FEUILLETON.
Werkt ows zelfs zaligheid
Wat hierby te bedenken.
Barts familie.
Zoo zijn er.
Een Godsgericht
Zondagskoorts.
Datum van losmaking.
Daarom heeft dat thans nog plaats in de
's Gravenhaagsche Kerkbode. Deze Bode voegt
zich by de andere bladen, die den wenseh heb
ben uitgesproken, dat de samenkomst het ge
wensehte resultaat zal hebben voor de zoo lang
en zoozeer begeerde gemeenschappelijke oplei
ding, inzake den dienst des Woords. De 's Gra
venhaagsche Kerkbode beroept zich daarom zelfs
op wat Prof. Lindeboom met het oog op de
opdracht der Synode gezegd heeft in zyn rede,
uitgesproken bij de opening der lessen aan de
Theol. School. Het luidt o.m.
„Zij er daarom in de gemeenten veel gebed
om het licht en de leiding des Heiligen Geestes,
allereerst voor de mannen, aan wie deze teedere
opdracht is gegeven en ook voor al de voor
gangers en leden der gemeente, die voor deze
belangen een liefdevol hart hebben. Zij het oog
van al het volk, dat den Heere vreest, over de
menschen met hunne verschillende inzichten
en wenschen heen op Hem, die aan de rechter
hand Gods is gezeten, en voor Zyne gemeente
al den dag en al den nacht, waakt en zorgt,
en onder al de bewegelijkheid der bewegelijke
dingen het onbewegelijk Koninkrijk ontvangen
doet allen, die in het geloof de genade vast
houden, door dewelke wij welbehagelijk Gode
mogen dienen met eerbied en godvruchtigheid".
(Hebr. 12 28).
Naarmate men thans voor de oplossing van de
„teedere quaestie* is, vooral gerekend naar den
stand der zaken, ziet men allicht meer of min
der in deze of andere opdrachten. De licht- o3:
schaduwzijden kan men en laat men dan wel
zien. Of uit dit óf uit dat oogpunt wordt ze
dan wel voorgesteld. Mijn wensch is, dat het
al den broederen om 's Heeren en der Kerken
wil gegeven worde om deze „teedere opdracht"
tot het meest gewenschte einde te brengen
Littooij.
UIT HET LETEN.
Het is een onverbiddelijke eisch, dat de
mensch zijns zelfs zaligheid moet werkendat
hij alles moet doen, wat Zijn hand vindt om te
doen, opdat hij welgetroost leve en eenmaal
zaliglijk sterve. Alle lijdelijkheid ligt hier ver
oordeeld. Wie door den stroom van het zondige
wereldleven niet wil worden meegesleurd naar
den afgrond, die moet roeien met al zijn kracht,
volhardende tot den einde.
Maar nu worde hier één ding niet vergeten.
Tot dit werk schiet des menschen kracht ten
eenen male te kort. Als ge een klein en teeder
kindeke brengt bij een woesten bergstroom,
die klaterend en schuimend naar de diepte ijlt,
en ge zegt tot dat kindga in dit bootje,
grijp de riemen en roei met alle kracht op
tegen dezen stroomdan eiseht ge iets van
dat kind, hetwelk het onmogelijk kan vol
brengen. Maar evenmin is er ook kracht in
den mensch om tegen den stroom van het
zondige leven in te roeien en aan te sturen
op de haven der rust. Al weet hij ook, wat hij
doen moet om zalig te wordenwij zien het
aan zoovele duizenden, die het goed weten
het ontbreekt hun aan den wil, aan de wils
kracht om het te volbrengen. Menigeen be
gint, maar nauwelijks begonnen, geeft hij het
wederom op. Ge kunt evengoed den mensch
bevelen een wereld te scheppen uit het niet,
als zijns zelfs zaligheid te werken en zich het
eeuwige leven te verwerven.
Zullen we daarom den eisch maar als onuit-
Een verhaal door PEKAH.
20)
VIERDE HOOFDSTUK.
Doch hiervan was bij Bart geen sprake. Hij
was dezelfde opgewekte Bart gebleven. Alleen
in de dagen en weken, toen hij onder zijn zon-
denlast gebukt ging, was hij stil en in zieh-
zelven gekeerd, maar toen hij mocht leven in
de bewustheid, dat hij het eigendom van Chris
tus was geworden, werd dit ook weer anders,
en wist hij zeer goed in beoefening te brengen
de Apostolische vermaning:
„Staat dan in de vrijheid met welke Chris
tus U vrijgemaakt heeft," zonder dat die vrij
heid daarom in losbandigheid ontaardde.
Wjj kunnen dit misschien het best uitdruk
ken met deze woorden Bart was niet te vroom
geworden, om ook met andere menschen te
kunnen omgaan. En wellicht had hy dit mid-
delijkerwijze ook wel te danken aan de kern
gezonde leiding van boer Hannes.
Ter anderer zijde was Bart er ook de man
niet saar om zijne verandering voor anderen
voerbaar ter zijde stellen, en gelijk velen terug
vallen in het moedelooze ik kan niet Zullen
wij dan zeggen, gelijk velen hebben gezegd
God eischt het wel, maar Hij weet dat wij dien
eisch toch niet kunnen volbrengen Dit zou
een krachteloos maken wezen van het Woord
van God. De Heere zegtwerkt uws zelfs
zaligheid 1 En dat meent Hij! Het moet! Wie
het niet doet, gaat naar den afgrond.
Maar de Heere voegt er iets bij. Hij wijst
ons den weg, waarin de eisch kan worden
volbracht. Als het ons aan kracht ontbreekt
om ons zelfs zaligheid te werken, om alles te
doen, wat onze hand vindt om te doen tot
behoudenis onzer ziel, dan wil Hij uit genade,
om niet, zonder geld en zonder prijs, zijn kracht
in onze zwakheid volbrengen. Hij werkt in ons
het willen en het volbrengen naar zijn wel
behagen, indien wij het slechts biddend van
Hem begeeren. Opdat wij ons zelfs zaligheid
zouden kunnen werken, heeft God hulpe voor
ons besteld bij een Held, bij Christus. Zonder
dien Held kunnen wij niets doen. Zonder dien
Held drijven wij machteloos mede op den stroom
der zonde, die ten verderve voert. Maar ook als
die Held zijn kracht uit genade in onze zwak
heid volbrengt, dan klieven wij de golven en
worstelen wij in tegen den stroom en streven
wij opwaarts naar de plaats, waar wij veilig-
lijk landen.
In eigen kracht kan de mensch niets. Ook
in het natuurlijke niet. Het schijnt wel zoo.
Hoevele menschen vragen niet naar God. Dui
zenden werken zonder te bidden. En door die
duizenden worden groote dingen tot stand ge
bracht. De wereld is vol van meesterwerken,
die getuigenis geven van menschelijke kunde
en menschelijke kracht. Toch is dit alles slechts
schijnbaar. Wie zjjn Bijbel gelooft, die verstaat
het, dat al wat de mensch doet, gedaan wordt
in Gods kracht. Ook degenen, die niet bidden,
werken met Gods kracht. Wij zouden geen
voet kunnen verzetten, geen spijker kunnen
slaan, indien God er geen kracht toe schonk,
ongevraagd en ongebeden, ook aan degenen,
die meenen, dat ze God kunnen misser.
Als iemand zegt: ik kan in eigen kracht
mijns zelfs zaligheid niet werkendan ant
woorden wijgij zegt welMaar we voegen
er aanstonds aan toe ge kunt ook in eigen
kracht geen spade steken in de aarde en geen
nagel slaan in den wand. En gelijk de Heere
u nu eiken dag de kracht geeft om te doen,
wat uwe hand vindt om te doen zoo wil Hy
u nu ook in Christus de kracht verleenen om
te doen, wat tot uwe zaligheid van noode is.
Uwe onmacht verontschuldigt u niet. Er is
kracht te verkrijgen. Om niet. Zonder prijs en
zonder geld. De eisch, de onverbiddelijke eisch
dringt u om bij Christus te zoeken, wat in
uzelf niet te vinden is. De eisch, de onver
biddelijke eisch, dringt aan tot gebed, tot
voortdurend gebed. Zoo het iemand aan de
kracht ontbreekt om zijns zelfs zaligheid te
werken, dat hij haar dan begeere van God,
die mildelijk geeft en niet verwijt, en ze zal
hem geschonken worden. Daartoe wordt Christus
ons verkondigd, opdat we Hem zouden zoeken,
opdat we Hem zouden aanraken en ©r kracht
van Hem uitga in ons.
Als iemand door den stroom wordt meege
sleurd en in den afgrond nederstort, dan is dit
enkel door zijn eigen schuld, want er is hulp
te verkrijgenalmachtige hulp, goddelijke on
dersteuning, zonder betaling van eenigen prijs,
zonder eenige conditie, die voor ons onuitvoer
baar is. Christus wil zijn kracht in onze zwak
te verbergen. Hij sprak daarom dan ook altoos
als hij bij zijne ouders kwam, over de noodza-
elijkheid der bekeering, en vooral omdat zij
reeds oud begonnen te worden, legde hij er na
druk op, dat zij dit toch niet moesten uitstel
en. Doch, nóch zijn vader, nóch zijn moeder,
nóch zijn broers bekommerden zich daaromtrent.
Het eenige wat hen wel beviel, was dit, dat
Bart het nu zooveel beter had dan zy. En daarom
zeiden vooral zijne broers wel eens spottend
Als we wisten, dat wij het dan ook beter zou
den hebben dan nu, dan zouden we ook wel
vroom willen worden, zelfs nog wel vromer
dan jij."
Doch Bart antwoordde dan„vroom worden
is niet genoeg, maar ge moet den Heere leeren
vreezen, want in het onderhouden van Gods
geboden is grooten loon".
Het was in dien tijd, dat Bart op zekeren
dag een boodschap ontving of hij by zijne ouders
kon komen, wijl zyn vader plotseling ziek ge
worden was, en de ziekte zich nog al ernstig
liet aanzien. Hij aarzelde geen oogenblik, maar
besloot wijl het nu reeds tegen den avond liep,
den volgenden morgen vroeg met zyn vrouw
derwaarts te gaan. Het rytuig van Tiemens
mocht hij gebruiken, en zelf had hy, gelyk onze
lezers reeds weten, wel een paard.
Den volgenden morgen begaven zy zich reeds
vroeg op weg, en bij zyn ouders gekomen, vond
heid volbréngen. En wie verloren gaat, gaat
verloren, omdat hij de aangeboden hulp heeft
versmaad, gaat verloren, omdat hy niet tot den
einde Christus heeft aangeroepen. En zjjn
vonnis zal luiden gy hebt niet gewildniet
uw onvermogen, maar uw onwil is de oorzaak
van uw verderf.
Nog eens, tegen de zuiging van den stroom
der zonde kan in eigen kracht niet worden
opgeroeid. Wie in eigen kracht zyn zaligheid
wil werken, vliegt naar den afgrond. Maar de
kracht van Christus is machtiger dan de ge
weldige zuigkracht van het zondeleven dezer
wereld. Het geheim van onze behoudenis is
dan ook enkel daarin gelegen, dat wy ons vast
klemmen tot den einde toe aan den Heere Je
zus Christus alleen. Hem moeten wy aanschou
wen om sterkte. Dit is de overwinning, welke
de wereld overwint, namelijk ons geloof. Er
is hulp te verkrijgen voor een ieder, die zyn
zaligheid wil werken, die wil doen, wat zyn
hand vindt om te doen tot zaligheid zjjner ziel.
Almachtige, gewillige, aangeboden hulp. Ge
wordt gebeden haar aan te nemen. Myn lezer,
indien gy tot nog toe uws zelfs zaligheid niet
werktet, waarom doet gy het niet, waarom
maakt ge van Christus geen gebruik, waarom
laat gy u medevoeren naar den afgrond? O,
het is waar, het leeft zoo gemakkelyk, als ge
de riemen in de boot legt, en ge laat u glyden
op de wateren, maar het ontwaken zal zoo vree-
seljjk zyn. Gryp naar de riemen en roep
Christus aan om kracht en werk uws zelfs
zaligheid met vreeze en beven. De strijd met
de zonde is zwaar, maar door Christus zult ge
meer dan overwinnaar wezen en de aankomst
in de veilige haven zal zoo zoet zyn. Benaarstig
u dan om uwe roeping en verkiezing vast te
maken. Laman.
ÜPBOfiKELINGEN.
„Och, dominee, zeide eens iemand, werkelijk
de lasten worden te zwaar. Het is maar geven
en nog eens geven. Wy beginnen er werkelyk
onder te zuchten. Er wordt gevraagd voor de
kerk, voor de armen, voor de scholen, voorde
gestichten, voor de kiesvereeniging, voor de
zending. Op het laatst schiet er voor jezelf
niets meer over. Werkelyk het wordt toch te
veel.'
Zoo sprak de man. Het was om medelijden
te krygen. Maar wat de man er niet by zei,
was dit: dat hy aan het einde van ieder jaar
enkele honderden guldens op de spaarbank
bracht.
Zoo'n Farizc-ër Helaas ja, sommigen bezitten
hun geld en goed tot hun verderf. Het geld
heeft hen, maar zy hebben niet het geld. Ze
zyn geen rentmeesters, maar spaarpotten. En
het ergste is, dat zy niet zien, wie zy zyn.
Overgenomen uit W. B.
In 1902, by de verschrikkelijke ramp op
Martinique, is het duidelijk uitgekomen, dat
God de roepende zonden zichtbaar straft.
Om de kruisiging van den Heere Jezus te
bespotten, handen de inwoners van St Pierre,
de hoofdstad van Martinique, op Goeden Vrij
dag een varken aan een kruis genageld. En
als een antwoord des hemels op deze godslas
terlijke daad kwam er plotseling een uitbar
sting van den vuurspuwende berg Pèlée, die
een groote fabriek verwoestte, en een aantal
hy zijn vader nog erger, dan hy verwacht had.
En dit was geen wonder, want hy was in den
voorafgaan den nacht door een beroerte getroffen.
Ofschoon hy wel reeds weer tot bewustzijn
was gekomen, was hy toch aan eene zyde ge
heel verlamd, en kon hy slechts met groote
moeite en dan nog onverstaanbaar spreken.
Hy klaagde over benauwdheid op de borst, en
de docter had gezegd, dat hy vreesde dat zich
een dergelijk verschijnsel zou herhalen, en in
dien dit gebeurde, dat het dan ook wel eens
spoedig zou kunnen afgeloopen zyn.
Bart, dit vernemende, vreesde nu ook het
ergste, en was niet weinig bekommerd omtrent
het einde zyns vaders. Hy wist wel hoe deze
altoos geleefd had, zonder God, en dat dus het
sterven zou zyn, een „verloren zijn voor eeuwig."
En hoewel hjj wel wist, dat het laat, ja, dat
het ter elfder ure was, geloofde hy toch, dat
het nog niet te laat was, om althans nog
eens ernstig met zyn vader te spreken over
diens naderend einde. Hy wist ook wel dat al
toos elk gesprek dienaangaande was afgestuit
op onkunde en verregaande onverschilligheid,
doch hy dacht, dat wellicht in 't aanzicht van
den dood die onverschilligheid nog voor be
langstelling zou kunnen plaats maken.
Hy hoopte althans op een toegenegen oor.
Trouwens „de liefde hoopt alle dingen."
Doch helaashoe vreeselyk werd Bart te-
arbeiders, die er in werkten, ellendig deed
omkomen.
Doch verder verspreidde de lavastroom zich
niet. De overige inwoners kwamen met den
schrik vrij, en begonnen te vluchten. De gou
verneur der stad gaf echter aan een commissie
van deskundigen de opdracht om te onderzoe
ken, of werkelijk van den kant van den berg
Pèlée gevaar dreigde. De commissie besteeg
den berg, onderzocht alles heel nauwkeurig en
gaf als haar bevinding te kennen„Er is in
't geheel geen gevaar. De berg Pèlée heeft
slechts wat vuurwerk gemaakt".
Op Hemelvaartsdag zou nu de spotternij
herhaald worden. Maar vroeg in den morgen
van dien dag verspreidde een stroom van lava
zich met zóó ontzettende snelheid over de ge-
heele stad, dat dit als van den hemel vallande
verderf in weinige seconden 40.000 menschen
vernietigde.
Overgenomen uit het Fr. Kerkblad.
Dat is een nare ziekte en nog besmettelijker
dan andere ziekten. Want als een der familie
leden, hoofdzakelijk vader of moeder, daaraan
lijdt dan duurt het gewoonlijk niet lang, of al
de huisgenooten lijden daaraan. De eerste ver
schijnselen vertoonen zich op een tijd, dat men
zich klaar moet maken voor de godsdienst
oefening. Dan ontstaan er plotseling angstige
bedenkingen „Zou de kerklucht my niet scha
den Ik zal keelpijn krygen of verkouden
worden het is maar beter thuis te blijven.
De warmte of de koude is voor mij altijd na-
deelig".
Zeer zachtjes zegt eene stem: „dat is slechts
verbeelding; als ge uitgenoodigd werd voor
eene uitvoering, zoudt ge geene bedenking
hebben." Maar wie de Zondagskoorts zoo recht
in zyn leden voelt, is doof voor die stem en
is er ten slott.e vast van overtuigd, dat hy de
lucht in de kerk niet verdragen kan en hy
blijft altyd thuis onder het voorwendsel, dat
hy, door iets goeds te lezen, even goed kan
gesticht worden.
De Zondagskoorts heeft gewoonlijk nog de
zonderlinge eigenschap, dat zy slechts enkele
uren duurt, juist een poosje vóór kerktijd en
een poosje gedurende dien tyd. Want, om voor
zichzelf gerechtvaardigd te wezen, voelt men
keelpijn of iets anders ook nog, nadat men
besloten heeft thuis te blijven. Tegen den mid
dag knapt men gewoonlijk op. Dan kunnen
ze gaan wandelen en visites maken, ja, zelfs
de avondlucht is niet zoo schadelijk als de
kerkluchtzy zyn vroolyk en vergenoegd tot
den volgenden Zondag, waarop die verschijn
selen zich weer vertoonen. Wie nu voelt, dat
het hem zoo gaat, kan overtuigd wezen dat hij
Zondagskoorts heefthy neme toch snel een
middel tot herstel, want, wie weet dat hy het
goede moet doen en het niet doet, die doet
zonde".
Overgenomen uit de Rotterd. Kerkb.
Eene beslissing door de Synode, waarvan de
Kerkeraden nota moeten nemen. Zy luidt als
volgt
In onze Gereformeerde Kerken was tot heden
geen bepaling omtrent den tyd van de losma
king van een vertrekkenden Dienaar. Dat kon
tot moeite aanleiding geven. Een voorbeeld
heldere dit op.
Stel, dat ds. A, van P. beroepen wordt naar
leurgesteld.
In plaats van de onverschilligheid by zyn
vader gebroken te zien, vond hy ze, zoo moge
lijk nog erger. De oude man wilde zelfs niet
eens naar Barts woorden luisteren, maar keerde
zich hoofdschuddend van hem af, terwijl hij
met moeite uitbracht: „Je moet me met die
praatjes niet langer vermoeien. Dood is dood,
en daarmee uit."
Dat Bart hierdoor niet weinig geschokt was,
laat zich gemakkelyk begrijpen. Zoo gaarne
had hy dat anders gezien. Altyd had hy ge
hoopt by zyn vader nog eene verandering te
zien, wyl deze altijd de eenige was geweest in
het huisgezin, die het voor Bart opnam, wan
neer de anderen met zyn godsdienst al te zeer
den spot dreven.
En nu zóó verhard
Diep bedroefd zat hij by het ziekbed van zijn
vader.
Doch, wat was dat Wat deed zyn
vader wonderlijkHoe zwaar zuchtte hij 1 Hy
riep zyn moeder, die in een klein keukentje
zich bevond, doch toen deze binnenkwam, ver
namen ze nog een diepe zucht, daarna een lang
gerekt gerochel en hevige stuiptrekkingen.
Nog een zucht en een paar vreeselüke
verwenschingen en toen werd hy voor eenige
oogenblikken stil.
(Wordt vervolgd).