den de karakters gevormd. In de kindsheid van
den mensch krijgt het leven zijn plooi. De ge
woonten uit de kinderjaren behouden een macht
over het volgende leven. Wat in de jeugd wordt
geleerd, komt vaak in den ouderdom weer
boven. De vroegste indrukken zijn de diepste,
de meest onuitwischbare.
Door zoo menige ouder wordt geklaagd, dat
zijn kinderen niet zijn, gelijk hij ze zoo gaarne
zou hebben; maar ook menige ouder heeft zijn
kind niet gewend aan goede gewoonten. Men
laat de kinderen eenvoudig begaan, vergetende,
dat de boompjes jong moeten worden gebogen.
Het ontbreekt bij de ouders zoo menigmaal
aan vastheid -en ernst in de leiding der kinde
ren. De meeste karakters worden bedorven, in
plaats van gevormd.
En toch is de bovenstaande les zoo eenvou
dig. Wen uwe kinderen, als ze nog jong zijn,
aan alles, wat sierlijk is. Wen ze aan orde en
netheid wen ze aan eerlijkheid en waarheid
wen ze aan ijver en werkzaamheid wen ze
aan trouw; wen ze aan stiptheid. Wen ze er
aan door uw woord en door uw voorbeeld.
Als ge wilt, dat ze later trouwe kerkgangers
zijn, neem ze dan vroeg mede naar de kerk
of ze er lust in hebben of niet. Ze kunnen
misschien van de preek niets verstaan, maar
ze zitten er toch niet vruchteloos neder. Ze
worden aan de vormen van den eeredienst
gewend. Ze zien het vergaderde volk. Ze hoo-
ren het gezang. Ze zien de diaken rondgaan
tot inzamelen der gaven. Ze hooren de stem
van den prediker. Ze vangen klanken op,
die wellicht langer blijven naklinken, dan wy
vermoeden. Ze zyn getuigen van de oefening
des gebeds. In één woord, ze leven in in een
wereld, waarin ze later mee zullen leven, in
de wereld van het kerkelijk leven.
Neemt ge ze daarentegen slechts nu en dan
mee naar de kerk, dan wordt in het kinder
hart den indruk gevestigd, dat kerkgaan een
zaak van lust en eigen goedvinden is. Gaat
men, dan is het goed. Gaat men niet, dan is
het ook goed. Een vaste regel behoeft het niet
te wezen. Zoo'n leiding is verderfelijk. Onze
kinderen moeten gevoelen, dat ze hun plaats
niet ledig mogen laten in het huis des gebeds.
En aldus is het met zoovele andere dingen.
Wilt ge van uw kinderen gevers maken, leer
ze dan geven. Wilt ge uw kinderen aan orde
en regel gewennen, laat dan geen slordigheid
en nalatigheid toe. Zoudt ge het gaarne zien,
dat uw kind een trouw en standvastig karak
ter verkrijgt, ga het dan niet voor in een on-
gestadigen wandel, leer het dan alle valsch-
heid en onwaarachtigheid verfoeien, geef ze
dan een voorbeeld in eerlijkheid en goede trouw.
De macht van het voorbeeld is vooral in de
opvoeding der kinderen zoo groot. Met deer
nis ziet ge soms op de kinderen neer, als ge
weet, aan welke ouders ze toevertrouwd zijn.
De zonde van de zonen van Eli was groot,
maar een groot deel van hun schuld wortelde
toch in de nalatigheid, de slapheid van hun
vader. Het geheim van een goede opvoeding
is niet een harde hand, maar wel een vaste
hand. Jong gewend, is oud gedaan. De macht
van den bestuurder ligt niet in de zweep, maar
in gebit en toom.
Laman.
En Hardeman vervolgdeIk hoop, jongen,
dat de Heere je nog eens in der waarheid de
oogen komt te openen, en je terecht brengt.8
„En ik geloof, neen, nu weet ik, en daar
om geloof ik, of ik geloof en daarom weet ik,"
sprak Geert, „ik weet niet hoe ik het uitdruk
ken moet dat de Heere my de oogen ge
opend en my terecht gebracht heeft. En om
dat ik nu geloof, kon ik er ook niet van zwij
gen, maar moest ik het uitspreken.8
„Geloof me toch, Geert!8 hernam de mole
naar, „het gaat zoo'gauw en zoo gemakkelijk niet.
„Maar baassprak Geert nu vrijmoediger
dan ooit te voren, „moet het dan nog langer
duren en nog moeielyker gaan Kan dan de
Heere niet zondaars verlossen en in de ruimte
stellen Baas ik heb veel achting voor je,
maar ik laat me nu toch door u niet ontne
men, wat de Heere mij gegeven heeft, en ik
hoop me ook niet te laten uitrukken uit de
vastigheid, die ik in Christus verkregen heb8.
Met zooveel nadruk en overtuiging had Geert
vooral deze laatste woorden uitgesproken, dat
de molenaar er geheel door tot zwijgen was
gebracht, en er verder ook niet met Geert
over sprak.
De laatste had behoefte aan de eenzaamheid,
en naar zyn kamertje gegaan, stortte hy zyn
hart uit voor den Heere in ootmoedige doch
blyde dankzegging.
ZENDINO.
Deze persoon is een nieuwe verschijning op
het zendingsveld. Volgens art. 34 van de 1.
g. Synode te Amsterdam werd toch met alge-
meene stemmen besloten
a. dat de Synode Dr. Baron van Boetselaer
officieel benoeme tot Consul van de Zending
der Geref. Kerken in Nederland;
b. dat zij hem machtige om elke zaak, die
hem opgedragen wordt, overeenkomstig die
opdracht te behartigen
c. dat aan de te benoemen Deputaten op
gedragen worde hiervan kennis te geven aan
Dr. van Boetselaar; en
d. dat zy aan hare te benoemen deputaten
opdragen de regeling van de bijdragen in de
kosten, die aan deze zaak verbonden zijn.
Reeds uit punt b. blijkt, dat deze Zendings
consul (letterlijkraadsman voor de Zending)
zaken moet behartigen in het belang der
Zending. Dit zegt echter nog niet veel, daar
ten slotte ieder gemeentelid in dezen verant
woordelijkheid heeft.
Uit het rapport der commissie voor de Zen
ding op de Synode gaat over dit alles echter
het volgende licht op.
In 1906 zyn er een groot aantal vertegen
woordigers van onderscheidene Zendingsver-
eenigingen en genootschappen uit Neder
land en elders samengekomen te Amsterdam,
om eens te spreken over een officieele verte
genwoordiging by de Regeering van de ver
schillende zendingen en van het Ned. Bijbel
genootschap. Immers de Regeeringen van de
onderscheidene landen hebben conculs of verte
genwoordigers in hoofd- of handelsplaatsen
van andere landen om hun onderdanen raad
te geven en hulp te bieden. Ware zoo iets
niet wenschelyk ook voor de Zending? Zoo
telkens komt de Zendingsarbeid in aanraking
met de Indische Regeering. De Zendelingen,
die geen diplomaten zyn en dus in de politiek
en staatkunde geen opleiding hebben gehad,
staan dan dikwijls voor onoverkomelijke be
zwaren. En zoo meende bovengenoemde ver
gadering, dat het wenschelyk was een geschikt
persoon te benoemen met den titel van Zen
dingsconsul, die zich te Batavia (de hoofdstad
van Ned. O. Indië) moest vestigen en, thuis-
zynde op de kronkelpaden van het diploma
tieke leven, de belangen kan behartigen van
de onderscheidene vereenigingen en genoot
schappen.
Toen is benoemd geworden Dr. Baron van
Boetselaer van Dubbeldameen man allereerst
van adel, wat een niet gering te achten voor
deel is voor een consul; bovendien met uit
stekende gaven voorzien op allerlei gebied,
en eindelijk met een echt warm zendingshart.
De 1. g. Synode meende nu niet beter te kun
nen doen dan dezen broeder te benoemen. Al
onze zendelingen van Java hadden daartoe ge
adviseerd. Het is wel waar, dat hy niet lid
der Geref. Kerk te Batavia is (Baron van Boet
selaar is Hervormd), doch hy staat toch met
ons Gereformeerden, op de basis van dezelfde
belijdenisJezus Christus, en die gekruist.
Onder Gods zegen kan de Zendingsconcul
menige botsing tusschen het Indisch Gouver
nement en de Zending voorkomen, en ook be
zwaren wegruimen, en in vele zaken de broe
ders op 't zendingsveld bijstaan met raad en
daad. God zegene dan ook dezen broeder in
En terwijl Geert God dankte voor de ge
nade aan hem bewezen, sprak de molenaar tot
zyn vrouw
„Dat gaat mis, met Geert!8
„Ja, dat gaat mis,8 herhaalde deze.
„Maar toch hoop ik,8 vervolgde hy, dat „de
Heere hem nog terecht komt te brengen, want
naar den aard der liefde, geloof ik toch, dat
de Heere het goede werk in hem begonnen
heeft. Doch ik weet niet, wat ik nu van hem
moet denken. Maar hy is wat opgewonden,
en als dat weer :eens wat bedaard is, zullen
we weer beter met hem kunnen praten.8,,
„Ja, dan zal het beter gaan,8 herhaalde zyn
vrouw.
Intusschen brak langzamerhand de tyd aan,
dat de gezelschapsmenschen weer by den mo
lenaar zouden komen en zaten er twee te ver
langen om zich eens uit te spreken in dezen
kring. De eene was Geert, die nu ook eens
wilde meedeelen, welke groote genade de Heere
hem bewezen hadde ander was de mole
naar, die eens wilde vertellen hoe hy in ernst
Geert terecht gewezen had.
Nauwelijks was dan ook nog het gezelschap
gezeten of de molenaar sprakLaat ons zingen
„Uit diepten van ellenden
Roep ik met mond en hart,
Tot U die heil kunt zenden i