Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. BOÜMA, Bs. H. W. LAMAH en Ds. A. LITTOOIJ.
6e jaargang.
Vrijdag 19 Februari 1909.
No. 35.
iBORHEMEHTSPRUS
Drukker-Uitgever
PRIJS DER ADYERTENTIEN
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az
MIDDELBURG.
VARIA,
per half jaar franco per post .70 cent.
Enkele nummers3 cent.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
IKN ONGEOORLOOFD SAMENGAAN.
En de Farizeën en de Sadduceën tot
Hem gekomen zynde, en Hem verzoe
kende, begeerden van Hem, dat Hij hun
een teeken uit den hemel zou toonen.
Matth. XVI 1.
Tusschen twee moordenaren werd Jezus ge
kruisigd, en een kerkvader heeft naar aanlei
ding daarvan gezegd, zoo gaat het altijd, en
wij kunnen dit verstaan, want de geschiedenis
van Christus Kerk heeft er het zegel aan ge
hecht. Gelijk zij tegen Jezus zich vereenigd
hebben om Hem te benauwen, te honen en te
verdrukken, zoo is het steeds de Kerk, waar
tegen de vijanden zich verbinden. In dien strijd
vergeten zij alle onderlinge geschillen, alles
wat hen anders verdeelt, want hun haat tegen
den Gezalfden overtreft alle veeten, welke zij
tegen elkander hebben. Evenals de geloovigen
van alle tijden en van alle landen bij Hem sa
menkomen, wijl Hij de Rotssteen is, waarop
zg in nood en dood bouwen, zoo zullen allen
elkander zoeken, hoever zy overigens ook van
elkander verwijderd staan, zoodra het geldt om
Hem en Zijn invloed te weren. Hy is nu een
maal de steen, door God zelf op den weg en
voor het aangezicht aller volken gelegd en of
zij het willen of niet, Hem moeten zij zien en
zij kunnen Hem niet voorbijgaan zonder zich
aan Hem op te richten of zich aan Hem te stoo-
ten. Hij is het groote middenpunt der geschie
denis, waarheen alle wegen heen leiden, en
vanwaar alle gedachten, die zich omzetten in
daden uitgaan, en Hij oefent dan ook een alles
heheerschenden en alles bedissenden invloed
uit. Niemand kan zich daaraan onttrekken en
ieder doet wel, als hij daarmede rekent. Daar
f aat van Hem een aantrekkingskracht uit, die
onweerstaanbaar is, en daarom baat het niet,
al besluiten de wijzen der wereld, dat Hij voor
taan buiten het leven zal staan. Voor een tijd
kunnen zij doen, alsof Hij er niet ware, kun
nen zjj over Hem zwijgen en zich houden, alsof
het voortaan niet meer noodig zal zijn over
Hem nog te spreken, maar langzamerhand
dringt Hij zich weer aan het bewustzijn op en
eer zij het vermoeden staat Hij weer voor hen
in zijne onvergelijkelijke kracht. Of de mensch
besluit, dat Hij niet meer mee zal tellen, of dat
H« in alles de eerste plaats zal hebben, dit
doet er niets toe, er is geen grendel, zoo zwaar
en zoo stevig, welke de deur, die toegang geeft
tot het leven van ons geslacht, voor Hem ge
sloten kan houden. Hy die in het midden van
ons staat, is dan ook boven allen en vraagt
niet, of wij Hem willen dulden. Al vereenig-
den alle wijzen, alle machtigen, alle aanzienlij
ken zich om zich aan het hoofd van alle ge
slachten te stellen, teneinde bij Hem te wezen,
Hij zou met alle deze pogingen lachen en alle
beraadslaging daarover bespotten.
Matthëus bericht ons, dat de Pharizeën en
de Sadduceën gezamenlijk tot Jezus kwamen
om Hem te beproeven. Dit is opmerkelijk. De
Pharizeën en de Sadduceën verschilden zoo
veel. Zij stemden niet met elkander overeen,
zij konden elkander niet goed uitstaan, zij wil
den niets van elkander weten, zij bestreden
elkander, als er maar gelegenheid toe was. Het
is daarom noodig, dat wjj even nagaan, wat
beide secten van elkander onderscheidde, wyl
menigeen vooral de Sadduceën niet juist be
oordeelt. De Pharizeën hielden vast aan Mozes
en de profeten en zochten het heil van hun
land en hun volk in het nauwkeurig naleven
van al de inzettingen en rechten, welke Mozes
aan Israël voorgeschreven had. Met allen ijver
legden zij er zich op toe om elke wettische
bepaling tot haar recht te laten komen. Zy
komden niet resten, voordat het gebeele leven
huns volks beantwoordde aan den eisch der
wet. Yandaar dat zij den strijd aanbonden tegen
alles, wat van het heidendom op Israels erve
ingeslopen was. Wars van alle vreemde zeden
en gewoonten konden zy het niet dragen, dat
de Romeinen heerschten over het land. Hun
volk moest een geheel bijzonder volk zijn, een
volk met eigen taal, met eigen bestuur, met
eigen zeden, met eigen wetten. In zoover ver
dienen zij toejuiching, maar een groote fout
was langzamerhand bij hen aan het licht ge
komen. Oorspronkelijk legden zij eenzijdig den
nadruk op den vorm en dit had hen op den
weg gelegd, waarop zij toen reeds zonder eenige
aarzeling wandelden. Zjj reinigden naar het
woord van den Heiland het buitenste des drink
bekers en als de beker van buiten maar glansde
waren zij tevreden. Of hij van binnen dof, ja
onzuiver was, het ging hun niet aan. Voor
de gedaante hadden zij een bijgeloovige ver
eering en zij meenden, dat zy voldoende was
om den God Abrahams welbehaaglijk te zijn.
Aan de besnijdenis in het vleesch heehtte zy
groote waarde, maar de besnijdenis des harten
verwaarloosden zy. Dit was geen kleinigheid.
Op die wyze toch ontnamen zy aan de Oude
Bedeeling haar pit en haar merg en veruit-
wendigden zy den geheelen godsdienst. Hun
godsvereering was dan ook niets anders dan
een klinkend metaal en een luidende schel, een
phrase hol en zonder eenige beteekenis.
Die overdrijving van wettische vormendienst
riep bij anderen een zucht naar vrijmaking in
het leven, welke ook niet deugde. Hun stond
tegen die bijgeloovige vereering van jota en
tittel en daarin hadden zy geen ongelijk, maar
verkeerd was het, dat zy geloofswaarheden los
lieten. Zy verhieven zich boven de eigenwil
lige bekrompenheid der Pharizeën, en dit was
volkomen juist, maar in hun hoogmoed op hun
meerdere ontwikkeling verstonden zy de Schrift
noch de kracht Gods. /Hoe duidelijk had God
geopenbaard, dat er Engelen zijn, en dat er
eenmaal een opstanding der dooden zyn zal,
en toch verwierpen zy deze beide leerstukken.
Bovendien hechtten zy te weinig aan de his
torie van hun volk en derhalve begrepen zy
niet de eenige beteekenis welke hun volk had.
Zy meenden, dat het onmogelijk was een ont
wikkeling te verkrijgen in het spoor, door de
mannen Gods gewezen, want sedert de balling
schap was Israël haast niet meer onafhankelijk
geweest en zy wilden rekening houden met de
werkelijkheid. Naar het ideaal, door de profe
ten voor oogen geplaatst, jaagden zy niet en
daarom leefden zy ook niet nauwkeurig naar
de oude wetten. Het was hun wel niet naar
den zin, dat de Romeinen over hen heerschten,
maar er was nu eenmaal niets aan te doen en
zy achtten het verstandig om er zich niet tegen
te verzetten. Met de aanzienlijke heidenen gin
gen zy vriendschappelijk om en namen onwil
lekeurig iets van hen over. Maar zy verwierpen
niet de geheele Schrift, zy dachten er niet aan.
Zy loochenden geenszins, dat God tot de va
deren gesproken had, neen dit aanvaardden zy
en beriepen zich dan ook op wat in de boeken
van Mozes stond. Hier lag dan ook de grond
slag, waarop zy met de Pharizeeën hand aan
hand konden gaan in hun strijd tegen den
Christus. Zy kwamen voor het gezag van Mozes
op en zy konden niet dulden, dat iemand te
kort deed aan den eerbied aan dezen grooten
profeet verschuldigd.
Het ligt voor de hand, dat de Pharizeeën
eerder gereed waren met hun tegenstand dan
zy, wijl Jezus dadelijk na Zyn optreden be
gonnen was met af te breken, wat zy met zoo
veel zorg hadden gebouwd. De Sadduceeën
konden dit met genoegen aanzien, zy vonden
het zelfs voortreffelijk. Meermalen konden zy
hun vreugde niet verbergen, als die eenvoudige
Rabbi uit Nazareth de geleerde Pharizeeërs
nederlaag op nederlaag toebracht. Zy bewon
derden Hem, dat Hy zoo krachtig en wys deze
huichelaars ontmaskerde en wellicht hebben
zy er in den eersten tyd nooit aan gedacht,
dat zy nog eens met hun tegenstanders geza
menlijk dezen Rabbi zouden moeten bestrijden.
Doch die ure brak aan. Jezus ging het gansche
land door, predikte overal en bekrachtigde Zyn
woord met wonderen. Het volk geraakte in
beweging, uit alle standen kwamen zy tot Hem,
over niets anders werd byna meer gesproken,
de messiaansche verwachtingen ontwaakten met
kracht en de vraag werd overal gehoordIs
deze niet de Gezalfde Zoo kwam de zaak ook
by den grooten Raad en of zy wilden of Diet,
al de leidslieden moesten zich daarmee bezig
houden. Hoe lang en hoe breed zy daarover
hebben geredeneerd, weten we niet, maar wel,
dat het einde was om uit beide secten af te
vaardigen om Jezus te beproeven, opdat zy na
deze zending kunnen overwegen, wat er ge
daan moet worden. Zy kwamen niet om in
lichting, maar om Jezus door bun eisch in ver
legenheid te brengen en zoo van zyn invloed
te berooven. Geen begeerte naar zekerheid maar
vijandschap dreef deze mannen en zy zouden
de waarheid van het woord ondervinden, dat
Hij de hoogen van hart ledig henen zendt.
Het is niet genoeg, over Jezus te denken
en te spreken, maar wy moeten tot Hem ko
men in het besef van onze eigen armoede en
van Zyn rijkdom, opdat wij ons verheugen mo
gen in Zyn heil. Boüma.
.Voorstel Ds. Sikkel.
In No. 44 van De Bazuinzegt prof. Bouw
man, spraken wy als ons oordeel uit, dat het
voorstel van Ds. Sikkel in de practyk daarop
zou neerkomen, dat öf beiden Theol. Faculteit
en Theol. School in het wezen hetzelfde zouden
doen, öf ook dat de Theol. School niets anders
zou worden dan een practisch aanhangsel aan
de Universiteit.
Dat wy niet geheel verkeerd gezien hebben,
blykt uit hetgeen Ds. S. schreef in Hollandia
van 5 Febr., waarin hy, zich aansluitend by
het gevoelen van Dr. A. Kuyper in Pro Rege,
Heraut van 24 Januari, zich aldus uitdrukt:
.Universitaire Theologische vorming onder
goed verband met de kerken is naar onze over
tuiging allereerst noodig voor eene goede op
leiding. De meer speciale vorming voor den
ambtelyken dienst, moet daarvan uitgaan en
zich daarbij aansluiten. Wy hopen en verwach
ten, dat alle Gereformeerden het daarover by
toeneming eens mogen worden."
Ds. Sikkel wil dus feitelijk van de Theol.
School niets anders maken dan een practische
vormschool voor den ambtelyken dienst.
En zou dan de kerkelijke School een weten
schappelijke theologische inrichting bly ven
Wy vragen slechts.
(De Bazuin.) Bouwman".
Naar ons oordeel blijft ze dat in dat geval
niet. Hoewel Ds. Sikkel by vroeger vergeleken,
d.i. Binds de eerste onderhandelingen, die reeds
vóór '92 plaats hadden, veel gewijzigd is en in
de laatste tyden ook gelooft en inziet, dat de
kerken niet buiten de opleiding mogen en
moeten staan, immers thans zegt ZEerw.
.Universitaire Theologische vorming onder
goed verband met de kerken is naar onze over
tuiging allereerst noodig voor eene goede op
leiding".
Zeggen Ds. v. Schelven, Ds. Femhout, Ds.
Klaarhamer e.a. ZEerw. dit reeds na? Ik heb
nog niet kunnen merken, dat we reeds zoover
gevorderd zyn, althans over de gevoerde dis-
cussiën over het voorstelSikkel is my dat nog
niet gebleken. Zelfs geloof ik thans, nu myne
gezondheid my toeliet alles beter na te kunnen
gaan, dat de heer Bouwmeester van Rotterdam
goed gezien heeft, toen hy in De Wachter zeide
.Het voorstelVan Schelven (Kuyper) en de
uitwerking daarvan door Ds. Sikkel, gaat dui
van het Universitaire standpunt uit, van de
gedachtedat onze krachtsontwikkeling moet uit
gaan van de Universiteit. En nu zeggen de
Waehtermannenneen, maar van de Kerk als
vergadering der geloovigen moet onze krachts
ontwikkeling ook uitgaan. En hiermede is de
kwestie gesteld. Dat is de wrjjving in onze
Geref. Kerken Dat is het verschil in principe."
Ook geloof ik, dat Ds. T. Bos recht en
reden had, om zich te verblyden over den hui-
digen afloop van de bekende vergadering te
Kampen. Wy zyn aan den Heereen zyne waar
heid en aan onszelven dank verschuldigd. Im
mers wy moeten nakomen wat we plechtig zyn
overeengekomen.
Wat in '92 plechtig overeengekomen en toe
gezegd is, waarvoor men daarenboven jaren aan
een pal gestaan en gestreden heeft, dat wil men
ons blykbaarnog niet geven. Dat was, als men
het zoo noemen wil, de kleine adder onder het
gras. Het is zooals Prof. Bouwman vraagt in
de bovenaangehaalde laatste zinsnedeZy zou
dan niet bly ven. Men zou dan niet krygen wat
overeengekomen is, en dat, meen ik, gaf Ds.
Sikkel, naar het scheen voor velen, in uitzicht.
De overeenkomst, naar het accoord, is, helaas,
nog niet gevonden. Het komt ten slotte altoos
nog neer op hetgeen men ons vóór en te Dordt
op de Synode wilde geven. Littooij.
.Dr. P. J. Kromsigt heeft in een brochure
onder den titelHet hooge belang der Hervormde
Kerk als Volkskerk byj een vergeten Grondwets
artikel (Art. 171 al. 2) feitelyk de herdruk
van een reeks artikelen in de Botterdamsche
Kerkbode verschenen de ernstige vraag be
sproken, of de Overheid niet door uitbreiding
der tractementen in de behoefte aan meer
predikanten behoort te voorzien.
In artikel 171 worden .aan de onderschei
dene gezindheden de tractementen, pensioenen
en andere inkomsten van welken aard ook, die
by de totstandkoming der Grondwet genoten
werden, ook voor de toekomst verzekerd", maar
bovendien wordt daar in een tweede alinea
bepaald, dat .aan de leeraars, die tot nog toe
uit 's Lands kas geen of een niet toereikend
tractement genoten, een tractement kan worden
toegelegd of het bestaande vermeerderd kan
worden*. De laatste alinea, waarop Ds. Krom
sigt doelt, was wel niet vergetenmaar de
Regeering maakt van de bevoegdheid, daarin
haar verleend, zoo goed als geen gebruik. Men
betaalde de eenmaal vastgestelde tractementen
uit, maar daarby bleef het. Er was blykbaar
een zekere weerzin om uit 's Lands schatkist
de tractementen te verhoogen of nieuwe uit te
keeren.
Thans aal dit vraagstuk officieel in de Tweede
Kamer aan de orde komen, want er wordt voor
de 17e predikantsplaats in de Hervormde Kerk
te Rotterdam rykstractement gevraagd op grond
van Art. 171 al. 2, en zoowel de Regeering als
de Kamer zal zich principieel hierover hebben
uit te spreken. Gelyk wel vanzelf spreekt, zal
de te nemen beslissing van verreikende ge
volgen zyn. Wordt toch eenmaal toegestemd,
dat de Regeering voor Rotterdam een 17e
predikantsplaats bekostigt, dan zal de Regee
ring ook op andere plaatsen dit moeilyk kun
nen weigeren Was tot dusver het streven, het
budget van eeredienst zoo weinig mogelyk uit
te breiden, dan zou dit budget elk jaar met
belangrijke sommen klimmen.