FEUILLETON. Nog grootere dingen. Ds. Wielenga's verzuchting. Sadrach. Een nienw blad. Voorbede voor de Koningin. Werkt uws zelfs zaligheid Hoe billik is deze eiseh. hoonend sprak in de plunderaars, die op 't oogen- blik dat zulk een stemme Gods ook tot hen uitging, tot roof en moord oversloegen. Vanzelf draagt onder de Christenheid die bij het Woord leeft, deze verschrikking een eigen karakter. Voor de geloovigen geschiedde er niets vreemds. Hun was voorzegd en ze geloofden, dat zulke ontzettende dingen te komen stonden. Zelfs is hun de neiging niet vreemd, om er het nabijzijn van 't einde in te vermoeden. Door wat ook nu weer gebeurde, wordt voor wie bfj Gods Woord leeft, opnieuw een zegel op dit Woord gedrukt. Ze zien nu als voor oogen, dat het komt zooals het geprofeteerd was. Ze waren er op voorbereid. Alleen hecht ten ze in 't gewone leven lang niet genoeg aan die ontzettende profetieën. En nu, op eens, won ook voor hen het geloof aan dit Woord in zekerheid en overtuigende kracht. Alleen maar, Jezus heeft ons ook aangezegd, dat zoolang zulke gebeurtenissen nog slechts plaatselijk en voorbijgaande optreden, het einde er nog niet is. We bewegen ons naar het einde toe, maar het groote zedelijke wereldproces is nog niet afgeloopen. Als eens het einde intreedt, zal het nog zoo onvergelijkelijk veel verschrik kelijker zijn. Wat nu plaatselijk bleef, komt dan algemeen over heel de aarde. Nu was 't voor bijgaande, maar dan zal 't zijn schok na schok niet aflatend, en doorgaande tot de algeheele vernieling. Z\j men daarom ook nu tegen verkeerd ge- loovige overhaasting op zijn hoede. Men ziet nu voor oogen, dat zoo iets gebeuren kan. Men ziet, hoe alvernielend en ontzettend zulk een gebeurtenis is. Men kan het zich nu indenken, hoe 't eens zijn zal, als heel de aardkorst op- icheurt en inberst, en aan alle land en aan alle volk overkomt, wat nu nog slechts op een kleine plek dood en verderf aanrichtte. De cata strophe die in 'teind te wachten staat, heeft thans vorm en kleur voor ons aangenomen. Er ligt in wat plaats greep een prediking zooals God Almachtig alleen zijn stem kan doen uit gaan. Maar toch het einde zelf dit alles nog niet. Eerst moet de geestelijke strijd tus- sehen Christus en de wereld zijn uitgestreden. En eerst als deze strijd zijn hoogste punt zal hebben bereikt, dan zal het einde aller dingen daar zijn. Ge kunt zeggen dat er een signaal van na dering van het einde in ligt. Dat het nu reeds vreeselijker was dan ooit vroeger, en dat als straks twee, drie nog heftiger aardschokken volgen, het einde als wordt ingeluid. Zelfs kunt ge beweren, dat ons getoond is, hoe 't einde eens zal intreden. Maar wie gelooft haast niet, en het woord zelf der Schrift blijft 'fc ons toeroepenNog is het einde niet. En daarom, van den wereldstryd voor onzen Koning kan en mag nog niet afgelaten. Die worsteling gaat door. Het geestelijk proces onder menschen verzelt het natuurproces in de aard korst. Beiden loopen evenwijdig. Wereldschokken dreunen naast de aardschokken. Het is zóó be schikt, dat als in het geestelijk proces het einde daar zal zijn, gelijktijdig en op hetzelfde oogenblik ook het einde van het natuurproces al intreden. En de wereldsehokken, die in dit geestelijk proces de menschheid nog zal hebben door te staan, vinden in de aardschokken der natuur nog slechts hun flauwe afschaduwing. Het is in de aardkorst een worsteling tus- schen gloed van binnen en druk van boven. I Een verhaal door PEKAH. 19) DERDE HOOFDSTUK. „En dat heb ik tot onderscheidene malen ondervonden", viel Tiemens haar in de rede. „En wij hebben dus alleen maar gedaan", vervolgde Barts vrouw, „wat wij schuldig wa ren te doen. En nu de Heere ook in U Zijne genade verheerlijkt heeft, zult ge dit ook wel verstaan. Doch Tiemens meende, evenals zijne vrouw, dat, al was het dan ook geen betaling, toch ter vergelding voor al de moeite en de vele opofferingen, hier een blijk van erkentelijkheid niet mocht achterwege blijven. En toen na eenige dagen de vrachtrijder des avonds voor Barts woning stil hield, en twee prachtige en gemakkelijke stoelen bij Bart bin nen bracht, behoefden Bart en zijn vrouw naar de herkomst niet te gissen, al mocht de vracht rijder ook niet zeggen, van wie deze kwamen. In de kerk was nu voortaan ook eiken Zon dag Tiemen» en zijne vronw te vinden, al moest Maar banger is nog de worsteling in de gees tenwereld tusschen het heilige in den Zoon des menschen, en het onheilige dat uit de diepten van satan opdoemt. Als een dief in den nacht zal 'fc komen, juist omdat in die geestelijke worsteling de uitkomst ons telkens verrast. En ook nu heeft een uit barsting als in Zuid-Italië plaats greep, dit uitnemende, dat ze ons wakker schudt, en ons uit het alledaagsche gedommel op eens doet opzien naar de machtige worsteling die gaande is, een worsteling waarin we zelf betrokken zijn, en waardoor ook ons lot voor eeuwig zal be paald worden. De Kerk van Christus heeft ook nu die stem des donders en der aardbeving verstaan. Mach tig is haar ernst plotseling weer gericht op de dingen die komen zullen. De bede: „Ja, kom Heere Jezus", leeft weer op de lippen. Maar ze blijft't geestelijke voorop stellen. De sehokken in de korst der aarde, hoe vreeslijk ook, zijn haar het bangste niet. Veel hooger beduidenis behouden voor haar de schokken in de zedelijke wereldorde. Niet de aardschokken, maar de schokken in de zedelijke wereldorde zullen het einde bren gen, en als dit einde komt, dan zal ook die aardkorst het laatste bedrijf van haar bange tragedie zien intreden. De natuur gaat niet voor, maar volgt. En daarom is voor ons het einde, niet dat deze wereld vergaat, maar dat Christus op de wolken zal wederkomen, en dat hij uit wat ondergaat, ons scheppen zal een nieuwe aardewaarin gerechtigheid woont. De eind-triomf van de Goddelijke orde èn in de geestenwereld èn in de natuur, op hetzelfde oogenblik en door eenzelfde geestelijke macht." Tot zoover De Heraut. We kannen er staat op maken, dat al wat God in Zijn Woord gezegd heeft en zegt, ook van de toekomst, geschied is en geschieden zal. Daarom eenvoudig, kinderlijk en ontwijfel baar te gelooven, is zalig en heilig, ja heerlijke roeping. Ach, zoo menigmaal twijfelen we, redeneeren we en willen het begrijpen! Ware het meer en steeds „Ik roem in God, ik prijs 't onfeilbaar Woord," en gelijk wij zeggen, als we in het geloof staan en door het geloof leven, dan toch is het „Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord." Reeds dikwerf kreeg ik, bij het lezen van hetgeen dr. Kuyper geschreven heeft den indruk, dat hij, niet alleen leerzaam maar ook een voor beeld voor ons is in het vast en kinderlijk gelooven van al wat God in Zijn Woord tot ons gezegd heeft. Littooij. „In zulke omstandigheden als waarin op Soemba Ds. D. K. Wielinga verkeert, gevoelt men eerst recht wat het is op een „voorpost" te zitten Het oudste ventje Geert is een paar maan den lijdende aan een oogziektede toestand is niet gunstig; zal denkelijk naar Java moeten om zich onder behandeling van een dokter te stellen. Dat is leed, dat ons moet doet gedenken dezen broeder, opgewekt van nature, en zoo telkens levende in drukkende omstandigheden. (Geld. Kerkbode). Een zoon van een bekend volgeling van deze laatste er ook met het rijtuig heen ge bracht worden, omdat zij zoo ver niet kon loopen. Dat Bart en zijne vrouw nu ook huisvrien den van Tiemens werden, behoeft niet meer gezegd te worden. Maar ook boer Hannes en Klaas Haarsma, de trouwe vrienden van Bart, bezochten in ge zelschap van Bart, Tiemens menigmaal. En niet zelden gebeurde het gedurende de winteravon den, dat men deze huisgezinnen bij elkander kon vinden om over de groote daden des Hee- ren te spreken. Want dat deed men alê men bijeen was. Bart en zijne vrouw konden me nigmaal geen woorden genoeg vinden om den rijkdom van Gods genade te roemen. En vrouw TiemensMenigmaal sprak zjj bij dergelijke gelegenheden: „Had mijn goede godzalige moeder dit nu ook nog eens mogen belevenEn slechts zelden werd de woning verlaten, of eerst werd de lievelings psalm van de vrouw des huizes gezongen „De Heer wou mij wel hard kastijden, Maar stortte mij niet in den dood Verzachtte vaderlijk mijn lijden, En redde mij uit allen nood. Ontsluit, ontsluit voor mijne schreden De poorten der gerechtigheid; Door deze zal ik binnentreden, En loven 's Heeren majesteit." Intussehen werkte de Heere met Zjjn Geest Sadrach heeft zich bjj ds. Ingwersen gevoegd. Dit is verblijdend. Misschien wordt het woord van dr. Kuyper eens beproefd en getoetst, dat „er met Sadrach wellicht wat overhaast is gehandeld", niet ge noeg rekening houdend met het Oostersche karakter der Javanen, en met een mogelijke ontpopping van het Christendom in een vorm, die voor Java past. Wij wachten ons hierin een oordeel uit te spreken. Gode zij dank, dat de broeders arbeiders een aardig kringetje gaan vormen, die veel kwes ties zullen kunnen oplossen op den duur; en dat ds. Bakker er is(Geld. Kerkbode). We verblijden ons zeer over het hier vol gend bericht. Tegenover het gevoelen van de ethische pre dikanten, zooals dat van ds. Cramer e. s. te 's Hage, moet het in den Bijbel geschreven woord Gods weer onvoorwaardelijk en in zijn geheel geloofd worden. Littooij. De vergadering der Christelijke persvereeni- ging, die Vrijdag j.l. gehouden werd, heeft eenige gewichtige besluiten genomen. In de eerste plaats zijn de statuten gewij zigd, zoodat nu iedereen lid kan worden, die de Heilige Schrift erkent als het onfeilbare Woord van God. In de tweede plaats is besloten rechtsper soonlijkheid aan te vragen, opdat de vereeni- ging zal kunnen optreden als uitgeefster van een blad, dat met 1 Januari 1909 zal ver schijnen. Dit blad zal den naam dragen van De Banier. Het Bestuur der Persvereeniging, bestaande uit de H. H. Ds. D. Bakker, Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, H. Colijn, C. F. A. Macht en Mr. S. Baron van Heemstra, zal per circulaire een beroep doen op de medewerking van allen, van wie steun voor dit blad verwacht kan worden. Het is zeker niet noodig te verzekeren, dat we met groote blijdschap dezen gang van zaken begroeten. Moge slechts deze poging, om de Christelijke pers vooruit te brengen, met geestdrift door alle belijders van 's Heeren Naam worden ge steund. Op allerlei wijze kan die steun verleend worden. Maar dienaangaande zal de komende circulaire wel nadere inlichtingen verschaffen. Zoodra de redacteur en de medewerkers van het nieuwe blad benoemd zijn, hopen we daar van nader mededeeling te doen. Het zal ten slotte zeker wel niemand be vreemden, dat in verband met het bovenstaande, de uitgave van De Getuige met het einde des vorigen jaars gestaakt is. God zegene ook dezen arbeid in onze Oost. (Geld. Kerkbode). UITEET LEVJKN. Door de deputaten der Geref. Kerken voor de correspondentie met de Hooge Overheid is het volgende stuk van den Ministerraad ont vangen „Ministerie van Binnenlandsche Zaken". 's Gravenhage, 30 Dec. 1908. De Raad van Ministers houdt zich overtuigd, dat de heuchelijke tijding, welke op 22 dezer krachtig door in deze hartenal was ook het geloofsbewustzijn bij vrouw Tiemens veel hel derder dan bij haar man. En evenals het gegaan was met de vroegere vrienden van Bart, zoo ging het nu ook met de vroegere vrienden van Tiemens. Zij begre pen niet, hoe Tiemens zóó veranderd was. Trouwens de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, en hij kan ze niet verstaan. De oude docter, die in 't geheel niet naar vrouw Tiemens had omgezien, was nadat zij hersteld was, ook eens bij haar gekomen, en had, toen hij zag, dat zij zonder handkruk zich niet bewegen kon, zoo iets gemompeld van „een verkeerde behandeling" door dien jongen docter, en was heengegaan en nooit weer te ruggekomen. Enkele rijke boeren, vroegere vrienden van Tiemens, waren ook al eens bij hem geweest, om hem tot een bezoek uit te noodigen, doch hij had dit van de hand gewezen en gezegd: „Kom liever maar eens bij mjj, dan noodig ik ook Bart Romkes en boer Hannes uit". Doch zij hadden het hoofd geschud en gezegd„Wij zullen onzen tjjd niet doorbrengen met bidden en psalmen te zingen." En ze waren nooit meer in Tiemens woning teruggekeerd. Ook in de boerderij van Tiemens ging het vanaf dien tijd voorspoediger. Vooreerst gaf ter kennis van het Nederlandsche Volk is ge bracht, in alle oorden des lands stof tot diep gevoelde erkentelijkheid zal hebben gegeven. Het spreekt van zelf, dat velen en ook vele kerken behoefte zullen gevoelen, Hare Majesteit de Koningin, met het oog op hare blijde en ernstige verwachtingen, in hunne gebeden te gedenken. Zij zullen daartoe gedrongen worden reeds door de groote liefde, welke zij der Ko ningin en Harer Majesteits Huis toedragen. Van deze zijde bezien zou er voor de Regee ring geen aanleiding tot bemoeiing daarmede bestaan. Daar nochthans de hoogste Staatsbe langen zoowel met het behoud van Harer Majes teits leven en gezondheid, als met de geboorte van een troonopvolger gemoeid zijn, acht de Raad van Ministers het plichtmatig, met het oog daarop de voorbeden der Kerken te vragen. Aan Gods zegen is alles gelegen en de Raad van Ministers zal dan ook de voorbeden dezer Kerken op den hoogsten prijs stellendit te meer, waar hij overtuigd is, dat de innerlijke drang daartoe toch reeds bestond en aanvan kelijk tot uiting is gekomen. Het moge den Raad van Ministers vergund zijn, daartoe uwe medewerking te verzoeken. De tijdelijke voorzitter van den Raad van Ministers, Hibmskbsk. Bovengenoemde deputaten voegen hieraan toe, „dat zfj het vertrouwen koesteren, dat in den kring van de Geref. Kerken gaarne aan den wensch van den Ministerraad zal worden voldaan, gelijk reeds met zooveel vreugde de aankondiging is ontvangen, dat H. M. zich in een staat van blijde en beteekenisvolle verwach ting mag bevinden." Zij inderdaad deze zaak een zaak degebeds. Het zal een feestdag zijn voor Nederland, wan neer straks de Heere onze geliefde Vorstin een blijde moeder maakt van een koninklijk kind. Worde deze hope niet beschaamd. De Heere verhoore zjjne kerk, en doe Nederland wel om Sions wille. Lamar. De een zegtik wil mijns zelfs zaligheid niet werken. De ander zegtik kan niet. En een derdeik mag niet. Maar Gods Woord zegt onshet moet. Al wat uwe hand vindt om te doen, doet dat met macht, met naarstigheid, opdat ge zalig wordt. Dit is de eisch. En een zeer billijke eisch. De ziel is immers meer dan het lichaam. En als ge nu ziet, welk een vlijt en inspanning de mensch zich moet getroosten tot onderhoud en verzorging van zijn stoffelijk bestaan, hoe groot moet dan wel niet wezen zijn naarstigheid om te komen tot den welstand zijner ziel. Met onverdroten ijver werkt men van den vroegen morgen tot den laten avond, week in, week uit, van zijn jeugd tot zijn ouderdom voor zijn da- gelijksch brood. En het is wel. De hand des vlijtigen zal gezegend worden. De luiaard zal daarentegen gescheurde kleederen dragen. Hard werken is niet meer dan een staal van onzen plicht. Maar dan ook zoowel in het een als in het ander. Dan niet in het minste getrouw en in het groote ontrouw. Dan niet de zorg voor het lichaam op de spits gedreven, maar de zorg voor de ziel verwaarloosd. De ziel is meer dan het lichaam. De geestelijke belangen zjjn hooger dan de lichamelijke. Wat het zwaarste is, moet ook het zwaarste wegen. Stel eens: iemand krijgt een mooie doos met kostelijke hij zelf beter acht op zjjn zaken, doch bovenal des Heeren zegen rustte nu ook op zjjn ar beid. En wanneer Tiemens om een of andere reden ook nog eens een marktdag bezoeken moest, zag men hem altoos in gezelschap van Bart. Want niettegenstaande de groote verandering, die bij Tiemens plaats gegrepen had, vertrouwde hij zichzelven toch nooit alleen op plaatsen waar verleiding was. Al was Bart een broer van Tiemens geweest, had de omgang niet harte lijker kunnen zijn. Dikwijls zelfs wordt ze, he laas! bij broeders niet zóó aangetroffen. En toen Barts vrouw eenigen tijd later door een ernstige krankheid werd aangetast, kwam vrouw Tiemens menigmaal haar bezoeken, en klaagde zij er dikwijls over dat zij nu niet voor Barts vrouw doen konj wat deze voor haar ge daan had. Gelukkig werd Barts vrouw ook weer opge richt, en de blijdschap daarover was in Tiemens huisgezin even groot, als bij Bart zelf. We willen nu voor eenigen tijd van dit ge zelschap afscheid nemen, om hen later nog weer te ontmoeten, doch nu in een volgend hoofdstuk eerst eens kennis maken met de fa milie van Bart.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 2