Gezegend, - en len zegen gesleli. FEUILLETON. Barts familie. De klagende moeder in Israël. Kracht in de banken. opmerkelijk teeken is de Zending. Alle andere verschijnselen moeten ons ook tot ernst stem men doch 't meest onbedriegelijke teeken, dat de dag der dagen nadert, geeft ons de Zending. Het is volkomen waar, dat in de eerste 3 eeuwen ook reusachtig veel aan Zending is gedaan, want geheel Griekenland en Rome zijn toen .veroverd". Ook van de 4de tot de 9de eeuw is de kracht van het Evangelie gebleken, toen geheel West- en Noord-Europa zijn ge wonnen voor den Christus. Maar nooit is zoo veel en zoo stelselmatig en met zooveel kracht de Zendingsarbeid aangepakt en doorgezet als in deze eeuw. Bedriegt ons alles niet, dan zal juist deze twintigste eeuw de Zendingseeuw bh* uitnemendheid worden. Men behoeft een boek, als nu pas verschenen is van de hand van ds. de Gaay Fortman maar even in te zien, en gij vindt ons zeggen be waarheid. Allerwege is een opwekking te be speuren in de liefde voor de Zending. De kun- digste geleerden studeeren over de beste methode. Er is iets wat op een koortsachtigen ijver gelijkt. De christelijke kerken achten het zich een eer 't Evangelie te mogen brengen onder de ver vreemden van het Koninkrijk Godsja het wordt al een soort wedjjver. Niet alleen de kerken hebben zich aange gord, doch ook onder de studenten in vele landen is een beweging ten gunste van de Zending. In 1886 is er een vereeniging in Amerika opgericht onder de zinspreuk: .The Evangelisation of the world in this generation", waarin het doel wordt uitgesproken, om n.l. tijdens het nu levend geslacht zoo mogelijk aan alle volkeren het Evangelie te brengen. Is zulk een beweging niet opmerkelijk? Zelfs heeft een van de leiders er een boekje over geschreven, en bjj tientallen hebben zich de jonge mannen aangeboden om als Zendelingen uit te gaan. Laten wij ook op dit teeken der tijden letten. Want Jezus heeft gezegd: .En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de geheele wereld ge predikt worden tot een getuigenis allen volken en dan zal het einde komen". In dit woord vinden wij eenige opmerkelijke aanwijzingen. Allereerst leert Jezus ons, dat de Zending een grootsche arbeid is want de geheele wereld en alle volkeren moeten bearbeid. Geen stukske land, geen nog zoo barbaarsch volk mag onbe- arbeid blijven. Is het niet reusachtig En toch, voor dit werk wil de Heere ook u gebruiken Daarbij, dit is niet een misschien, ook niet een waarschijnlijkheid, maar het zal gepredikt worden. Al verzet gij er u tegen, en houdt gij uw gave in, en bidt er niet om, het zal toch geschieden; zoo 't noodig is: zonder ul Maar gjj wilt er immers ook aan mede helpen Bovendien moet 't ons niet ontgaan, dat Jezus zegt: .het Evangelie zal allen volken tot een getuigenis gepredikt worden" en nietalle volken zullen het aannemen. Zoo slaat Jezus het wapen uit de hand van hen, die zeggen laten wij eerst onze eigen plaats, stad, dorp, omgeving, met Jezus in kennis brengen. Wij moeten het eene doen en het andere niet nalaten; en immers, aan dezulke prediken wij het Evan gelie ook door onzen wandel En als gij waeh- ten wilt tot allen gelooven, zal er nooit aan Zending kunnen worden gedaan. En eindelijk, zullen alle volken 't Evangelie hebben gehoord, dan is het einde nabij. En wat leert ons nu de Zendingsgeschiedenis van heden? Dat er schier geen volk meer is, of de dienaren des Heeren prediken er Christus. De wereld wordt als overstroomd in Amerika Een verhaal door PEKAH. 21) VIERDE HOOFDSTUK. De docter scheen dus goed gezien te hebben, want weer had Barts vader een aanval van een beroerte gehad, en hij was nu ook weer geheel bewusteloos. De docter, die juist voorbij kwam, werd binnengeroepen, en toen deze den zieke zag, zeide hij,Dit is 't laatste, de man sterft." Hij tilde nog even het hoofd van den zieke op, doch met een vreeseljjken gil wierp hij zich achterover, en hjj was niet meer. Bart stond als verplet. Zjjn moeder en zijn oudsten broer brulden, en zjjn jongste broer stond als wezenloos, evenals iemand, die niet wist of niet begreep wat er gebeurd was. Weldra bedaarde echter zjjn moeder, die door Barts vrouw wat water gebracht was, en verder werden eenige schikkingen gemaakt, die in een sterfhuis altoos plaats hebben. Wijl Bart nu toch thuis was, werd ook de dag der begrafenis bepaald, en omdat het zoo de gewoonte was, werd ook besloten een predikant uit te noodi» worden de zendelingen zelfs bij tientallen gelijk uitgezonden. Merkt op dit teeken, en werkt er zelf toe mede. Of is u de komst van Christus en het einde aller dingen onverschillig? J. D. Wielbnga, Rachel, de geliefde vrouw van den patriarch Jacob, heeft in de Heilige Sehrift tweeërlei beteekeniseen historische en een symbolische. Doch in beide vertoont zij hetzelfde type en staat zjj voor ons als het beeld der klagende moeder, die weent over hare kinderen. Zoo wordt zij ons geteekend in de geschie denis, zoo ook treedt zij op in de profetie. Heel haar hart gaat er naar uit, om moeder te zijn, doch lange wordt de moedervreugde haar onthouden. Daarom is zij de weenende en klagende vrouw, die als Hanna haar klacht uitstort, omdat haar ziel vurig om kinderen roept, en deze haar niet worden geschonken. En als later, na Jozef, Benjamin wordt ge boren, ook dan is zjj de klagende en weenende gestalte, die schreit vanwege hare kinderen, welke door haar sterven de moederlijke liefde en moederlijke zorgen ontberen moeten. Zjj is de vrouw, die in haar leven en sterven weent. En de oorzaak harer smarte is altjjd dezelfde. De smart van haar leven en in haar sterven trekt zich saam op het kind. Eerst klaagt zjj er over, dat zjj geen kinderen heeft. En als haar later kinderen geschonken worden, weent zjj, omdat het haar niet vergund wordt, deze zelf groot te brengen. Als de klagende moeder staat Rachel in de historie. En als zoodanig ook treedt zjj voor Israels besef, door de profetie, in al de eeuwen op. Duizenden jaren na Rachels verscheiden toch spreekt de Heere door den profeet Jeremia: „Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geweenRachel weent over hare kinderen zjj weigert zich te laten troosten over hare kinderen, omdat zjj niet zjjn." Hier is zjj een symbolische, een zinnebeel dige gestalte, maar die optreedt in het historisch kleed, geljjk van ouds als de klagende moeder, die weent over hare kinderen. Op de hoogte van Rama, aan de grensscheiding tusschen Juda en Ephraim, stort zjj haar bittere klacht uit, die in het gansche gebied der beide rjjken als een jammerkreet wordt gehoord. Zjj vergaat van weedom des harten, als de stam van Ben jamin dreigt te worden uitgemoord zjj krimpt van smart ineen, als hare zonen vertreden en weggevoerd worden naar Babel. Zjj weent en wordt door bittere zielesmart verteerd, omdat telkens weer hare kinderen, de lust harer ziel, als in den dood worden neergeworpen. Yele eeuwen later zien wjj die weeklagende vrouw wederom in rouw en vernemen wjj weer iaar bitter gekerm, als Herodes het moord- zwaard wet tegen Israels grooten Zoon, den Christus Gods. Altjjd treedt die Rachelgestalte op in hetzelfde droeve licht, als de klagende moeder, die Israels berooving van zonen bitter lijk beweent. Doch naast de diepe smartkreten dezer kla gende moeder, vernemen wjj bjj den profeet heerljjke troostwoorden, waarmede zjj door den Heere vertroost wordt. Zoo zegt JehovaBedwing uw stem van ge ween, en uw oogen van tranen, want er is oon voor uwen arbeid, en er is verwachting voor uw nakomelingen. De Heere doet haar verstaan, dat als Hjj gen om de begrafenis te leiden. Maar wie moest dat doen Barts moeder ion zich niet herinneren nog ooit met een predikant gesproken te hebben, en zjjn broers evenmin. Daarenboven er was ook op dat oogenblik geen predikant te O. Het beste, wat ze in dit geval meenden te kunnen doen, was dit, dat ze Bart daarvoor maar lieten zorgen. Deze stemde daarin toe en zeide: „Indien ge dit gaarne wilt, zal ik den predikant van A. wel vragen of hjj de begrafenis leiden wil. Hjj ran dan met mjj wel komen rjjden." De an deren vonden dit natuurlijk goed, want bjj een begrafenis behoorde toch ook een predikant. Het was reeds laat in den namiddag toen Bart en zjjne vrouw weer huiswaarts keerden, en nog dienzelfden avond bezocht hjj den pre dikant van A wien hjj alles meedeelde, en ver zocht de begrafenis zjjns vaders te willen lei den, en deze beloofde dit te zullen doen. Vroeg in den morgen van den volgenden dag het was nog donker werd er bjj Bart op de deur geklopt, en toen niet spoedig ge noeg naar den zin van den klopper de deur werd opengedaan, wjjl Bart nog niét opgestaan was, herhaalde zich dat kloppen nog harder dan de eerste maal. Op de vraag van Bart, die inmiddels was opgestaan en zich naar de deur begeven had: „wie is daar?" vernam hjj alleen iet antwoord, naar het hem toescheen, met Zjjn raad over Israël volvoerd hebben zal, Hjj Rachels weenen en kermen, den zielverterenden arbeid harer smart, zal beloonen, door hare zoo diep betreurde kinderen te doen wederkeeren. Al is het, dat het steeds alles in den afgrond des doods schjjnt weg te zinken, toch is er verwachting voor haar nakomelingen. Uit den dood zal het leven voortkomen. Uit het graf der ballingschap zal wederopstanding zjjn. Het dreigt altjjd in den dood te gaan, en toch zal bljjken, dat die dood de poorte is tot het leven. En dat alleen door Gods almachtige genade en onkreukbare trouw. Die aangrijpende gestalte der weenende Rachel wordt ten allen tjjde in de historie van 's Hee ren kerk aanschouwd. Zjj is het treffende beeld der gemeente van Christus zelve, wier roeping het is, over hare dwalende en omdolende kin deren te weenen en hare bittere weeklacht te doen uitgaan, met inspanning van al de kracht harer diep bedroefde ziel, opdat ze het hooren mogen en in verootmoediging wederkeeren tot de plaats, vanwaar zjj zoo jammerlijk zjjn uit gegaan. En voor die Rachelsmart is in de kerk des Heeren van onzen tjjd helaas, zoo overvloedige reden. Is het getal der afvallige zonen en dochteren van Christeljjken huize niet jammerlijk groot Zjjn er niet in elke kerk jonge menschen, die in hun hart, ja ook wel openljjk bespotten en smaden, wat hun ouders dagelijks op de knieën brengt? Rachel beweende hare kinderen, omdat ze niet zjjn. Over hoevelen moet zjj ook thans niet treuren, wjjl zjj niet zjjn, waar ze behoorden te wezen Hoe menige moeder, die in de samenkomst zich bevindt, treurt, bjj de gedachte, dat haar dochter daar niet is, maar op gevaarlijke plaat sen of in wereldsche omgeving verkeert. Hoe menigen vader knaagt de verterende smart aan de ziel, dat zjjn zoon met een gedoopt voorhoofd op het pad der zonde loopt en alzoo tot een smaad is voor de kerk en tot laster voor den Naam des Heeren O, dat toch de gemeente bjj de gedachte aan haar talloos vele kinderen, die onder het zwarte vaandel van ongeloof en revolutie zich schaar den, hun doop vertreden en den Heere ver loochenen, dat toch de gemeente als Rachel daarover treure en kerme tot God. Dat zjj toch niet aflate, al den dag tot den Heere te roepen, of Hjj hen toch in het hart mocht grjjpen, opdat zjj tot zichzelf komen en met den ver loren zoon wederkeeren mochten. Is daar arbeid des gebeds voor den troon der genade met onze jongelingen en jongedochters, die dwalen en dolen in de wildernis der wereld Of is het misschien de sprake van velenAls zjj zoo groot geworden zjjn, kan men ze niet meer bjj de hand nemen, gelijk een moeder doet met haar kleine kind". Of denkt men bjj zichzelf „Zjj zjjn nu eenmaal volwassen en hebben hun jaren. Zjj moeten het nu zelf maar weten. Ik kan er niets meer aan doen 1" Neen, men kan ze niet met kracht en geweld meevoeren. Doch ze mogen ook niet ljjdeljjk overgegeven en losgelaten worden. De Kerk des Heeren behoort ze zich op de ziele gebonden te gevoelenzjj treden smee- kende en biddend en pleitend bjj den Heere voor hen in. Mocht dat meer geschieden. Er zou zegen op rusten. Want er is loon op uw arbeid, zegt de Heere tot de weenende Rachel bjj Jeremia. Zeker, indien er voor onze af vallige en dwalende kinderen vurig gebeden gejaagdheid gegeven: „Doe open! Och, doe toch spoedig open Bart herkende hierin de stem van zjjn jongsten broeren opengedaan hebbende stond deze trillend voor hem, terwjjl hij sprak: „Och Bart! wat moet ik doen Meer kon hjj niet uitbrengen, maar viel op een stoel neder, terwjjl het zweet hem langs het aangezicht droop. Bart wist nu nog niets en toen zjjn broer nog gejaagder de vraag herhaalde„Och Bart! zeg mjj toch wat ik doen moet?" antwoordde Bart: „zeg mjj nu eerst eens wat er gebeurd is. Is moeder wellicht „Neen, neen, Bart! het is met mjj niet goed. En als ik zoo sterf „Maar wat scheelt er dan aan?" vroeg Bart, die van alles nog niet veel kon begrijpen. „Wat mjj scheelt?Wat mjj scheelt, Bart? Ik ben verloren, eeuwig verloren 1* schreeuwde hjj uit. „O, Bartwat moet ik doen om niet verloren te gaan Bart kon nauwelijks zjjn ooren gelooven, en wist niet of hjj waakte dan of hjj droomde. Hjj zeide daarom alleen„Is dat de oorzaak van uwe gejaagdheid, Geert? Word dan eerst eens wat bedaarder en dan kunnen we samen eens praten Intusschen was ook Barts vrouw opgestaan, en had de laatste woorden van Geert ook ver werd, met weening en smeeking, er zou nog verwachting zjjn voor hen. Want de Heere is een Hoorder van het gebed. En hg ge denkt aan Zjjn Verbond. Indien de kerk als een weenende Rachel arbeiden mag, om hare afvallige zonen en dochteren als onder tranen en gebeden weer te baren, dan geldt ook nu nog het troostwoord des Heeren„Bedwing uw stem van geween en uw oogen van tranen, want er is loon voor uw arbeid, en er is ver wachting voor uw nakomelingen." Een loon, dat God uit genade schenken zal. Een ver wachting, die de Heere in Zjjn onkreukbare trouw zal vervullen, als Hjj door Zjjn almach tige kracht Benoni, het kind der smarte, ver andert en stelt tot Benjamin, een kind des geluks. Dan wordt Raehel's weeklacht in een liefe lijke rei veranderd, tot lof van Hem, die ge nadig is en barmhartig en die nooit toelaat, dat de Satan één Zjjner gekenden Hem ont rooft. J. P. Ta.zbla.abi HPBOKKELINGEN. Is het u nooit ingevallen, hoeveel een hoor der kan toebrengen aan de welsprekendheid van den prediker? Er wordt altjjd heel veel gezegd en geschreven over kracht op den preek stoel, maar wjj hooren niet veel over kracht in de banken. Mr. Gladstone zegt, dat welspre kendheid is het in een stroom uitstorten over het gehoor van wat de spreker eert in damp van het gehoor ontvangen heeft. Eene schoone uitlegging van de welsprekendheid! De zon ontvangt water uit de kleine vijvers; uit de geopende kelk van iedere kleine bloem die den dauw in zich heeft opgenomen, stijgt een damp opDeze stjjgt op naar de bovenlucht, waar het kouder is, en de damp verdicht zich tot wolken en wordt dan regen, en de regen komt bjj stroomen neder op de droge en dorstige aarde Zoo ontleent ook de prediker van het Evangelie, wanneer hij met kracht spreekt, de dauwdroppels, die tot hem als een damp op stijgen, aan de harten der hoorders, tot wie hjj het woord richt, en hjj stort de verdikte damp weder over hen uit in een vloed van geheiligde welsprekendheid. Zoo dankt menig prediker, die niet weet van waar zjjn kracht komt, deze aan biddende, belangstellende, liefhebbende hoorders. Iemand kan niet anders dan goed prediken, wanneer de menschen voor hem bid den en wanneer hunne harten geopend zjjn, om het woord te ontvangen. Hoe anders is het, wanneer de menschen sa menkomen, om critiek uit te oefenen over het geen zjj hooren, en alleen wenschen, om dat gene van den prediker te vernemen, wat hunne vooroordeelen of vooringenomenheden hen doen verlangen te hoorendie naar „aangename woorden" verlangen en niet naar het zwaard des Geestes, dat scherp en puntig isof wel die iets anders verlangen te hooren in plaats van het Evangelie, een prediking over goede wegen, goede wetten, goede overheidspersonen, gezondheidsmaatregelen, of over den Czaar van Rusland, den Sultan van Turkjje, of iets der gelijks, in plaats van het kostbaar Evangelie 1 Zelfs een krachtig man Gods heeft weinig macht over eene gemeente, waarin de gemoederen met bereid zjjn, om de waarheid aan te nemen. Abthub Pibbsos. staan, waardoor zjj tenminste gerust gesteld werd, dat er geen ongeluk gebeurd was, zooals zjj eerst meende. Langzamerhand was Geert een weinig tot bedaren gekomen, doch toen begon hjj te sehreiën. En toen ook dit weer wat bedaard was, zeide hjj„Toen gjj gisteren bjj ons waart en met vader sprak eer hij stierf, drong mjj ieder woord van u als een dolksteek door de ziel. En toen vader zeide: „Dood is dood" was mjj dit nog het aller ergste. De woorden lagen mjj op de lippen om te zeggen„dat is niet waar", doch ik sprak ze niet uit. Ik bleef echter zóó zeer onder den indruk van uwe ernstige woorden, dat ik eigenlijk heel weinig1 er meer van wist wat er verder om mjj heen gebeurde. Ik zag vader sterven, maar zonder te begrijpen dat hjj nu dood was. Ik was bjjna geheel we zenloos. Ik hoorde moeder en Douwe verschrik kelijk brullen, doch bleef geheel in denzelfden toestand. Toen ik eindelijk weer tot bezinning kwam, en ik eenig begrip kreeg van de din gen die gebeurd waren, en dat vader gestorven was, en ook verloren was, werd ik door deze gedachte zoozeer aangegrepen en gefolterd, dat ik nergens meer rust had. Ik begon na te den ken over mjjzelven en over mjjn zonden, en hoe ik altjjd met uwe woorden den spot ge dreven had. Maar het vreeseljjkst van alles was, dat ik de gedachte niet van mjj kon zetten,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 2