Boekh. FANOY
BJjbellezen.
Riet Zaterdag maar Zondag.
Kerk- en Schoolnieuws,
Oftieiëele .Berichten.
Aan de kerken der classis Zierikzee.
Verantwoording van Liefdegaven.
INGEZONDEN STUKKEN.
Advertentiën,
Psalmboekjes 15 en 20 cent.
N. T. en Psalmen 30 en 40 cent.
verguld 45 en 60 cent.
Kerkboekjes voor Slot- en Portefenilleslui
ting in verschillende banden en prtyzen.
Bijbels f 0,60 en f 0,80 f 1,25 f 1.50,
f 1,85 en 2,50.
(Wordt vervolgd.)
Ook in geloovige kringen worden nog huis
gezinnen gevonden, waar althans niet geregeld,
niet dagelijks uit de Schrift gelezen wordt. Er
zijn er, die meenen dat daarvoor geen tijd is. Het
is zóó druk in stad en op 't land, dat er haas
tig gegeten moet worden, en dan weer aan 't
werk.
Zulke menschen moesten eens hooren naar
wat een boeren knecht eens deed. Hij en meer
andere dienstbaren aten samen. Toen het eten
gedaan was, moesten „de handen nog even te
gaar"; anderen zeggen; „de handen vouwen",
of „even stil wezen". Een die voorging in het
gebed was er niet. Die knecht vreesde den
Heere, en vond zich in zijn geweten bezwaard,
zonder eerst een gedeelte van den Bijbel gele
zen te hebben, weer aan het werk te gaan. Hij
stelde dus voor, eerst te lezen. Daar was ech
ter geen tijd voor, meenden de anderen. Wat
zou hij doen Te gebieden had hij aan tafel
niet, want er stond een boven hem die er over
te beslissen had. Hij vond er iets op uit. Vrien
den, zei hij, als ge nu niet zoo haastig waart,
zou ik je nog wel even een mooie historie wil
len vertellen. Welnu, was het antwoordver
tel opmaar niet al te lang, want het is druk.
Hij aan 't vertellen. Wat hij vertelde, ben ik
niet te weten gekomen, maar allen vonden het
bijzonder mooi. Den volgenden middag vroeg
hij hetzelfde, en kreeg weer verlof. Dat verhaal
was nog mooier, en al was het een paar minu
ten langer, men deed zich rustig den tijd, hem
tot het einde toe te hooren. Den derden, of mis
schien den vierden middag, hield hij zich stil,
en maakte hij eene beweging om heen te gaan.
Zeg, vriend, zei toen de eerste knecht, hebt ge
nog niet een mooie geschiedenis te verhalen
Ja, vertel ons nog eens wat, want ge kunt zulke
aardige verhaaltjes doen, bevestigden de ande
ren. Ik vrees, was zjjn antwoord, dat wij er
geen tijd voor hebben, want 't is zoo druk. Och,
kom was het antwoord, op zoo'n paar minu
ten komt het niet aan. Vertel maar op 1 Neen,
zei hfj, vertellen doe ik niet weer, maar wy
zullen nu die minuten besteden aan het lezen
van een'hoofdstuk uit den Bijbel, die ons din
gen verhaalt, waar wij nog veel meer belang
bij hebben, dan bij mijne verhaaltjes. Wat zou
men zeggen Dat er geen tijd voor was, durfde
men niet meer beweren, nu men reeds meer
malen den tijd er afgenomen had, om naar zijne
verhaaltjes te luisteren.
De Wachter. T. B.
Een onzer lezers vraagt ons, of onze Zondags
viering niet diende weg te vallen, aangezien de
Heere God immers niet den Zondagmaar den
Zaterdag als dag der ruste heeft ingesteld.
„God heeft den zevenden dag gezegend en dien
geheiligd."
Het kan zijn nut hebben, in onze dagen, n
het Sabbathisme weer op allerlei wijze in de
Kerk des Heeren rondwaart, deze tegenwerping
even onder de oogen te zien.
Voorop echter dient bij een strijd over der
gelijke punten steeds de vraag te gaan, hoe
men de H. Schrift te gebruiken heeft, n. 1. als
een boek met teksten, of als het ééneWoords
Gods.
En dan lijdt het geen twijfel, of de Bijbel
dient zich bij ons aan als één geheel, één li-
dat ik ook spoedig sterven zou, en dan.
En hier barstte Geert opnieuw in tranen los.
En weer een weinig kalmer geworden, ver
volgde hij „O, Bart, jij kunt me raad geven.
Wat moet ik doen om behouden te worden
Ik ging gisterenavond te bed, maar kon niet
slapen. Ik woelde om en om, en het was me
alsof de dood mij overal aangrijnsde. Eindelijk
viel ik in een lichte sluimering, maar een be
nauwende droom verontrustte mij. Het was me
alsof ik den afgrond vóór mij geopend zag en
ik er op hetzelfde oogenblik in zou storten.
Ik sprong van bed en zonder ook nu weer
goed te weten wat ik deed, kleedde ik mij en
vluchtte de deur uit. Doch ook toen weer was
het of de dood en het verderf mij op de hielen
saten.
Buiten gekomen, kwam ik een weinig tot
mijzelven, en ik dacht: „Maar waar nu heen
Toen dacht ik aan jou Barten meendejij
kon mij wel raad geven. En zoo ben ik hier
gekomen. Het minste geritsel dat ik in den
stillen nacht hoorde of meende te hooren, ver
schrikte mij. Zeg mij nu, Bartoch, zeg rnjj
toch, wat moet ik doen
Bart had dit alles met verwondering aange
hoord en wist niet, wat van dit alles te denken.
Hij had altijd gedacht: „Indien er nog eens
ooit iemand uit mijne familie tot verandering
komt, dan toch zeker nooit Geert, want die ie
chaam en niet als een zandhoop van korreltjes
teksten.
Maar hiermee staat dan ook van meet af vast
dat de deelen der Schrift alleen in verband met
het geheel kunnen verstaan worden.
Een vinger is alleen een vinger, zoolang hij
vastzit aan de hand en de hand aan den arm
en de arm aan den romp en de romp aan het
lichaam.
Afgekapt van de hand en daarmee van het
lichaam is het een rottende massa stof.
Zoo is ook een woord uit het boek Genesis
alleen een Woord Gods, zoolang ge het neemt
in verband met de 5 boeken van Mozes en die
5 boeken in verband met het Oude Testament
en heel dat Oude Testament weer in verband
met de volledige Heilige Schrift.
Losgerukt uit zijn verband en daarmee uit
de Schrift, is een Bijbeltekst niets dan holle
klinkklank.
Teksten voeren dan ook altoos de ketters aan
de Kerk strijdt met het Woord.
Met een tekst als „God heeft den zevenden
dag gezegend en dien geheiligd', laten we ons
daarom als goede Gereformeerden bij onze
Zondagsviering geen oogenblik uit het veld
slaan.
Niet in een tekst, maar in het geheel der
Goddelijke Openbaring ligt voor ons de instel
ling van den eersten dag der week als rustdag.
In de tegenstelling tusschen den eersten en
den tweeden Adam wortelt voor ons de om
zetting van den zevenden in den eersten dag
der week.
Wat was de bestemming van den eersten
Adam
Gelijk God in zes dagen Zijn werk volbracht
had, en daarna rustte in de genieting er van
zoo had ook Adam te volbrengen de wet, door
God hem voorgesteld, met in het einde daar
voor als loon het eeuwige leven. En het was
deze eeuwige Sabbath, die profetisch lag afge
spiegeld in de breking van Adams uitwendige
bezigheid na eiken zesdaagschen arbeid.
En wel kon Adam sinds den val die roeping
der wetsvolbrenging niet meer nakomen, maar
in zijn plaats treedt nu Christus als Verbonds-
hoofd op, om dat werkverbond, waaraan Adam
ontrouw geworden was, als de nieuwe Adam
na te komen.
Zoolang hij echter daaraan nog niet voldaan
heeftblijft de zevende dag nog steeds de Sab-
bathdag, heenwijzend naar het werk dat de
Christus nog doen moet.
Totdat eindelijk op Golgotha de prijs betaald
is: Het is volbracht.
Op Vrijdagavond, bij den aanvang van den
Sabbathdag, gaat de Christus Zijn ruste in.
Op den eersten dag der week staat Hij op
uit de dooden.
En daarmee heeft Hfj voor de Zijnen het loon
verworven, dat Adam in den staat der recht
heid nog niet hadmaar zich nog verwerven
moest.
Christus plaatst ons door Zijn opstanding
niet aan het beginmaar aan het einde van den
weg, dien Adam had af te loopen.
Het eeuwige leven, dat Adam nog niet had,
heeft hij nu voor al de Zijnen verworven.
Reeds hier vangt voor hen de eeuwige Sabbath
aan, naar het apostolische woord (Hebr. 4: 10
en 11): „Die ingegaan is in zijn rust, heeft
zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God
van de Zijne. Laat ons dan ons benaarstigen
om in die rust in te gaan".
Maar vlak het tegendeel van zulk een be
naarstigen zou het daarom zijn, ja een verloo-
zulk een verhard zondaar en goddeloos spotter,
als er maar ooit één wezen kan".
En zou nu, wat Bart onmogelijk had geacht,
toch gebeuren
Maar hoe was 't met hem zelf gegaan
Was hij te voren ook niet zulk een godde
loos spotter geweest
En was Gods genade niet machtig genoeg,
om ook zijn broer de oogen te openen en hem
van het verderf te redden
En was de werking des Heiligen Geestes ook
niet onwederstandelijk en krachtig genoeg, om
ook het hart zijns broeders te verbrijzelen
Hij bad altoos zijn broer reddeloos verloren
geacht, maar was de Heere Jezus niet gekomen
om te zoeken en zalig te maken, dat „verloren"
was.
Na eenig nadenken, zeide Bart„Indien uwe
zonden u waarlijk drukken en tot een last
zijn, dan is er vergeving, indien gij ze voor
God bejijdt. Bid maar om schuldvergeving,
Geert, en dan vervult de Heere Jezus zeker Zijn
Woord, waarin Hij sprak: „Bidt en u zal ge
geven worden." En Gods Woord zegt het ons
zoo duidelijk: „Wie zijn zonden belijdteu laat,
dien zal barmhartigheid geschieden".
„Maar Bartik kan niet bidden", antwoordde
Geert, „en indien ik het ook al kon, ik durf
niet bidden. Zou de Alwetende God, die al
mijn zonden en mijn gruwelijke goddeloosheid
chening van het volbrachte werk van Christus,
indien de Gemeente nu nog den zevenden dag
zou heiligen, welke immers is een schaduw der
toekomende dingen, maar het lichaam is van
Christus, (Col. 2 17.
Waar Christus Zelf gekomen is, valt al het
schaduwachtige weg.
Onder het Nieuwe Verbond mag het kind
van God niet meer pogen om typisch af te
beelden wat in Christus komen zou, maar heeft
het van den Sabbath uit te gaanen met den
Sabbath te beginnenomdat de Christus voor
hem niet nog komtmaar er is, en Zijn werk
niet nog moet volbrengen, maar het als een
volbracht werk voor hem stelt.
Dit weinige moge bij onze beperkte plaats
ruimte over zoo breed onderwerp genoeg zijn.
Wie er meer van weten wil, raden we ten
sterkste aan de lezing van dr. Kuypers Trac-
taat van den Sabbath, waaraan ook wij veel van
het bovenstaande ontleenden.
(Friesch Kerkblad). Rullmann.
BEROEPEN
te Zuilichem ds. T. Bouma te Doorn
BEDANKT
voor Roodeschool: ds. H. H. Schoemakers te
Hollandscheveld
voor Warns ds. F. Wiersma te Engwierum
voor Kielwindeweer, voor Dussen en voor
Ouddorp Cand M. A. van Pernis te Spijkenisse.
Te storten op de a.s. Februari-vergadering
behalve de bijdragen voor 't pensioen Ds. R.
de volgende sommen voor de Prov. Em. Kas:
Zierikzee f 15 75, Caraperland f 14-70,
Bruinisse f13 65, Colijnsplaat f 10,50,
Brouwershaven f 8 40, Zonnemaire f 8.40,
Oosterland f 7.35, Nieuwerkerk f 4.00,
Geersdijk f 4.00, Wissenkerke f4.00,
Scharendijke f 9.00.
Voor art. 13 D. K. O.
Haamstede, 25-l-'09. R. Koolstba.
Heinkenszand25 Januari 1909. Gisteren
maakte onze geliefde Leeraar de gemeente be
kend wederom eene roeping te hebben ont
vangen thans van de Geref. Kerk te Pernis.
Geve de Heere Z.Eerw. vrijmoedigheid om
ook voor deze roeping te bedanken.
Namens den Kerkeraad
L. van Vessem, Scriba.
Vlissingen B. Opbrengst Stuiversvereeniging
in Dec. 1908 f 16-95 en Januari 1909 f 18.65.
Namens den Kerkeraad,
P. G. Laernoes, Scriba.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Hooggeachte Redactie.
Gaarne zag ik mij, zonder misbruik te maken
van de welwillendheid waarmee uw Redacteur
kent, mij ook nog willen hooren
Neen, dat is niet mogelijk
„God is barmhartig en genadig, Geert 1"
zeide Bart, en Hij wil
„Maar God is ook rechtvaardig', viel Geert
hem in de redeen ik heb rechtvaardig het
eeuwig verderf verdiend."
„O, Bart als ik zoo sterf, is 't voor eeuwig
verloren met mij."
„Als de Heere u uwe zonden deedt zierr",
antwoordde Bart, „dan deed Hij dat niet om
u te verderven, maar om u te behouden. De
Heere Jezus zegt: „Komt herwaarts tot Mij,
allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u
rust geven*" Neem tot Hem de toevlucht maar,
en gij zult niet beschaamd worden."
„Ik kan niet bidden Bart, en ik durf het
ook niet", herhaalde Geert. „Maar bid jij voor
me, och Bartbid jij voor me."
En, Bart voldeed aan het verzoek zijns broe
ders en bad. Eu het was alsof de woorden hem
gegeven werden. Bart bad, vervuld met de be
hoeften zijns broeders, en zijn bidden werd
smeeken, en zijn smeeken werd een pleiten op
Gods genade en erbarmen. En toen hy het
„amen" uitgesproken had, snikte Greet„Och,
kon ik ook maar bidden, maar ik durf niet
omdat mijn schuld en zonde zoo groot is."
„En de Heere is mild in't schuld vergeven",
sprak nu de vrouw van Bart, die ook bewogen
zichzelf en zijn blad, steeds voor de belangen
van onzen Bond beschikbaar stelt, een klein
plaatsje ingeruimd voor een
oproep aan onze jongelingen van bniten.
Reeds lang bestond bij mij het plan om po
gingen aan te wenden, in Middelburg te komen
tot het oprichten van een Vereeniging van
jongelingen uit den boerenstand.
De reden die mij dreef voor die jongelingen
een aparte Vereeniging te stichten, werd niet
geboren uit de overtuiging dat zij niet op een
burger-vereeniging behooren. In onzen Bond
erkent men alleen verschil in levensopvatting,
voor de rest zijn allen volkomen gelijk. Maar
er was een andere moeilijkheid. Het boerenwerk
laat heel weinig schikking toe. Vergaderen op
een avond in de week moet b.v. geheel on
mogelijk zyn.
Er is echter verandering gekomen. Het Be
stuur van „Herman Foukeel* heeft het aange
durfd de bakens te verzetten. Reeds nu is er
stevige vooruitgang merkbaar. Het vergader
lokaal wordt weer vol. Dat is reeds goede winst.
Doch, naar men mij meedeelt, opent dit ver
gaderen op Zondag meteen de gelegenheid voor
onze jongelingen die even buiten de stad wonen
om zich aan te sluiten. Ben ik wèl ingelicht,
dan kan dus mijn oorspronkelijk plan vervallen,
't Was dan ook maar een noodmaatregel.
Ik spreek zeker uit naam der geheele Ver
eeniging, als ik zeg dat het de wensch is van
alle leden dat gij u aansluit. Eiken Zondag
avond half negen precies beginnen onze samen
komsten ze eindigen precies tien uur. Op die
vergaderingen zijn alle jongelingen van Geref.
huize boven 16 jaar welkom, dus ook gij. Pro
beert nu eens of het niet gaat. Kan het on
mogelijk dan verneem ik gaarne wie zich
wenscht aan te sluiten bij een nieuw op te
richten Vereeniging. Maar eerst moet beproefd
of 't Zondagavond niet kan.
Het is toch niet goed dat onze buitenmen-
schen heelemaal verstoken blijven van den
omgang met hun geloofsgenooten in de stad, of
zelfs een opwekkend vereenigingsleven onder
elkaar moeten derven. Op bijna alle dorpen in
Walcheren hebben ze goede vereenigingen die
ze niet graag zouden willen missen, waarom
ook hier niet Laat ons eens beproeven hierin
een gunstige verandering te brengen. We
rekenen op veler medewerking, vooral op die
van den baas en de bezinne.
Inmiddels noem ik my, na dank aan den
Redacteur voor 't ingewilligd verzoek,
Uw dwM
Middelburg, 20 Jan. '09. J. P. Kögbleb.
Ondergeteekende betuigt zijn hartelyken dank
voor de vele en onderscheidene blijken van
belangstelling op 23 Januari ontvangen.
Ds. J. D. WIELENGA.
Middelburg, 28 Januari 1909.
was met den toestand waarin Geert verkeerde.
„Ja, voor anderen, maarvoor my ook?
O, kon ik dat maar gelooven", zeide Geert.
„Daarop komt het aan", antwoordde Bart.
„Toen eens een zondaar, die aan zyn zonden
ontdekt was geworden, aan de Apostelen vroeg
„Wat moet ik doen om zalig te worden?"
keeeg by ten antwoord„Geloof in den Heere
Jezus Christus, en gij zult zalig worden."
„Maar anderen zijn met my niet te verge
lijken", sprak Geert weer. „Misschien had die
niet zoo met Jezus en Zjjne volgelingen ge
spot, als ik, en daarom
„Die man had de volgelingen van Jezus mis
handeld en gegeeseld", hernam Bart.
„Maar hoe heb ik jou mishandeld, Bsrt!
door zoo menigmaal als je by ons waart en
over bekeering begon te spreken, je te schel
den voor een dweeper, en soms nog leelyker."
„Hoor eens, Geert!" hernam Bart nu weer,
„voor den grootste der zondaren is vergeving
bij Jezus, die niet gekomen is om te roepen
rechtvaardigen, maar zondaars tot bekeering."
En terwijl Bart deze woorden sprak, werd
de deur geopend en gevraagd: „Bart! weet
ge ook iets van Geert?'
Het was zyn broer Douwe, die deze vraag
deed, en die, na overal zyn broer tevergeefs
gezocht te hebben, nu by Bart was gekomen.