Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie YanDs. L. BOUMA, Os. H W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 6e Jaargang. Vrijdag 12 Maart 1909. No. 38. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1BOOEMEITSPBUS Drnkker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az PRIJS DER iDYERTENTIEH T ARIA, In het licht van het verleden. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. TEEKENEN DER TIJDEN. II. Maar hy antwoordde, en zeide tot hen Als het avond geworden is, zegt gij Schoon weder, want de hemel is rood. En des morgens Heden onweder, want de hemel is droevig rood. Gij geveins den het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de teekenen der tijden niet onderscheiden Matth. 16 2, 3. Het geringe verschil in kleur van het avond en morgenrood kenden de tegenstanders van Jezus wel, daarover oordeelden zy en bouwden er hun besluit op zonder eenige weifeling, maar z\j hielden zich, alsof zij de kenmerken der tij den niet wisten. Zjj nemen den schijn aan, alsof zij naar meer licht uitzien, terwijl zij inder daad in de hoogheid huns harten zich aanma tigden om zelf over Gods doen hun vonnis te spreken. Huichelaars waren het, die een rol speelden, welke de hunne niet was en volleerd waren zy in het nabootsen van eiken vorm, welken zy dienstig achtten. Op deze treurige zaak hadden zy zich toegelegd, en daarin had den zy het helaas ver gebraeht. Menigeen liet zich dan ook door hen misleiden, doch Jezus doorzag hun spel en liet zich in den strik niet vangen, dien zy gespreid hadden. Hy stelt hen ons voor oogen, opdat we ons voor dit kwaad wachten zouden en ieder spreekt dan ook schande over hun veinzerij. Waarom handelen velen dan, alsof zij nog nooit van deze zonde vernomen hadden, want ongetwijfeld is het waar, dat er nog altijd zyn, die zich in deze kunst oefenen. Hun gelaat en hun woord zijn geheelstrydig met hun binnenste gedachten en merkwaardige proeven kunnen zy van hun vaardigheid toonen. Die voorgewende houding past niet aan den oprechte van harte. Al ware het mogelijk de eigenlijke bedoeling voor ande ren te verbergen, Eén is er, die ons kent en ons hart doorgrondt. Een ander teeken des tijds, was de inzinking van Davids geslacht, het verval van Israels zelfstandig volksbestaan. Wat was er overge bleven van de heerlijkheid van Davids huis Hoewel in de dagen der Makkabeeën het na tionale leven weer met kracht ontwaakt was, toch had Davids huis zich niet uit zyn ver nedering verheven, niet één van zyn nakome lingen had meer op zyn troon, die nog altijd in 't stof vertreden lag, gezeten. Dat machtige huis, hetwelk in Davids en Salomo's dagen de oogen van de omliggende volkeren op zich ge vestigd had, was verdwenen en niemand bijna wist het meer aan te wijzen. Was dit niet een duidelijk teeken, dat Hy komen moest, die uit de lendenen van David, den Heere een huis bouwen zou, 'twelk nooit meer vergaan zou. En wat heeft die worsteling onder de Makka beeën uitgewerkt? O, het was een heerlijke vrucht geweest, dat het volk het Syrische juk van den sehouder geworpen en het verbroken had, doch was het daarna niet gekomen onder de nakomelingen van Edom en van de Romei- men. De Herodessen en nog meer de heerschers van Rome dringen hun wil aan Israël op, en ontnamen hun al meer hun vrijheid en wat er nog overgebleven was van hunne zelfstandig heid. En wisten deze mannen het niet, was het hun geen doorn in 't oog, toornden zyin stilte niet tegen de inkrimping van Israëls macht, en zouden zy niet te wapen vliegen om deze vreemdelingen te verjagen, wanneer iemand opstond, in wien zy vertrouwen konden stellen, die hen opriep tot den strijd voor altaren en haardsteden Of zy het wisten en ook wel, dat de Profeet Jesaja aan den ongeloovigen koning Achaz gezegd had, dat God juist in dien tyd de verlossing zou geven. Zij kenden het woord zie, een maagd zal zwanger' worden en een Zoon baren en men zal Hem noemen Imma- nuël, God met ons. Was dat niet duidelijk Was dat niet duidelijker, dan het verschil in tint van de roode kleur des hemels? Aan de profetieën van Daniël hebben den kelijk deze mannen ook gedacht, toen zy een teeken uit den hemel eischten, maar hadden zij dan niet gelezen dien droom van den Ko ning Nebucadnezar en de uitlegging over dat beeld, door den'profeet gegeven en waren zy dan geheel onkundig met dat visioen over de wereldrijken, 't welk Daniël zelf had ontvangen? Ieder onderwezen Israëliet wist zeker, dat de steen rollende van den berg het kolossale beeld treffen zou, niet aan het hoofd, of aan den borst, of aan de dyen, maar bepaaldelijk aan de voeten en bleek daaruit niet duidelyk, dat het Koninkrijk der hemelen onder Israël gevestigd zou worden tijdens de vierde wereld heerschappij. Er behoefde alzoo geen twijfel of onzekerheid te bestaan, wat dan ook niet het geval was, want het gansche volk leefde in de verwachting, dat de verlossing aanstaande was. Het zy verre, dat deze mannen uit on kunde dwaalden, zelf wisten zy zeer goed, dat de tyd in de profetie nauwkeurig bepaald ver schenen was, maar zy hadden zich een geheel andere voorstelling van het heil gevormd, dat de Messiaansche eeuw brengen zou, dan Je zus bewerkte en wyl zy zich op hun eigen inzicht verlieten en hun eigen voorstelling juist achtten, wilden zy in Hem den Beloofde niet begroeten. De verschijnselen van het weder sloegen zy zorgvuldig gade, maar voor de teekenen der tijden hadden zy geen oog. Opdat zy niet te verontschuldigen zouden zyn, had God, Johannes vooraf gezonden, die het zoo duidelijk en krachtig uitgesproken had, dat Jezus het Lam Gods was, dat de zonde der wereld wegnemen zou. Die prediking van den Boetgezant had luide geklonken, zoodat het gansche volk in beweging geraakt was. Dit wisten de leidslieden, zy waren zelf ge komen om den Dooper te beproeven en on willekeurig waren zy onder den machtigen indruk van zyn woord gekomen. Was dit geen merkwaardig teeken des tijds geweest en hadden zy niet moeten denken aan de uitspraak van den laatsten profeet Maleachi Maar hun onwil was te groot en hun opzettelijke blind heid te sterk, dan dat zy zich konden onder werpen aan den eisch van waarachtige be keering. Zy waren de leidslieden en daarom wilden zy de leiding van Johannes niet aan vaarden zy waren de wachters op Sions mu ren en daarom zouden zy wel uitmaken, wat nuttig of verwerpelijk was zy waren de leeraars en daarom kon het nooit hunne taak zyn zich aan de voeten van anderen neer te zetten om onderwijs te ontvangen, zy moesten beoordeelen, wat waar en niet waar was. De hoogheid van hun hart heeft hen bedrogen en in de strik ken van hun eigen trotschheid zyn zy ge vangen. Hadden zy nu nog maar geluisterd. Jezus heeft het hun zoo duidelyk aangewezen. Hun geveinsdheid stond hen in den weg om de plaag van hun hart te zien. Maar zy hebben geen voordeel getrokken van deze ernstige bestraffing. Heengegaan zyn zy met de ge dachte, dat Hy onmachtig was aan hun ver langen te voldoen en zy hebben elkander in hun boosheid gesterkt. Nemen wy het ter harte. Doe het oog open voor de teekenenen ook van onzen tyd. Ver sta, wat er omgaat by uw volk. Zie ook in zonderheid op wat van de voorzienigheid ons blykt, opdat gij uwe plaats en uwe taak moogt kennen, en opdat gij u in alles houden moogt aan den wil des Heeren. Bouma. UI. Hoewel de Nederd. Gereformeerden even beslist als de Chr. Geref. hunne voorwaarden hadden, zonder inwilliging waarvan het eerst de vereeniging niet kon doorgaan, zelfs moes ten deze, hunne voorwaarden, eenig en alleen doorgaan. Daar nu wilden de Chr. Geref. Sy noden te Leeuwarden, Assen en Kampen vol strekt niet aan. Ik herinner my levendig, dat Mr. Cappeyne van de Capello, tot wien de De- putaten ds. Donner en my hadden gezonden om advies over erkenning enz., verontwaardigd uitroep dat is de stoutste zet, dat een andere Vereeniging, die niet van hunne of uwe gein- stitueerde Kerken is, dus tot geen van de con- traeteerende partijen behoort, er tusschen in geschoven wordt en de voornaamste plaats ont vangt, hoewel schier niet genoemd. Gelijk ge zegd is wilden wy ze beiden een eervolle, aan haar toekomende plaats geven. Ook over de eerste voorwaarde door de Chr. Geref. Synode te Kampen gesteld, welke Synode de voortzetting was van die te Assen gehouden, hebben we in ons vorig stuk zeer kort geschre ven. Daarom kom ik ook daarop terug en wenseh er thans ter verduidelijking nog iets by te voe gen. Ik wensch n. l. de vraag nog te beant woorden Waarom waren de Chr. Geref. het in betrekking tot deze voorwaarde niet eens Dit zullen de lezers begrijpen, als we hun het volgende zeggen. De Nederduitseh Geref. toch gingen van de gedachte uit en wilden gaarne, dat ook wy dat doen zouden, dat de Chr. Ge ref. eerst „Afgescheidenen" geheeten, buiten de historische Kerk hadden gestaan. En dit wilde de meerderheid der Chr. Geref. voor geen prijs erkennen ©n beamen. Zy geloofden vast en zeker, dat ze sinds '84 zich als de ware, historische kerk van Christus (volgens woord en belijdenis) hadden geopenbaard. Dit nu geloofde dr. Bavinck en de andere broederen, die in het stellen dezer voorwaarde met het eerste amendement Beuker-Littooy niet meegingen, insgelijks. Daarover was en is tusschen de Chr. Geref. geen verschil, doch zij die het amendement stelden en er mee mee gingen, zooals bijv. ds. Donner te Leiden, Prof. Lindeboom, ds. J. van Andel en zoovelen als dit hebben gedaan, zagen daarin, volgens hun spreken, ten le miskenning van het gewicht- volle, beteekenisvolle en vaak bange werk der vaderenten 2e wat nog meer zegt, ook mis kenning van het werk Gods en van de genade, die Hy ovengenoemde vaderen heeft verleend. Dat was de reden, hoe gaarne ze ook wilden en de hereeniging begeerden, dat ze het in dienen van dit amendement niet konden nala ten en alzoo het staan op deze voorwaarde moesten handhaven. De minderheid, dr. Bavinck c. s., beweerde insgelijks, dat we tot de Christelijk historische Kerken hebben behoord en behooren, of dit erkend wordt ja dan neendewijl al de ken merken, volgens de belijdenis, aanwezig waren. Daarom hadden zy er geen behoefte aan, dat de Nederduitseh Geref. dit zouden uitspreken. In betrekking tot dit amendement en deze voor waarde was er dus geen verschil en toch o. i. nog wel belangrijk verschil. Hier stond eigenlijk ook nog mede in ver band, dat vele Chr Gereformeerden te dezen opzichte het omgekeerde wilden van hetgeen we gezegd hebben, dat de Nederduitseh Geref. van de Chr. Geref. begeerden. Zy gingen ver der en trokken de lyn nog door, bewerende, dat zy het juk moesten afwerpen, met het ge nootschap breken en zich bij onze Kerken be hoorden te voegen om weer tot de historische, geinstitueerde Kerken te behooren. Het waren enkelingen, die dit eischten. De groote meerderheid der Chr. Geref. erkende, dat er van de Kerke Christi nog honderden en duizenden leefden in het Genootschap, dus waren, waar ze niet konden en mochten zyn. Ze hebben zich verheugd en mede God ge dankt, dat zy de strikken gebroken hebben, het juk zyn ontkomen en in de vrijheid, naar het Woord, zyn gekomen. Ze konden hen dan ook als „ontkomene Kerken" erkennen en met blijdschap en dankzegging aan God aan nemen. Dus zy wilden, zooals gezegd is, elkanderals tot de historische Kerken Gods behoorende, er kennen en aannemen. In betrekking tot deze eerste voorwaarde is het dan ook dien overeen komstig gegaan en daarover is sinds lang zelfs op zyn best meer sprake van. Langer hoe meer zyn de broeders van '86 als wy gaan gelooven. Dat thans nog velen, zoowel als in '34 in het Genootschap zitten en zuchten onder onge hoorde en ongoddelijke banden, die zy verbre ken moeten en verbreken zullen, als ze om genade smeeken en van den Heere verkrijgen om Hem gehoorzaam te zyn en den Zoon van God als hun Heere en Koning te erkennen. De Heere is blijkbaar veel goedertieren er, ge nadiger en weldadiger dan wy waren èn die tot '34, èn die tot '86 hebben behoord. Hoe langer hoe meer blykt het toch, dat moeten en willen wy erkennen, dat èn de eerste èn de laatstgenoemden veel te harde, te ongoedertierene gedachten hebben gehad. Wy hebben getoond niet te weten van hoe- danigen geest wy waren en zyn. De Heere heeft reeds getoond en toont sinds '34 en '86 nog, dat Zyne goedertierenheden en barm hartigheden roemen tegen het oordeel. We zien dat nu langer hoe meer in, zoowel de zes en tachtigers als de vier en dertigers, het geeft dan ook stof tot belijdenis, erkentenis en tot ootmoedige dankzegging. Voorts moeten we ter verduidelijking van hetgeen we reeds schreven ook nog opmer ken dat het niemand ontgaan mag, ja dat daar op gelet en meegerekend moet worden", dat tegen wetenschappelijke en universitaire opleiding met het oog op den dienst des Woords geene van de meelevende, vroegere Chr. Geref. bezwaren maakten of iets tegen inbrachten. Er is wel over gesproken en geschreven als of zy dat waren, doch dat is zoo nieten het bewys daarvoor kan mitsdien ook niet gele verd worden. Neen, dat was en is de quaestie niet. Over het algemeen, in elk geval de mee- levenden der „Afgescheidenen" behoorden nooit tot degenen die eene universitaire of weten schappelijke opleiding schuwden of afkeurden. Dat hebben helaas, in massa wèl de zooge- naamden, abusievelijk genoemden oud-gere formeerden gedaan. Goed, wetenschappelijk onderlegden voor den dienst des Woords zyn by de afgescheidenen gewild. De eerste en niet minst geachte leeraren hadden zelve eene universitaire, wetenschap pelijke opleiding genoten, zooalc prof. v. Vel- zen, prof. Brummelkamp, ds. Meerburg, Schol ten, van Raalte enz. Maar wel hadden zy het gevaarlijke van landsacademiën kunnen inzien en hebben het ervaren. In no. 44 van De Bazuin haalt professor Bouwman aan hetgeen dr. Kuyper in De Heraut en ds. Sikkel in Hollandia schreef, hetwelk luidt: „Universitaire Theologische vorming onder goed verband met de kerken is naar onze overtuiging allereerst noodig voor eene goede opleiding. De meer speciale vor-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 1