Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie van: Ds. L. BOUMA, Ds. H. W. LAHAH en Ds. A. LITTOOIJ.
6e Jaargang.
Vrijdag 26 Februari 1909.
No. 36.
UIT HET WOORDe
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az
In het lieht van het verleden.
iROHIEHEITSPRIJS
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers8 cent.
Drakker-Uitgever
MIDDELBURG.
PRIJS DER ID YERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
EEN ONREDELIJKE EISCH.
En de Farizeën en de Sadduceën tot
Hem gekomen zijnde, en Hem verzoe
kende, begeerden van Hem, dat Hij hun
•en teeken uit den hemel zou toonen.
Matth. XVI 1.
Het is ons duidelijk geworden, hoe deze Fa-
rizeërs en Sadduceërs die anders elkander be
streden, bij elkander gekomen waren en zich
vereenigd hadden om den Rabbi van Nazareth
in verlegenheid te breDgen. Zy waren de leids
lieden des volks, zij moesten waken over de
kudde hun toebetrouwd en zij wilden al het
mogelijke doen om het volk voor de 1 er van
Jezus te waarschuwen. Welke verschillen zij
onderling ook hadden en hoe hevig zij elkan
ders invloed ook ondermijnden, toch wilden zij,
dat niemand het gezag van Mozes zou aantas
ten. Zij zaten op den stoel van den grooten
Wetgever aangewezen om te beoordeelen, wat
goed en schadelijk was, en nu ging het toch
niet op, om de beweging, door Jezus prediking
en wonderen in 't leven geroepen, stil haar
gang te laten gaan en lijdelijk toe te zien, dat
de scharen dagelijks naar Zijn woord luister
den. Waartoe zou dit leiden? Het werd hun
telkens helderder. Naarmate de invloed van
dezen Prediker wies, naar die mate nam de
hunne af, en wanneer dit zoo voortging, zou
Hij eindelijk hen geheel van alle macht en
gezag berooven. Dit konden, dit mochten zij
niet dulden,, want zij waren nu eenmaal de
mannen, die de volle verantwoordelijkheid droe
gen. Die menigte wist niet nauwkeurig te on
derscheiden en lieten zich gemakkelijk op een
verkeerden weg leiden.
Zjj kwamen tot Jezus met het doel om Hem
te verzoeken. Wij kennen de beteekenis van
die uitdrukking. Zy hebben geen inlichting
noodig. Yoor hen staat het vast, dat Jezus een
misleider van het volk is. Zij moeten echter
met schrander beleid handelen, wijl Hy onte
genzeggelijk de gave bezit om een machtigen
indruk te maken. Daarom hebben zy alles van
te voren gewikt en gewogen. Wat zal het hun
•en hoofdbreken gekost hebben. Maar eindelijk
zyn zij gereed. Hoe gevat Hy ook moge zyn,
Hij zal hun thans niet ontkomen. Zie daar
komen zy aan, zy naderen al meer en meer,
nu zyn zy in Zijne nabijheid, weldra omringen
zy Hem van alle zijden. Ook de schare geraakt
in spanning, wijl zy begrijpt, dat het wel op
een warmen strijd zal uitloopen. En daar houdt
zij van en zy ziet vol verlangen uit naar wat
het heden geven zal. Zy hebben reeds menig
treffend oogenblik beleefd en zy rekenen er
vast op, dat het ook nu weer komen zal. Liefst
willen zy geen woord verliezen, en daarom
dringen zy steeds dichter samen en honden
als 't ware den adem in. Aller oog richt zich
op Jezus en zy verwonderen zich ook thans
over Hem. Hy staat daar in 't midden kalm
als altijd, Zyn oog is helder en verraadt geen
onrust, Zyn gelaat weerspiegelt den vrede van
zyn hart.
De gezanten vragen het woord en verkrijgen
het. Wy wilden, zeggen zy, dat Gy ons een
teeken uit den hemel toont. Misschien verstaat
ge niet aanstonds, wat zij verlangen, want Jezus
heeft reeds menig wonder gedaan. Uit de be
zetenen heeft Hy de duivelen gebannen en aan
duizenden heeft Hy in de woestijn spijze ge
geven, doordien Hij de weinige brooden, welke
er waren, vermenigvuldigd heelt. Als die Fa-
rizeëu en Sadduceën dit niet geweten hadden,
zoudt ge het nog kunnen verklaren, maar daar
mede waren zy genoegzaam op de hoogte.
Was dit dan nog niet genoeg? Om een ant
woord te vinden moeten we ons een zuivere
voorstelling maken van hunne gedachten. De
Sadduceeën geloofden niet aan geesten en der
halve ook niet aan het bestaan van duivelen.
Hoe zij precies over de bezetenen dachten, weten
wy niet, maar wel dat zy zich niet gemengd
hadden in den strijd, ontstaan over de vraag,
door welke macht Jezus de duivelen uitwierp.
Dit hadden zy de Pharizeeën laten uitvechten
Dit ging hun niet aan. Daarover maakten zy
zich niet warm. Yoor hen had zulk een ge
nezing dan ook geen beteekenis. Het oordeel
van de Pharizeeën over dergelijke wonderen
kennen we. Zy erkenden wel, dat Jezus macht
over de duivelen had, maar schreven het toe.
aan de gemeenschap, waarin Hy tot de onreine
geesten stond. En denkelijk verklaarden zy
de overige wonderen op dezelfde wyze. Die
spijziging in de woestijn had voor hen geen
waarde, want daar was de woonplaats der
duivelen en het viel Jezus niet bezwaarlijk om
op zulke afgelegen plaatsen de scharen te be-
tooveren. Daarom eischen zy een teeken uit
den hemel.
Het lykt me toe, dat we wel in hun voor
stelling kunnen komen. De groote gebeurte
nis der O. Testaments was de wetgeving op
den Sinaï en de persoonlijkheid, die alle an
deren in de schaduw stelde, was Mozes. Onder
de vreeselyke teekenen van bliksem en donder
was de wet gegeven en God zelf had uit den
hemel tot Israël gesproken. Daaraan denken
de tegenstanders en een dergelijk teeken willen
zy hebben. Later had Mozes veertig jaren
lang aan het volk manna uit den hemel ge
geven, en daarmede had hy zyne zending be
krachtigd. Als Jezus nu wilde hebben, dat
zy Hem als een gezant des Heeren zouden
eerbiedigen, dan was Hy ook verplicht om
even duidelijk zyn lastbrieven te toonen. Te
meer meenden zy hierop aanspraak te kunnen
maken, omdat Hy naar 'fc scheen zich de hulde
van een groot profeet liet brengen en het
soms den indrukt maakte, dat Hy niet onge
negen was alsMessias geëerbiedigd te worden.
In dit geval hadden zy ten volle recht, want
de profetiën openden zulk een uitzicht. Im
mers Daniël had gezien, dat er één komen
zou met de wolken des hemels, als eens men-
schen Zoon en dat By komen zou tot den
Oude van dagen. En dit was toch van den
Messias gezegd. Bovendien zou de Heere won-
derteekenen geven in den hemel en op de
aardebloed, vuur en rookpilaren en de zon
zou veranderd worden in duisternis en de
maan in bloed, eer dat die groote en door
luchtige dag des Heeren zou komen. Zy ston
den derhalve met hun eisch op een stevigen
bodem, wyl het profetisch woord het zoo hel
der uitgesproken had. Een van beide was waar,
Hy mocht naar hun verlangen handelen, en
deed Hy dit, nu ja, dan zouden zy er over
moeten denken om Hem tw eeren, maar inge
val Hy weigerde, dan hadden zy het onom-
stootelyk bewijs in handen, dat Hy een mis
leider des volks was envz\j konden allen daar
van overtuigen en op die wyze Hem van alle
invloed berooven. Zy waren by gevolg geko
men in de stellige gedachte, dat zy Hem thans
wel in de engte zouden dry ven en zy geloof
den niet, dat Hy hen ontkomen zou Zy ge
voelden zich zoo sterk, en van den slag, welken
zy Hem toebrengen zoude:., zou By zich wel
niet herstellen.
Deze mannen hadden eerst goed overwogen
voor zy zich in 't strijdperk waagden en zy
twijfelden er niet aan, of zy zouden met eere
huiswaarts keeren. Maar als we nu ook op
onze beurt dien eisch eens nauwkeurig over
wegen, komen wy tot een ander besluit en
aarzelen niet om hem als onredelijk te kwa-
lificeeren. Wie zyn zy, die het recht meenen
te hebben aan God voorwaarden te stellen,
waaraan Hy zich zal moeten onderwerpen
Weten zy niet, dat Hij geen rekenschap van
Zyne daden geeft Denken zy waarlijk, dat
Hy zich hun hulde wil koopen Wie zyt gij,
o Pharizeeën en Sadduceeën, dat gij Hem den
weg moogt afbakenen, langs welken Hij gaan
moet? Hoe komt gij aan het recht om Hem ter
verantwoording te roepen Daarbij komt nog,
dat zy uitgingen van de gedachte alsof hun
opvatting van de voorzegging de eenige juiste
ware, terwijl zy blijkbaar haar geheel verkeerd
begrepen hadden. Hun eisch steunde niet op
het profetisch woord, maar op hun eigen mee
ning, waartoe niet een enkele van de mannen
Gods hun grond gegeven had.
Zoo kan een mensch in den waan verkee-
ren, dat hy recht heeft, terwijl hy toch inder
daad het grootste onrecht begaat en dit moet
u leeren voorzichtig te zijn. Yooral moet dit
het geval zyn, als wy staan tegen over den
Heere. Gy moogt Hem niet ter verantwoor
ding roepen. Maar gij moet Hem eeren in al
Zyn werken en woorden, ook al komt het u
voor, dat Hy niet goed handelt. Gy hebt geen
maatstaf, waaraan gij Zyne handelingen toetsen
kunt, Onderwerping, geheele volledige onder
werping aan Hem, ziedaar wat Hy aan u
vraagt en wat u ten allen tijde past.
Boüma.
YARIA,
I.
De dingen in dat licht te bezien is veelal
wys en goed en daarom, zoo zulks mogelijk
is, aan te raden. Want menigmaal is het
waar: In 't verleden ligt het heden. In het
nu wat worden zal. En niet zonder recht en
reden sprak eens des Amorie van der Hoeven
van een cirkelgang der menschheid. Ontwik
keling en uitbreiding is er sinds de Schepping
doch iets volstrekt nieuws is er sinds niet.
De dingen, die wy zien, zyn geworden uit
dingen, die gezien worden. Daarom stellen wy
prys op menschen van ervaring. De Heilige
Schrift zegt, by Job. 1212 „In de stokouden
is de wysheid, en in de langheid der dagen
het verstand." In een zaak, die reed* veel be
weging maakte, onrust verwekte en van be
teekenis is voor de toekomst onzer Kprken,
kan het dus zyn nut hebben, met het oog op het
geen in het verleden plaats had, deze zoo lang
en zoo veelbeproken zaak te bezien en daar
mee rekening te houden omdat zy die voor
twintig jaren of voor korteren tyd nog niet
meeleefden, het te weten zouden komen of
ook die het te gemakkelijk vergeten hebben,
zich weer eens herinneren wat by de vereeni-
ging der Kerken overeengekomen, ingewilligd
en onder plechtige aanroeping van 's Heeren
Naam, besloten is. Immers wy willen daaraan
getrouw zyn en blyven.
Dit alles nu geschiedde in 1891 te 's Gra-
venhage waar de Gen. Synode van de Neder-
duitsch Gereformeerden vergaderd was, en de
gedeputeerden van de Chr. Geref. Synode na
voorafgaande particuliere samenkomsten met de
gedeputeerden van evengenoemden Neder-
duitsch Geref. kerkengroep verscheidene sa
menkomsten hadden gehad. Deze gedeputeer
den van de beide kerkengroepen waren het
tenslotte eens geworden en dus tot volkomene
overeenstemming gekomen.
Nu konden de deputaten der Nederduitsch
Geref, wyl zy in Synode vergaderd waren,
dat terstond meedeelen aan en de goedkeuring
daarover vragen en verkrijgen van de leden
dier Synode. De deputaten der Chr. Gerefor
meerde Kerken konden dat eerst een jaar daarna
in 1892, wyl deze toen eerst in Gen. Synode
samenkwamen.
Dr. A. Kuyper Sr., die voorzitter van de
gedeputeerden der Nederduitsch Geref. en ook
van de Synode der Nederduitsch Geref. Kerken
was, kon dat dadelijk doen en deed dat ook,
wyl zy, zooals gezegd is, toch samen waren.
Die toestemming kon Z.H.G. dus mededeelen
namens de geheele Synode, zy was tot zyne
groote blijdschap verkregen, en wy konden
slechts betuigen by monde van onzen voorzitter,
Ds. J. van Andel, dat wy, gedeputeerden der
Chr. Geref. Kerken, overtuigd waren, dat aan
de voorwaarden, die door onze Kerken waren
gesteld en ons in mandaat gegeven, waren vol
daan, en dat daarom onze Kerken, ontegen
zeggelijk, zoodra ze in Synode vergaderd waren,
deze thans verkregene overeenkomst met
enthousiasme en dank aan God zouden goed
keuren. Op de Haagsche Synode was de
blijdschap zöö groot, dat behalve den presi
dent dier Synode meer dan één lid behoefte
gevoelde dit in gevoelvolle, zeer hartelijke
woorden uit te spreken.
Ds. Ploos van Amstel sprak met vuur en met
zooveel ingenomenheid en blijdschap in God
over deze overeenkomst, dat hy ten slotte de
woorden aanhaalde en las uit Ezra 6 11.
„Yoorts wordt bevel van my gegeven, dat
al dengene, die dit woord zal veranderen, een
hout uit zyn huis zal gerukt en opgericht
worden, waaraan by zal worden opgehangen
en zyn huis zal om diens wil tot eenen drek-
hoop gemaakt worden." Met het oog op dege
nen, die nog onverhoopt wilden tegenstaan,
sprak hy deze woorden uit.
Daarna sprak de voorzitter van de deputa
ten der Chr. Geret. Kerken even aangrijpend
en bezielend namens de Kerken, die deze de
putaten vertegenwoordigden. En alzoo was de
vereeniging der Kerken dan, onder voorwaarde
dat de a. s. Synode der Chr. Geref. Kerken die
zou bekrachtigen, een voldongen feit. De blijd
schap was alom groot, en gelijk het spreek
woord zegt, was het ook hier! „Eendracht
maakt macht."
Sinds dien tyd toch zyn we niet alleen op
kerkelijk en sociaal, maar ook op staatkundig
gebied gewassen in den lande. Meer dan wy
weten en dan zy die eenzijdig zyn d.i. uiteen
enkel oogpunt met hun donkeren bril de din
gen bezien, heeft Hy, die alles bestuurt en
regeert, dit gegeven.
We moeten oppassen, want daarvoor hebben
we al weieens gevaar geloopen, n. 1. om öf
ontevreden en baloorig öf om nu al te po
litiek te gaan worden, d. i. van de ver
kregene macht een verkeerd gebruik te gaan
maken en mitsdien reden te geven, dat een
hout uit ons huis, naar Ploos van Amstel's
woord, zou kunnen gehaald worden om die Oud-
Testamentische diensten te bewyzen. Het doet
my zelfs leed, wanneer ik bemerken moet,
dat er gezinspeeld of gedreigd wordt met
soortgelijke verkeerd politieke handelingen.
Het was my dan ook „geen psychologisch raad
sel", dat de professoren te Kampen, alsmede
de curatoren besluiten moesten en besloten
hebben, gelijk zy deden. Na het woord van
dr. Kuyper Sr in de Heraut en ds. Sikkel in
Hollandia kwam het toch genoegzaam uit, dat
men in het voorstel Sikkel nog niet geven
wilde wat beloofd was.
Immers toen kwam door de nadere verkla
ring vau het voorstel het dnideliik uit, dat men
de ineenschakeliug, overeenkomstig het heilig
accoord, nog niet wilde en daarom was het
geraden, dat de Inrichtingen voor opleiding
alsnog bleven waar ze waren. Ik weet anders
bij ervaring, uit den tyd toen dr. Bouwman
en ik nog curatoren waren en naast elkaar al
tijd zaten, dat wy steeds hetzelfde beoogden,
n. 1. om zoo eenigszins mogelijk de kwestie op
te lossen en eene gemeenschappelijke opleiding