Kerk- en Schoolnieuws.
Ofiiciëele Berichten.
Acta van de Generale Synode van 1908.
BOEKBEOOKDEELim
De verhonding van Kerk en Staat in ver
band met artikel 171 der Grondwet
Q., en dat beroep aanneemt. Ds. A. preekt den
22sten November afscheid, en haast zich, om
den 29sten November te Q. intrede te doen.
Ufa wordt gevraagdwanneer houdt zyne be
trekking tot de Kerk van P. op, en wanneer
begint h\j verbonden te zy'n aan Q.
De vraag zal ^door de meeaten';» beantwoord
worden met te?zeggen natuurlek is hij van
P. af, als hy afscheid gepreekt heeft, en is hij
eerst aan Q. verbonden, alsjhy daar zijn intree
heeft gedaan. Hoe natuurlijk dit moge schijnen,
het kan toch groote moeilijkheden opleveren.
Als ds. A. den 22sten November afscheid
preekt, den 23sten op reis gaat, den 24sten
longontsteking krijgt, en', den 28sten sterft, bij
welke Kerk behoort dan zijn weduwe?
Zeg nu niet te spoedig ja, maar dat gebeurt
zoo nooit. Dat weet gij niet. Wij durven ge
rust te zeggen dat kan zeer goed gebeuren.
Maar laat ons een ander'geval stellen.
Ds. A. preekt den 22sten November afscheid,
gaat den 23sten op reis, maakt zich op reis
schuldig aan verregaande wereldschgezindheid,
waardoor hij zich als ambtsdrager eerloos maakt
bij de wereldwelke Kerk zal hem dan moe
ten behandelen De Kerk van P. of die van
Q., of misschien die van R. waar hij zondigde,
maar waartoe hij nooit heeft behoord
't Is duidelijk, dat het van belang is te we
ten, waar zoo'n predikant behoort. Ergens moet
hij behooren.
Nu kan men wel heel diepzinnig gaan re
deneeren, en de een zal betoogen, dat met het
afscheid de betrekking tot P. eindigt en dus die
tot Q. aanvangt, en de ander zal beredeneeren,
dat met de intrede de betrekking met Q. begint,
en die tot P. eindigt. Maar zoo komt men niet
verder. De Generale Synode heeft zich daarover
uitgesproken, en verklaard, dat ds. A. den Za
terdag na zijn afscheid van P. los is en bij Q.
gerekend wordt.
Fr. Kerkbode. db Geus."
BEROEPEN
te Pernisds. K. v. Anken te Heinkenszand.
te Iersekeds. J. H. Lammertsma te Tholen.
te Beetgumds. L. J. C. Kreyt te Berkel.
te Vijfhuizen, te Heerjansdam en te Leksmond
Cand. M. A. van Pernis te Spijkenisse.
AANGENOMEN
naar Garrelsweer: ds. H. Haspers te Hardinx-
veld.
naar FijnaartCand. H. A. Munnik te Am
sterdam.
BEDANKT
voor Terneuzen ds. A. S. Schaafsma te Ten
Boer.
voor Zuidland Cand. H. A. Munnik te Am
sterdam.
De Diaeonie der Ger. Kerk te Middelburg
A bericht met dankzegging, dat de opbrengst
der winter-collecte ditmaal was f 196.28.
Namens de Diaeonie,
P. J. db KrüIJTER.
Tholen, Jan. 1909. Ds. J. H. Lammertsma ont
ving het beroep naar de Geref. Kerk te Ierseke.
Namens den Kerkeraad,
Kuyper Boone, Scriba.
Ierseke19 Jan. 1909. Zondag 18 Jan. is
alhier uit een te voren gesteld tweetal pre
dikanten beroepen, de WelEerw. heer Ds.
J. H. Lammertsma te Tholen.
Namens den Kerkeraad,
A. M. Steotee.
Tementen18 Januari 1909. Gisteren werd
aan de gemeente bekend gemaakt dat de Wel.
Eerw. Heer Ds. A. S. Schaafsma te Ten Boer
voor de op hem uitgebrachte roeping naar
onze gemeente heeft bedankt.
Namens den Kerkeraad,
J. J. de Jager.
De Gecomitteerden tot de Zending te Gryps-
kerke hebben de eer by dezen het navolgende
ter kennis der Gemeente te brengen.
Ie. Dat de Kerkeraad in zijne vergadering
d. d. 16 Nov. j. 1. tot bevordering van de Zen-
dingsaetie in onze gemeente benoemd heeft tot
gecommit. met onzen leeraar de b.b. P. Boon,
A. Louwerse, A. P. Rotte en Jb Wisse.
2e. Dat zij hunnen arbeid bereids hebben
aangevangen naar de volgende, door den Ker
keraad vastgestelde „Orde van Werkzaamheden
voor gecomitteerden tot Zending".
Art. 1. De Kerkeraad benoemt benevens den
Dienaar des Woords minstens vier gecommit
teerden inzake de Zending onder de Heidenen.
Zij worden voor één jaar benoemd, doch kun-
fien worden gecontinueerd.
Art. 2. De taak der gecomitteerden is
1. te arbeiden dat de Gemeente uit Gods
Woord en uit de geschiedenis van den vroe-
geren en van den tegenwoordigen tijd meerdere
kennis omtrent de Zending bekome
2. middelen aan te wenden om de Gemeente
tot meerdere Zendingsijver op te wekken
3. het voeren der correspondentie
4. de Zending met de voor haar noodige
middelen te dienen.
Art. 3. Gecommitteerden voornoemd trach
ten de in art. 2 omschreven taak te vervullen
door de navolgende middelen
1. het doen leven van het officieële Zendings
blad der Geref. Kerken in Nederland en an
dere geschriften over de Zending
2. het doen houden van Zendingstoespraken
en het organiseeren van bidstonden
3. het aanbieden van berichten aan de beide
Zeeuwsche Kerkelijke bladen
4. het opwekken van gemeenteleden tot
blijmoedige bijdragen in de door den Kerke
raad gevraagde collecten voor de zending.
Art. 4. Gecommitteerden benoemen nevens
den Dienaar des Woords die als zoodanig
Voorzitter is, een Secretaris, een Penning
meester, een vice-Secretaris en een vice-Pen-
ningmeester welke tevens contraboekhouder
is terwijl bij eventueele afwezigheid van den
Voorzitter de Secretaris zyn plaats inneemt.
Art. 5. De Secretaris houdt aanteekening
van het verhandelde in de vergadering, voert
de correspondentie, bewaart zorgvuldig alle in
gekomen stukken en houdt hiervan aanteeke
ning in een register.
Van alle belangrijke stukken bewaart hij
een afschrift en doet op de jaarvergadering
der Gemeente verslag van werkzaamheden in
het vorige jaar, terwijl hij gehouden is op
verzoek aan den Kerkeraad eveneens verslag
te doen.
Art. 6. De penningmeester ontvangt en
beheert alle gelden, die voor de zending wor
den bijeengebracht. Hij doet hiervan per
kwartaal aan gecommitteerden en aan den
Kerkeraad verslag en op last van dezen jaar
lijks aan de Gemeente.
Art. 7. Gecommitteerden vergaderen min
stens om de drie maanden.
Art. 8. De vergaderingen worden geopend
en gesloten met aanroeping van den naam des
Heeren.
Aldus vastgesteld in de Kerkeraadsverga-
dering van den 11 Januari 1909,
(Was get.) J. J. Koopmans, Praeses.
A. Geschiere, Scriba.
3e. Dat zij ingevolge art. 4 zich hebben ge
constitueerd als volgt:
Ds. J. J. Koopmans, Voorzitter, A. P. Rotte,
Secretaris, P. Boon, Penningmeester, A. Lou
werse, vice-Secretaris, H. Wisse, vice-Penning-
meester.
4e. Dat zij dankbaar voor het reeds door
heel de gemeente in hen gesteld vertrouwen,
met blijdschap vermelden, dat het aantal
abonné's op het Zendingsblad is verdubbeld
en nu bijna 100 bedraagt en 100 Zendings
kalenders in verschillende gezinnen zijn ver
kocht, en dat zij hoopen dat ook het aantal
lezers van „de Macedoniër" nog aanzienlijk
worde vermeerderd.
Namens gecommitteerden voornoemd,
A. P. Rotte, Secretaris.
Grijpskerke, 16 Jan. 1909.
Namens de leden van het Moderamen der
jongste Generale Synode deelen ondergetee-
kenden mede, dat door den Uitgever de Acta
verzonden zijn in Nederland aan al de Gere
formeerde Kerken, aan hen die als stemgerech
tigde of als adviseerende leden ter Synode
zitting hadden en aan de Rapporteurs.
Mocht een dezer rechthebbenden geen exem
plaar ontvangen hebben, zoo melde hij dit aan
den eersten ondergeteekende te de Lemmer
vóór 31 Januari e. k.
Ds. A. de Geus.
19 Jan. 1909. Ds. K. Fernhout.'
O. en W. Souburg. Woensdag 13 Januari
j. 1. hield de Zendingseommissie alhier hare 4de
jaarvergadering. Zü had bij die gelegenheid
als naar gewoonte de gemeente uitgenoodigd,
die voor een klein gedeelte hieraan had gehoor
gegeven. Nadat de voorzitter, Ouderling J.
Dorleijn de vergadering op de gebruikelijke
wijze had geopend, en een openingswoord had
gesproken, verkreeg de Seeretaris het woord,
om verslag uit te brengen over den arbeid der
commissie over het afgeloopen jaar. Hieruit
bleek dat de werkzaamheden niet hadden be
antwoord, aan de wenschen en begeerten, door
de commissie op eene vorige jaarvergadering
uitgesproken. Was er eenige hope op vooruit
gang der Zeeuwsche Zending, helaas, we kun
nen niets melden dan teleurstelling. Was eene
vorige jaarvergadering, ons oog gevestigd op
br. Horstman, en zijn arbeidsveld, ook die ver
wachting is tot hiertoe niet verkregen. Was
deze zaak tot een goed einde gekomen, dan
zouden wij onzen arbeid kunnen uitbreiden en
de gemeente kunnen bearbeiden naar de be
geerte van ons hart.
Maar nu zijn het al wolken en nevelen die
onzen zendingsarbeid omringen. Hoewel de
Heere ons in dezen beproeft, moeten we noeh-
thans in de kracht des Heeren, onzen arbeid
geloovig voortzetten, ziende op het gebod en
blind voor de toekomst. De commissie bestaande
uit 14 gewone en 2 adviseerende leden, heeft
door het verspreiden van 100 Zendingskalen
ders, het bezorgen van 100 Zendingsblaadjes
per maand, en het inzamelen van geld door 9
Zendingsbusjes, het laten houden van 2 Zen
dingsreden, weer getracht een steentje by te
dragen voor den arbeid der Zending. Hierna
verkrijgt de Penningmeester, br. I. Kluifhout
het woord om verslag uit te brengen over den
toestand der kas. Hieruit bleek dat in het af
geloopen jaar was ontvangen, de som van
f 154,87, terwijl de uitgaven bedroegen f142,631/2
alzoo een batig saldo van f 12,231/2.
Ook bleek uit dit verslag dat op de Rijks
postspaarbank was uitgezet de som van f210
benevens de bijgeboekte rente.
Alsnu ontvangt Ouderling de Hamer het
woord, die als onderwijzer van de Zendings
school, hierover niets te rapporteeren heeft,
aangezien deze zaak zijn gewone loop heeft.
Daarom vraagt spr. onze aandacht voor eenige
moeilijkheden voor de zending op Midden Java.
Spr. staat stil bij het klimaat, de tegenstand
der regeering, de wilde dieren en bij het ka
rakter van den Javaan.
Na het zingen van Ps. 726 vergast de heer
D. van Yeen, hoofd der Chr. School ons op
een voordracht, getiteldHet woeste volk.
Spr. staat stil bij den heiden voor de bekee
ring, bij den zendeling, en bij Neerlands schuld
tegenover Java. Hierna treedt ds. Kerkhof naar
voren. ZEerw. ontsteekt allereerst eenig licht
over de kwestie van br. Horstman en zijnen
arbeid, waardoor eenige nevelen omtrent deze
zaak worden opgeklaard. Hierna vraagt hij onze
aandacht voor de vraag, moet een Javaan ook
zelf de zending geldelijk steunen.
Velen hebben het beproefd, zegt spr. ZEerw.
staat stil bij den arbeid der Hernhutters, die
door oprichting van eene bazaar, waarin al
lerlei artikelen zich bevonden, en die door de
rijken en armen een paar cent duurder werden
betaald, getracht de zending te steunen. Doch
deze werd door oprichting van eene andere
bazaar, die dezelfde waren, voor een paar cent
beneden de waarde verkocht, opgeheven.
Ook het stelsel uit Z. Afrika had zijne be
zwaren, n. 1. de verdeeling van het land door
den zendeling. De inboorlingen moesten dan
kerken by den zendeling die het land verdeelde,
en na aftrek van eigen onderhoud was de rest
voor de zending.
Doch aangezien er meer kwamen uit eigen
voordeel voor het land, dan wel voor het
evangelie, bleek ook dit onuitvoerbaar. Ook
den arbeid der Rijnlandsche zending was niet
zonder bezwaren, n. 1. om het stelsel van den
Apostel Paulus te handhaven, en met het ver
richten vau een handwerk de zending te steu
nen. Door de onbeschaafheid der volken is
dit onmogelijk. Spr wil eerst de Kerk tot
openbaring brengen, en dan de Javaanen lee-
ren, om hun eigene Javaansche predikanten,
wanneer die de Keucheninsschool verlaten
hebben, te onderhouden. Spr waarschuwt ook
tegen het misbruik van weelde artikelen, op
dat ook deze de steun der zending niet be
lemmeren.
Ook beantwoordt hij de vraag, op welke ma
nier de zending moet werken. Spr zegt door
het gepredikte woord.
Niet zooals de Roomsche Kerk, door het
verspreiden van rozekranzen, kruisen en beel
den, niet zooals de Methodisten door straat-
prediking, maar door middel van het woord
te brengen aan den heiden elk in zyn eigen
taal. Van de gelegengeid tot debat, werd
geen gebruik gemaakt. Nu werd de rest der
zendingskalenders voor 1909 uitgedeeld, doch
aangezien er nog werden teleurgesteld, werd
op voorstel van de Secretaris besloten, om nog
25 stuks te bestellen voor de zendinsvrienden
te Ritthem, die ook dit jaar weder zooveel of
fervaardigheid voor de zending hadden getoond.
Nadat de voorzitter de aanwezigen dank
had gezegd voor hunne belangstelling, en de
sprekers voor hunnen arbeid, sloot hy de ver
gadering, waarop na het zingen van Ps. 86 6
Ds. Kerkhof voorging in dankgebed.
Namens de Zendingscommissie,
P. Alewijnse, Secretaris.
door G. Keizer, Predikant te Tiel.
Reeds te lang hebben we deze brochure laten
liggen, want in vele bladen is er de aandacht
al op gevestigd, en het den schijn kon heb
ben, alsof we haar minder belangrijk achten.
Daarom beginnen we maar aanstonds met de
verklaring, dat we haar niet uit geringschat
ting tot dusver onbesproken lieten, maar dat
we haar eerst eens goed wilden lezen alvorens
we er melding van maakten, wyl zy dit ten
volle verdient. Oorspronkelijk was zij bestemd
om op „den Schooldag" de bespreking in te
leiden, maar zy is uitgedijd tot een werk,
dat zyn plaats met eere zal bly'ven innemen.
Allen die belangstellen in deze kwestie, die
zeer oud is, maar na eenigen tijd altyd weer
opduikt, kunnen hier ^inlichting ontvangen,
welke van belang gerekend moet worden.
In de inleiding doet de schrijver ons'zien,
dat de behandeling' van dit onderwerp geheel
past in dezen tijd en wie haar aandachtig
leest krijgt den indruk, dat hy kennisfgeno-
men heeft van alles wat vroeger en later hier
over gezegd en geschreven is. Eer hy zelf
sprak, heeft hy geraadpleegd met hen, die
deze stof ingedacht hadden en het kan niet
anders, of een dergelijke arbeid heeft vrucht
gedragen. En waar men by deze kwestie sprak
van een wespenest, van een heet hangijzer, en
niemand gaarne in aanraking komt met deze
insecten of met een ijzeren voorwerp, dat veel
van het vuur in zich opgenomen heeft, daar
vertrouwt men zich gemakkelijk aan een gids
toe, die blijkbaar zoo nauwkeurig het terrein
heeft verkend en alle paden kent.
Daarop volgt dan art. 171, dat voorkomt in
het zesde Hoofdstuk van de huidige Grondwet.
Dr. Keizer oordeelt, dat er terecht een plaats
in de Grondwet ingeruimd is aan den gods
dienst, en hy houdt zich met art. 171 bezig,
omdat het voor ons land het meest belang
rijke is. Op de vraag, hoe zyn wy aan dit
artikel gekomen, geeft hy een antwoord, het
welk van zyn groote belezenheid getuigenis
aflegt en voor zoover wy konden nagaan is
het ook zeer juist. Langer staat hy stil by de
pogingen, aangewend om een goede oplossing
te vinden en alle onbillijkheid, welke nu nog
bestaat weg te nemen. Goed doet het om nog
eens te zien, hoe mannen van onderscheiden
inrichting hun krachten beproefd hebben om
den rechten weg aan te wijzen, langs welken
ons land zou kunnen komen uit den toestand,
waarin het niet is zooals het behoort. En aan
het einde van dit overzicht constateert hy, dat
ook onze kerken subsidie zouden knnnen ont
vangen. De mogelijkheid daartoe bestaat vol
gens de bestaande wetten. En zoo komt hy
tot de vraag, waarom wy die subsidie niet ver
langen. Wie nu weet, hoe deze zaak in onze
kringen aan de orde is geweest, en wie het
voor en tegen heeft hooren bepleiten, spant
zich nu in om te vernemen, wat dr. Keizer
daarvan zal zeggen.
Ook hier valt het zelfs mee. Hy heeft dui
delijk uiteengezet, hoe de Gereformeerden op
het voetspoor van Calvijn gedacht hebben over
de verhouding vvn Kerk en Staat. Dan geeft
hy aan, hoe en waarvoor inzonderheid in Cal
vinistische landen een drang ontstaan is om
te ijveren voor scheiding van Kerk en Staat.
Hy ziet het verwijt dat we afgeweken zyn van
de oude lyn helder onder de oogen en ver
klaart dan het verschil van zienswijze by de
groep van dr. Hoedemaker. Eveneens tracht
hy aan te toonen, dat de gewijzigde opvatting
thans door velen voorgestaan, wel degelijk is
de voortgezette ontwikkeling van Calvyns be
ginsel.
Waar de fout vroeger lag? Luister naar wat
pag. 29 zegt: „Onze vaderen beriepen zich
voor de verhouding van Kerk en Staat zeer
veel op die, welke onder Israël tusschen bei
den bestond. Want het is onjuist te beweren,
dat onder Israël Kerk en Staat één waren.
Beiden waren in wetten, instellingen, ambten,
ambtsdragers en ten deele zelfs in led^n dui
delijk van elkander onderscheiden. Doch in
Israël is het beeld voor onze verhouding niet
te vinden. De theoretische rechtsbedoeling en
wetgeving van Israël kan niet zonder meer
voor de christelijke overheid in onze dagen ten
regel worden gesteld omdat daardoor de grens
zou worden uitgewischt, die Oud- en Nieuw
verbond scheidt. De eeuwige beginselen voor
beider verhouding zyn niet te vinden door
eenvoudig zich te beroepen op een wet of voor
beeld van Israëls geschiedenis, wanneer daarby
geen rekening wordt gehouden met het prin-
cipieele onderscheid, dat Israël theocratie van
de Nieuw-Testamentische bedeeling scheidt.
Ook Calvijn is niet aan deze fout ontkomen
en daarom bestond er zoo gereede aanleiding
om te spreken van de Theocratie onder Calvijn
te Genève".
Er volgt nu een beschouwing, welke ons
leert hoe het tot een betere regeling kan ko
men, en welke recht heeft op ernstige over
weging. Het komt ons voor, dat hier de ver
schillende gedachten nauwkeurig weergegeven
worden.
Zeer belangrijk is eveneens het gedeelte, dat
de vraag raakt: Bestaat die onderscheiding
nog niet in ons land? Klaar wordt aange
wezen op welke gronden de revolutionairen
de scheiding van Kerk en Staat eischen en
hoe het komt, dat hun praktijk geheel anders
is dan hunne theorie. En wie met de noodige
aandacht nagaat, wat ons hier aangeboden
wordt, zal de nevelen, welke zoo menigmaal
beletten om zuiver te zien, zien verdwijnen
en hij begint langzamerhand den vasten grond
te bespeuren, waarop hy te midden van zoo
veel spraakverwarring zyn beide voeten kan
neerzetten.
Ik zou nog meer kunnen noemen, wat hier
ter sprake is gekomen, maar het is voldoende
om ieder, die 'eens weten wil, hoe het thans
met deze oude kwestie staat, aan te raden om
dit boekje te koopen en te overdenken. Het
is op de hoogte van het vraagstuk en de vele
moeite er aan besteed verdient waardeering.
Het is wel waar, dat er eenigen tyd geleden
veel meer over gesproken werd, toen op nieuw
gehandeld werd over de vraag, of onze Kerken
ook niet by de hooge Overheid moesten aan
dringen, dat zy recht zou doen inzake de gel
den welke zy voor den eeredienst uitkeert,
dan thans, maar het is toch goed, ja noodig,
dat meerderen onder ons weten, waaraan wy
toe zyn. En in dr. Keizer hebben we een
kundigen gids, aan wien ge u wel toe vertrou
wen kunt. Boüma.