Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Os. H. W. LftMAH en Os. A. LITTOOIJ.
6e Jaargang.
Vrijdag 19 Maart 1909.
No 39.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az
In het licht van het verleden.
Overgaan.
1B0HIEMEHTSPRUS
per half jaar franco per post .70 cent.
Enkele nummers3 cent.
Drakker-Oitgever
MIDDELBURG.
PRIJS DER AD VERTENTIEN
van 15 regels 80 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
ACHITOFELS VERRAAD.
Zelfs de man mijns vredes, op welken
ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft
de verzenen grootelij ks tegen mij ver
heven.
Ps. 41 10.
Als w\j ergens binnen komen, en wjj mer
ken, dat de huisgenooten juist aan 't bidden
zijn, zullen wjj ons er voor wachten eenigge-
druisch te maken; wij zullen zoo stil zijn, als-
mogelijk is. Wjj zullen dan ook met eerbied
naderen, als wij de binnenkamer van David
binnentreden, waarin hij zijn ziel uitstort voor
zijn God. Zoodra wjj luisteren naar zijn klach
ten, beginnen wij te denken, wat heeft die
man toch een lijden gekend en een smarte
lijke uren in zijn leven gesleten. Het is dui
delijk, dat hij zich destijds in groote moeilijk
heden bevond en dat de wateren der verdruk
king zeer hoog gestegen waren. Wjj krijgen
den indruk, hoe hij door krankte verzwakt
wa§, en er waren velen, die zich niet verstan
delijk jegens hem gedroegen.
David had vele vijanden. Dit verwondert
niet. Hjj was reeds jaren lang koning en
menigeen dacht, dat hij verongelijkt was. Het
was toen, zooals het ook nu nog is. De menschen
zijn in de eeuwen, welke ons van dien tjjd
scheiden, weinig veranderd. In dit opzicht
althans is alles vrijwel bjj hetzelfde gebleven.
Wij willen gelooven, dat David ook weieens
door woorden en daden aanleiding gegeven
had, want wie in woorden niet struikelt, is
een volmaakt man en dit was hij evenmin als
alle anderen, maar toch waren er ook eenigen,
die hem zonder eenige oorzaak gram waren.
En wij durven wel te zéggen, dat niemand
reden had in zijn vijandschap zoover te gaan,
om kwaad van hem te spreken en te verlangen
naar het oogenblik van zijn dood. Hoe don
ker moet het er uitgezien hebben in het hart
van die mannen, die wenschten, dat Davids
naam vergaan mochtZij hadden er zelfs geen
oog voor, welk een uitnemend vorst hjj voor
zijn volk was geweest, dat hjj door zijn dap
perheid en beleid Israël verlost had uit de
hand van allen, die hem haatten. Die ondank
baarheid van zijn tegenstanders maakte zjjn
levensbeker bitter en hjj klaagde dezen nood
aan zjjn God.
Maar bitterder was het nog voor hem, dat
er velen waren, die hem naderden met bedrie-
gelijke lippen. Deze kwamen tot hem, veins
den, dat zij belang stelden in zijn lot, dat zij
deelden in zijn lijden, maar nauwelijks hadden
zij hunne schreden gewend, of zij vertelden al
wat den lijdenden koning kwaad kon doen
bij zijn onderdanen. Op zich zelf was dit reeds
hatelijk en wjj kunnen er inkomen, dat dit
voor David een krenking zijner ziel moest zijn.
Al wat in hem was verzette zich tegen zoo
valsch en snood bedrijf. Hij gruwde van deze
voorgewende vriendschap. Er kwam echter
nog bij, dat hun woord ook zoo schadelijk
werkte. Velen waren er ook toen, die niet
ver zagen en niet doordachten, en derhalve
aich zeer gemakkelijk lieten misleiden. Zij be
grepen niet, dat het valschaards waren, maar
zij oordeelden, dat als de vrienden zoo over
den koning spraken, het zeer zeker ook wel
zoo zoude zijn. En wijl de mensch altijd eerder
geneigd is, het kwade dan het goede te ge
looven, zoo liep dit gerucht met de snelheid
van den wind door het gansche land. Alle
mijne haters mompelen te zamen tegen mij,
zij bedenken 't geen kwaad is, zeggende: Een
Belials stuk kleeft hem aan en hjj lie neder-
ligt zal niet weder opstaan.
Zoo werd de akker des volks toebereid, waar°
op met kwistige hand het zaad des oproers
werd gestrooid en het was te voorzien, dat
het opkomen en vrucht zou dragen. Gij weet,
waarop we hier zinspelen. Absalom was uit
het land der Philistijnen teruggekeerd, woonde
reeds eenige jaren weder te Jeruzalem en was
verzoend met zjjn vader. Dqor zijn schoone
en kloeke gestalte had hjj de bewondering
van zjjn volk opgewekt, zoodat ieder zeggen
mochtwat zou hjj, als hjj eens aan het hoofd
van het volk mocht komen, een flinken indruk
maken. Dat zou een verschjjuing vol majesteit
zyn Daarbjj had hjj door zjjn minzaamheid
en vriendelijkheid het hart van Israël gewon
nen. Elke mond sprak tot zyn lof en ieder
verwachtte van hem de zeldzaamste toewijding.
Ook voor hem leefde zjjn vader te lang en
daarom besloot hy indien het kon, er een
einde aan te maken. In alle stilte deelde hjj
eens mede aan zyn meest vertrouwde vrienden,
wat er in hem omging, en hy vond by hen
bijval. Ja, dat was nu eens recht verstandig en
zjj hechtten hun volle goedkeuring er aan. Zjj
beloofden hem te steunen en sedert dat oogen
blik begonnen zy met kracht te werken en
te werven. De kring breidde zich uit. Mannen
van aanzien sloten zich aan. David was niet
onkundig van deze beweging gebleven. Maar
hy greep niet in. Zijne oude veerkracht scheen
verlamd. Denkelyk bonden zyn vaderliefde en
het levendig besef van zyn schuld hem de
handen. Welk een ljjden was dit voor den
man, die zoolang het welzjjn voor zyn land
gezocht en schier nooit gevraagd had naar
zyn eigen eer en voordeel. Hy zag deze be
weging aangroeien en hjj begreep zeer goed,
waarop zjj uitloopen moest.
De bitterste druppel in dien beker was, dat
de man zjjns vredes, op wien hy vertrouwde
die zyn brood at, de verzenen tegen hem
grootelyks had verheven. Wjj weten, aan
wien hjj dacht. Wy weten niet op welke
wyze Achitofel in aanraking met David ge
komen is. Het vermoeden is uitgesproken,
dat hy de grootvader van Bathseba is geweest
en dat hy op die wyze aan het hof is gekomen.
Het doet er trouwens ook weinig toe, wjjl het
voor ons genoeg is, dat wy verstaan, welk een
gewichtige post hy bekleedde. Hy was een man
van groote gaven en muntte inzonderheid in
staatsmanswjjsheid uit. Hjj was de eerste raads
man des konings. Als er een belangrijke zaak
aan de orde was, werd zjjn raad meestal inge
wonnen. Gewoonlijk gaf zyn gevoelen den
doorslag en handelde de koning daarnaar. David
had zelf een helder oordeel en was bijgevolg
bjj machte om zulk een man op zyn waarde te
schatten en hem op den juisten pry's te waar-
deeren. Hjj gaf hem de plaats welke hem toe
kwam en eerde hem voor de oogen van het
gansehe volk. Hjj noodigde hem gedurig aan
zjjn tafel en toonde hem steeds zjjn hooge achting.
Uit alles blijkt, dat David niet alleen zyne gaven
kende, maar hem ook als een man van karakter
beschouwde, op wien hjj zich volkomen ver
laten kon. Niets hield hy voor hem verborgen,
hy wydde hem in alle geheimen in en hy deed
dit zonder eenige aarzeling. Gedurende 'zjjn
regeering had hjj vele menschen leeren kennen
en hy wist wel, dat velen tegenvielen, maar hjj
had nooit kunnen denken, dat Achitofel hem
ontrouw zou zyn.
Dit gebeurde echter. Achitofel zag, datAb-
saloms aanhang vermeerderde en het scheen
hem toe, dat David by de komende worsteling
het onderspit zou delven. Yerder overwoog hy,
wat er in dit geval voor hem zou overblijven.
Zoolang David in de macht was, had hjj hem
gediend, wjjl er een hooge eere aan verbonden
was, en die eere bij menschen was zyn hoogste
goed, maar wat zou hem kunnen bewegen een
onttroonden vorst trouw te blijven wijl hy
vreesde, dat het dan met al zyn roem uit was.
Boven David en oók boven Absalom ging
hem zyn eer en voor hem was het alleen de
vraag, hoe hij haar het best zou verkrjjgen en
zoodra hy geloofde, dat de toekomst aan den
laatste en niet aan den eerste behoorde was het
beslist en verbond hy zich aan hem, die in zyn
oog de winnef zou zjjn. Hij deed dit niet da
delijk openlijk, hy ging niet naar zyn vorst om
ontslag uit zyn dienst te verzoeken, neen, daar
voor wachtte hy zich wel. Hy wilde zich niet
blootgeven. Wie wist wat er zou kunnen ge
beuren en het was altijd voorzichtig om des
noods ook nog by David te bljjven.
Wanneer ge dit indenkt, kunt ge verstaan,
hoe Davids ziel daaronder geleden moet hebben.
Het was zulk een bittere teleurstelling. Is er
dan nergens trouw en waarheid bjj mensehen
meer? Zyn dan de uitnemendsten bedriegeljjk
en kan men dan niemand, letterlijk niemand
meer vertrouwen Wie vriendschap kan waar-
deeren, wie vrienden trouw op prjjs heeft leeren
stellen, kan eenigermate gevoelen, wat dit voor
David heeft moeten zyn, die behoefte aan vriend
schap en waardeering had. O als zy het hem
ridderljjk gezegd hadden die valschaards, dat
zjj niets meer van hem weten wilden, by had
geweten, waaraan hij zich te houden had, maar
nu omsingelden zy hem, zy loerden op zyn
kroon en op zyn leven en zy deden het onder
het mom van aanhankelijkheid, dit was het, wat
hem zoo bitter klagen deed aan zyn God, die
ook nu nog bleef de Rotssteen van zjjn ver
trouwen.
Wacht u voor de huichelarij en spreek van
uwe naasten, ook van uwe meerderen geen
kwaad. Zjj zouden u eens kunnen aanklagen
bjj Hem, die gewisselyk recht doen zal en ook
al doen zjj niet, toch zal Hjj u voor al deze
dingen in het gericht doen komen.
Botjma
VARIA.
IV".
De overeenkomst, die in 1892 door de Geref.
kerken alhier na veel gebed, gesprek en ge
schrijf is aangegaan, inzake de opleiding van
den dienst des Woords, moet, zal het goed
zyn, in het licht van het verleden, van het
geen overeengekomen is, bezien worden.
De Standaard heeft in dat licht verleden
week in een schoon, ernstig en gewichtig ar
tikel, inzake het traetaat van Berlijn met het
oog op Oostenrjjk-HongaryeBulgarije tegen
over Servië ook gedaan. Het was zoo ernstig,
zoo gewichtig, zoo in het licht van roeping,
van verplichting, ja van het recht dat behoort
te zegevieren bezien, zoodat ik onwillekeurig
dacht aan de overeenkomst te 's Gravenhage
aangegaan en zooeven genoemd. Deze over
eenkomst is gewis niet minder ernstig aange
gaan in deze naar veler en ons inzien gewich
tige zaak. Leest het aangewezen artikel in De
Standaard [en gjj zult met my overtuigd zjjn,
dat het recht behoort te zegevieren en de over
eenkomst moet nageleefd worden. Vooral op
godsdienstig gebied en in godsdienstige aange
legenheden moet wat plechtig in Gods huis en
voor Gods aangezicht is beloofd, gewisselyk
worden nagekomen. Het is diep treurig als
groote mogendheden niet voor anderekleinere
opkomen en zich in de bres stellen, als met
schouder ophalen wordt toegezien en wjjl zjj,
helaas, ook wel wat op hunne rekening heb
ben, gene, al is het ook met eenige afkeuring,
laten begaan. Het is hoogst verdrietig en niet
aangenaam om te leven, wanneer wat recht
is er niet meer door kanniet meer kan wor
den afgegaan, op hetgeen waartoe men zich
gemeenschappelijk en plechtig verbonden heeft.
Men vraagt dan onwillekeurig, vooral in de
zaken des Heeren en die op Zjjn dienst be
trekking hebbenIs er dan geen God, die
leeft, en door Zjjn Geest de harten bewerkt,
om recht en gerechtigheid te doen? Werden
ook op dit gebied, op de overeenkomsten niet
gelet, en die onder allerlei schjjn verbroken,
dan zou toch daarop den zegen Gods niet kun
nen ingewacht worden, maar moest daarover
het ongenoegen Gods zeker worden verwacht.
Voor zulken afloop van dezen hier bedoelden
strjjd beware ons de Heere 1 Dat zou zeker het
allerergste zjjn en velen met mjj het allermeest
leed doen. Men moet het eens trachten te
worden naar het accoord. Hoe eer hoe beter
en hoe liever. Niet het afbreken der eigen
Inrichting', haar bloei en ontwikkeling tegen
houden, dat is, niet rechtstreeks maar zijde
lings, verbreken wat is aangegaan.
Littooij.
Men spreekt van overgaan van deeene kerk
naar de andere, wanneer er twee of meer Geref.
kerken zjjn in één zelfde plaats. Dit mag niet
volgens de bepalingen aangegaan bjj de ver-
eeniging der kerken in 1892, dan om gewich
tige redenen, bjjv. bjj huweljjk, opdat man en
vrouw samen kunnen opgaan en tot ééne ge
meente, ook met de kinderen, zoo de Heere
ze geeft, zouden behooren. Alsmede, indien
men plaatsen heeft, die -ver uit elkaar gelegen
zjjn en dientengevolge het kerkgebouw op
grooten afstand gelegen is van woningen van
leden der gemeente. Om allerlei niets of weinig
beteekenende redenen mag het niet. De over
eengekomen bepaling was, dat daarvoor noodig
was de wederzjjdsche bewilliging der betrok
ken kerkeraden. Vóór ruim een jaar vatte De
Heraut het niet op in de gewone beteekenis,
maar zeide dat van de keuze der lidmaten het
alleenlijk afhing, al waren de beweegredenen
zelfs zondig. Dit nu werd in den breede tegen
gesproken door den redacteur van het Friesch
Kerkblad (Ds. Bouwman), en ook door ons blad
is dit geschied.
Op de classe Axel kwam verleden jaar der
gelijke zaak aan de orde. Te Zaamslag hadden
vier leden der gemeente attestatie gevraagd,
om van de eene plaatselijke kerk naar de an
dere, wier gebouwen dicht bjj elkaar gelegen
zjjn, over te gaan, zonder eenige daarvoor ge
noegzaam bevonden redenen aan te geven. De
aangevraagde attestatiën werden daarom niet
gegeven. De classis stelde den kerkeraad in het
geljjk en keurde zjjn handeling in hoofdzaak
goed. Dat deed ook de Prov. Synode, waar zjj
met protest waren heengegaan. En de Gen.
Synode te Amsterdam heeft noch de een noch
de ander volkomen voldoening gegeven, doch
ze heeft in hoofdzaak den kerkeraad enz. in het
geljjk gesteld en de protesteerende leden hun
zin gegeven, indien zjj bjj hun verlangen bljj
ven volharden. Hierover zal verschillend ge
dacht worden of dit laatste goed was. Het
rapport der commissie, die aan de Synode
adviseerde en wat door haar ten slotte werd
aangenomen, luidt als volgt
.Genoemde broeders protesteeren tegen de
beslissing, genomen door de Particuliere Sy
node van Zeeland.
Zjj verklaren, dat zjj .op grond van de ma
nier, waarop ten jare 1906 aldaar de ineen
smelting der Geref. Kerk-groepen A en B door
leden van de Geref. Kerk A is tegengewerkt
en belet," verlangden .over te gaan van kerk
A naar kerk B, en van den kerkeraad van