Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie ?anDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAH en Ds. A. LITTOOIJ.
6e Jaargang.
Vrijdag 5 Maart 1909.
No. 37.
Drukker-Oitgever
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABOHNEHENTSPBUS
A. D. LITTOOIJ Az
PRIJS DER AD 7 ERTENTIEN
YABIA,
In het licht van het verleden.
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers,3 eent.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
TEEKENEN DER TIJDEN.
I.
Maar hij antwoordde, en zeide tot hen
Als het avond geworden is, zegt gij
Schoon weder, want de hemel is rood.
En des morgens Heden on weder, want
de hemel is droevig rood. Gij geveins
den 1 het aanschijn des hemels weet gij
wel te onderscheiden, en kunt gij de
teekenen der tijden niet onderscheiden
Matth. 16 2, 3.
Wij hebben niet overdreven, toen we den
eiseh, door de Pharizeeën en Sadduceeën aan
Jezus gesteld, onredelijke noemden. Hoe dui
delijk blijkt dit ook uit de wijze, waarop Jezus
hen aanhoorde. Marcus deelt ons mede, dat
Hij zwaarlijk zuchtende in Zijn gee^t, zeide:
wat begeert dit geslacht een teeken Hij ont
roerde derhalve, want Hij begreep dadelijk op
welken weg deze leidslieden Zijns volks wan
delden, en waartoe het leiden moest. Duide
lijk zag Hij, hoe deze eisch bij hen ontstaan
was, en Hij wist, dat zulke mannen er nooit
toe komen zouden om zich te onderwerpen
aan de heldere roepstem, die van 's Heeren
wege tot hen gekomen was. Zijn gansehe ziel
kwam in beweging tegen den onwil, welke
thans bij hen aan het licht getreden was en
Hij begreep, dat een vergadering, welke tot
zulk een besluit gekomen was, licht zou vol
harden bij den tegenstand', welke zij Hem bood.
Het was niet de opwelling van een oogenblik,
maar de vrucht van langdurige overweging
en beraadslaging, en het vloeide niet voort uit
de begeerte om zekerheid te verkrijgen, maar
om Hem tegen te werken en Zijn invloed te
breken. Voor Zijn oog opende zich de afgrond,
waarheen deze aanzienlijken hun schreden
richtten en voor Hem stond het vast, dat het
gansehe volk hun heilloos spoor zou volgen.
En zou Hem dit niet smarten, en Hem tot in
de diepte van Zijn leven ontroeren Waar
lijk Jezus heeft nooit met een ongevoelig
hart het kunnen aanzien, wanneer de mensch
zich in zijn eigen moedwillige blindheid ver
derft en dat doet Hij nog niet. Het is voor
Hem geen vreugde, als gij U van Hem af
keert en niet luistert naar Zijn duidelijke en
krachtige waarschuwing, maar wel, als gij U
tot Hem wendt en uw heil zoekt bij Hem.
Het antwoord dat Jezus geeft, is kras, maar
geheel verdiend, het is helder als glas en als
nog iets bij machte is om hen tot nadenken
te stemmen, dan is het dit. Hij bezigt een
vergelijking welke zij gemakkelijk kunnen ver
staan. B\j ons wordt veel over het weer ge
sproken. Dit is niet vreemd ook. Allen hebben
er belang bij en het biedt een terrein aan,
waarop men elkander ontmoeten kan. Nu is
het wel waar, dat de afwisseling van het weer
in ons land grooter is, dan in Kanaan, maar
het blijkt reeds uit het antwoord van Jezus
genoegzaam, dat het daar toch ook voorkwam.
Ieder deed er als hier een weinig aan weer
kennis. Als 's avonds bij het nederdalen der
zon de hemel helder rood was, als in vuur stond,
dan zeiden ook de Pharizeeën en Sadduceeën,
het zal een schoone dag geven en zij legden
zich vergenoegd ter ruste. Maar als zij bij
't ontwaken in den vroegen morgen merkten,
dat de hemel dof, somber rood was, dan dachten
zij, er komt vandaag storm en onweer. Op
het gelaat des hemels gaven zij bijgevolg aeht,
en daf veroordeelt de Heiland niet, het was
goed. Een mensch mag wel op dergelijke ver
schijnselen letten, wijl er iets voor hem uit te
leeren valt. Sommigen vooral onze landlie
den en onze varensgezellen hebben door
langdurige ervaring en nauwkeurige oplettend
heid het nog al ver in die kennis gebracht.
Neen, daarover berispt Jezus zijne tegenstan
ders niet, maar wel hierover, dat zij de teeke
nen der tijden niet wisten te onderscheiden. In
't een waren zij schrander en in 't ander zoo
onkundig.
Was deze berisping verdiend Die vraag
moeten we even onder de oogen zien, want het
zou kunnen zijn, dat het een veel duidelijker
was dan het ander, dat men veel gemakkelijker
de weersgesteldheid kon beoordeelen, dan de
teekenen der tijden en in dit geval zou men
een verontschuldiging kunnen aanvoeren voor
deze mannen. Wij zullen zien wat hier van
aan is. Elke eeuw heeft haar eigen verschijn
selen en nu is wel een eisch, die men billijk
aan ieder stellen mag en inzonderheid aan hen,
die anderen leiden willen, dat zij thuis zullen
zijn in den tijd, waarin zij leven. Hoe zal men
aan anderen den weg wijzen langs welken zjj
voortwandelen moeten, indien men zelf een
vreemdeling is in de dagen, welke men beleeft.
De vragen,welke onze eeuw stelt aan den mensch,
zijn andere dan die aan de orde waren in een
vroeger tijdperk en verschillen ook van die welke
aan hen, die na ons komen zullen, gedaan
zullen worden. Bovendien is het een tijdperk
gewichtiger voor het menscheljjk leven dan
het ander. Hoe grooter de beteekenis is, welke
een periode voor de geschiedenis heeft, des te
duidelijker zullen hare kenmerken zijn. Dit is
voor ieder die meeleeft en opmerkzaam de gang
der zaken beschouwt, overvloedig duidelijk. Een
tijdperk als dat van de revolutie ontstaat
niet eensklaps, het heeft zijn voorboden welke
het aankondigen, het heeft zijn verschijnselen
waaraan het gekend wordt en het heeft zijn
gevolgen, die van lieverlede te voorschijn komen.
Elke kenner van de historie zal dan ook dadelijk
zeggen, waardoor het zich onderscheidt van
elk ander tijdperk in het verleden. Het ligt
dus voor de hand, om vast te stellen, dat de
tijd, waarin de Christus verscheen en die door
den Apostel genoemd wordt de volheid des
tijds, ook zijn teekenen had, waaruit ieder kon
weten, dat hij aangebroken was. Wij zullen
ons slechts tot enkele zeer duidelijk sprekende
bepalen. Sedert de ballingschap had zich de
Israëlitische godsdienst ver buiten de grenzen
van Kanaan verbreid.
Het Oude Testamant was uit de Hebreeuw-
sehe in de Grieksche taal, die alom verstaaan
werd, overgezet. In alle landen schier hadden
de Joden Synagogen gebouwd, waarin op eiken
Sabbath de wet en de profeten gelezen en ver
klaard werden en tot deze vergaderingen kwa
men ook vele heidenen, die tot het inzicht ge
komen waren dat de afgoderij ijdel en de God
van Abraham de eenige, levende God was,
groot van raad en machtig van daad. De ver
wachting, dat de Messias komen zou ontwaakte
alom met kracht en deed uitzien naar de ure,
waarin de oude belofte in vervulling zou gaan.
Er ging een adem des levens door alle landen,
die er op wees dat er groote en nieuwe tijden
aanstaande waren. Het bestaande was oud en
verouderd en wachtte blijkbaar op een groote
verandering, welke weldra komen zou. Dat
iemand, die ver van Jeruzalem in een afgele
gen dorp of een eenzaam gehucht daarvan
niet wist, was nog te verstaan, maar dat deze
mannen, die in de hoofdstad woonden, die op
elk feest volksgenooten ontmoetten, die uit
verre landen gekomen waren om te aanbidden
en die mededeeling deden van wat in hun
omgeving omging, dat leden van den grooten
raad, die in betrekking stond tot het geheele
volk, Wüar het ook verstrooid was, daarvan
niets hadden gemerkt, dit moest in denkbaar
geacht worden. Die toenadering van vele
heidenen wees zij niet duidelijk" aan, dat de
dagen naderden, waarin zij komen zouden van
het Oosten en Westen om deel te hebben aan
de erfenis van Abraham. Wel mocht Jezus
het hun verwijten, dat zij die het heldere rood
aan den avondhemel begroetten als een voor
bode van schoonweder, geen oog bleken te
hebben voor de beweging onder de volken.
O, het is treurig, wanneer de mensch beter
thuis is in de verschijnselen, die het weer aan
kondigen dan in de teekenen, welk een groot
tijdperk kenmerken.
Het profetisch woord was een licht, dat
scheen in de duistere plaats, en dat wierp in
die dagen zijn stralen op al deze gebeurte
nissen. Eenvoudigen als Simeon en Hanna
waren wel bij machte geweest, om de teekenen
der tijden te onderscheiden, maar de mannen,
die zoo hoog boven het volk meenden te staan
en zoo uitnemend de godspraken dachten te
kennen, kwamen met den eisch om een teeken
van den hemel. Het was geen onkunde, die
het hun onmogelijk maakte te zien, wat ieder
een in 't oog moest vallenopzettelijke ver
blinding was het, die hen verhinderde in Je
zus de hope Israëls te herkennen. Zij wendden
voor, dat zij Hem wel zouden willen huldigen,
als zij het maar konden en durfden, doch zij
begrepen niet, dat Hij hun geveinsdheid door
zag. Zoo gaat het nog. Er zijn zoovelen, die
zich houden, dat zij wel graag Jézus zouden
willen eeren en aannemen, maar die er toch
niet toekomen, omdat het hun naar zjj voor
geven aan licht ontbreekt. Een voorwendsel.
Iets anders is het niet. Hun onwil staat hun
in den weg. Zij weigeren zich aan Hem over
te geven, wijl zij hun eigen voorstelling en
plaats, hun eigen eer en roem te lief hebben.
In alle andere dingen geven zij blijk van een
goed verstand, over allerlei verschijnselen
kunnen zij wel oordeelen, doch zoodra het den
Christus geldt, verschuilen zjj zich achter hun
weinig inzicht en de onzekerheid, waarin zij
verkeeren. Dat zijn zij, die nog altijd een
teeken vzn den hemel begeeren maar aan wie
geen ander teeken gegeven wordt dan dat van
Jona, den profeet.
Bouma.
II.
Een jaar na de Synode te 's Gravenhage,
waarvan we verleden week gesproken hebben,
en waarop voorloopig de vereeniging der Ker
ken heeft plaats gehad, kwamen in 1892 te
Amsterdam de Synoden der beide Kerkengroe
pen voor het laatst saam. Ze vergaderden
eerst ieder afzonderlijk, en daar de beide Sy
noden, hetgeen te 's Gravenhage overeenge
komen was, goedkeurden, werd in gemeen
schappelijke zitting, de groote, heugelijke ge-,
beurtenis, de vereeniging der Kerken, een
feit. De naam, waaronder de beide Kerken
groepen dusver bekend waren, legden zij af
en namen, hereenigd, saam den naam aan van
De Gereformeerde Kerken. De Regeering
des lands heeft, ten spjjt van „vele Hervorm
den", ons onder dien naam willen aannemen
en erkennen. Alzoo zijn we algemeen onder
dezen naam, die de aloude is en ons toekomt,
officieel bekend geworden. Daaraan was in het
eerst, in 1834 en ook nog in 1886 geen denken
aan, dat de regeering dit doen wilde.
Ook zijn de voorwaarden, gelijk gezegd is,
te 's Gravenhage ingewilligd, waarover wij in
betrekking tot de Chr. Geref. Kerken de vorige
maal spraken en waarvan zij op hunne Synode,
wat hare groote meerderheid betreft, naar hare
overtuiging niet konden noch mochten afgaan,
en waarvan ook de Nederduitsche Geref. Ker
ken, vroeger ook officieel als Synode, bijv. te
Utrecht, zeiden dat zij ze niet konden, noch
mochten inwilligen, en waarop daarom de ver
eeniging. der Kerken tot dien tijd was afge
sprongen. Deze voorwaarden nu waren twee,
zooals zij, die meegeleefd hebben, weten, n.l.
lo. dat ook de Chr. Gereformeerden, zoowel
als de Nederd. Geref. Kerken, van 1834 Kerken
zijn geweest, ja tot de historische Kerken van
onzen Heere Jezus Christus hebben behoord,
dat we dus wederzijds elkaar alszoodanig aan
nemen en erkennen zouden.
Dus dat wij wederzijds aannemen en erken
nen moesten, dat de historische lijn van de
Kerken Christi loopt zoowel over de Christeljjk
Gereformeerde Kerken als over de van het
Synodale juk bevrijdde Nederd. Geref. Kerken.
Ten tweede, dat de vereenigde Kerken een
eigen opleiding zouden hebben en behouden
voor den dienst des Woords, tenminste wat
de godgeleerde vorming betreft. Doch de be
doeling van deze voorwaarde was niet, dat al
de predikanten der vereenigde Kerken aan de
„eigene Inrichting" der gemeenschappelijke
Kerken hunne opleiding en vorming ontvangen
moesten, want ontegenzeggelijk werd met het
oog op de studie der Vrije Universiteit te Am
sterdam, let wel, op de Synode der Chr. Geref.
Kerken te Kampen het voorstel gedaan en
aangenomen, dat de studie aldaar, ja dat in
het algemeen de vrije studie, ten behoeve van
de dienaren des Woords onzer Kerken, ook kon
en mocht plaats hebben. Beide deze voorwaarden
warenmet het aangenomen amendement-Littooy,
gewisséli/jk bij beide Kerkengroepen conditio sine
qua non (voorwaarden zonder welke niet.)
Daar is geen denken aan, dat althans toen,
een van de beide Kerkengroepen, zonder in
williging dezer ovengenoemde voorwaarden,
gewis, zoowel van de eene als van de andere
zijde, bereid zouden geweest zijn om tot her
eeniging over te gaan.
Maar, zooals ik verleden week gezegd heb,
was deze inwilliging der voorwaarden noodig
en de hereeniging ook tot rijken zegen. Zonder
deze hereeniging toch liepen we groot gevaar
onze krachten in den strijd tegenover elkan
der te verteren, en we moesten haar gebruiken
tot eer van God, tot sterking en uitbreiding
van de zaak des Heeren.
Wie zal het zeggen, hoeveel schade daaraan,
zelfs na de hereeniging, de opleidingsquaestie
nog gedaan heeft. Daarom was het o zoo wen-
schelijk, haar uit den weg te ruimen. Doch,
voor en boven alles is het wenschelijk, dat dit
wederzijds en algemeen en zoo plechtig aan-
genomene nagekomen en daarin zeker zooals
dr. Kuyper Sr. eens zeide de eerste vijf en twintig
jaren geen verandering gebracht worde of, zoo
als prof. Rutgers gezegd heeft, dat we ons niet ge
bonden hebben door de wederzijdsche voorwaar
den voor altoos, maar dat we dit wèl gedaan
hebben, als trouwe en eerlijke mannen, zoolang
er nog zoovelen voor deze voorwaarden zijn, als
er waren, toen dit heilig accoord is aangegaan.
Zelfs onder geen schijn moeten we daarvan
afgaan. Wat na zooveel jaren en zooveel strijd
tenslotte overeengekomen is, en waarvan weder
zijds niet afgegaan werd, en waarvan ieder
meende dat niet kan en mag afgegaan worden.
Ditmoetovereenkouistigde belofte gerespecteerd
en nageleefd worden. Het moet te dezen op
zichte ons om geen schjju, d. i. om geen meer
derheid te doen zijn. In vertrouwen op elkanders
woord als Christenen, gingen wij deze heilige
verbintenis, als Kerken Gods, aan. Immers,
vóór wij haar aangingen, is door anderen en
door mij in de Deputatenvergaderingen, daarna
op de Synode en in geschrifte meer dan een
maal gezegd, dat de Nederd. Geref. zoodra wij
vereenigd waren, aanstonds de meerderheid
hadden en dus met stemmenmeerderheid den
gang der zaken in betrekking tot de twee be
sprokene voorwaarden naar hunne inzichten