Gezegend, - en len ap gesteld. FEUILLETON. Nog grootere dingen. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Nog drie vragen. Gedenken. nadrukkelijke en herhaalde verklaring, het beginsel van kerkelijke opleiding. Het heeft haar langen tijd moeite gekost in dat haar oorspronkelijk vreemde beginsel in te leven. En zij is daarin volgens haar eigen uitspraak heel lang wat eenzijdig geweest. Maar thans aanvaardt zij dat beginsel vol komen. Het heeft haar hart. Zy wil het vast houden. Zjj verklaart, dat het aantal overtuigde voorstanders van kerkelijke opleiding sinds 1892 niet is verminderd, maar toegenomen en dat het ook haar overtuiging is geworden, dat we de kerkelijke opleiding niet kunnen missen en niet mogen loslaten. „Het beginsel der universitaire opleiding", zoo verklaart zij, hebben we steeds met groote liefde liefgehad en met geestdrift voorgestaan. En al wat in ons roept om de ontwikkeling van den arbeid der Vrije Universiteit naar haar heilig beginsel, en om de volle ontwik keling der universitaire opleiding in de Theo logische Faculteit. Onze liefde doet onzen ijver hiervoor branden, al vinden we daarvoor niet de gunst dergenen, die alles alleen loven en prijzen in blinde vereering die geen nut doet. .Maar dat er ook een eigen studiearbeid der Kerken moet zijn voor haar eigen leven en ambt en voor de opleiding der aanstaande Dienaren des Woords, dat is ook met kracht tot ons doorgedrongen. We zouden het loslaten van dit beginsel zeer noodlottig rekenen voor de Kerken. Dit beginsel heeft dan ook onze liefde en onzen ijver gegrepen. En we oordeelen, dat ook dit beginsel ten volle tot zyn recht moet komen". Ja, „Hollandia" wil die kerkelijke opleiding zoo diep, zoo principieelzoo volledig en zoo wetenschappelijk mogelijk zien". Het is haar innige overtuiging, dat wy niet alleen de Vrije Universiteit, maar ook de ker kelijke opleiding naar haar beginsel tot haar vdUe recht moeten brengen. Er is geen sprake van dat zij dit verstaat in den zin als in meergemeld advies in 1889 bedoeld werd. Toen was de bedoeling, dat aan „de Theol. Sch. alléén de practische vorming der theolo gische studenten in het laatste studiejaar over blijven" zou (Memorie v. Toel. bij de Concept- acte van ineensmelting 1889, p. 31). Maar naar de voorstelling van genoemd Blad zouden bij de Faculteit en bij de School, by elk van beide, de studenten drie jaren college moeten loopenhet eerste jaar bij de eerste het laatste jaar bij de laatste alleen, en het tweede en derde jaar by beide. En zjj wil het onderwijs aan de eene ook even goed wetenschappelijk doen zijn als aan de andere. Zij acht noodig twee colleges van hoogleer- aren (van Faculteit en School), beide weten schappelijke mannen. Beide hebben naar weten schappelijke methode deugdelijk, wetenschap pelijk onderwijs te geven. Beide hebben zij de weienschap der heilige Godgeleerdheid te beoefenen en te onderwijzen. Maar „Hollandia" oordeelt, dat zij dit toch doen met onderscheiden doel, en daarom ook naar verschillende methode en in onderscheiden richtingde Faculteit richt zich meer op de wetenschap, op zichzelve, de School richt zich meer op de Kerk. En al zullen beide op de colleges veelszins dezelfde stof verwerken, ze doen daarom toch niet hetzelfde, en naar de door haar aangegeven onderscheiding acht „Hollandia", gelijk we in Een verhaal door PEK AH. 17) DERDE HOOFDSTUK. Onderwpg bereidde hij Tiemens er langzaam en voorzichtig op voor, om hem den waren toe stand van zijn vrouw bekend te maken, toen opeens Tiemens staan bleef, en zeide „Is zij wellicht dood, Bart? Zeg het mij dan maar.' „Neen", antwoordde Bart, „zij is niet dood, maar toen ik van huis ging, was zij toch nog niet tot bewustzijn gekomen. Wij hebben dadelijk om den ouden docter gezonden, maar deze liet zeggen, dat hij niet kon komen, omdat hij zware hoofdpijn had. We zonden toen om een anderen docter, doch deze was nog niet gekomen, toen ik van huis vertrok. Zie, Tiemens! meer kan ik er ook niet van zeggen." „Maar dan zal ze nu wel dood zijn," hervatte Tiemens, „en dan is het mijn schuld. Ik was beneveld door den wijn, en daarom kon ik mijn paard niet inhouden. O, Bart! Bartwaar moet het toch met mij heen onze driestar „„Hollandia"'s voorslag" hebben aangegeven, verdeeling van arbeid mogelijk. Dat „Hollandia" met dezen voorslag komt, is volstrekt niet als zou zij er behagen in scheppen om opnieuw den strijd over de op leiding in onze Kerken te doen ontbranden, maar omdat zij van oordeel is dat wij niet mogen rusten, voor wjj bij het licht van Gods Woord tot eene oplossing van de opleidings- kwesfie gekomen zijn en dat er door het gemis van die oplossing iets kankert in ons kerkelijk leven. Er is een algemeen klagen in onzen tijd over geestelijke dorheid. „Er is een vragend klagen, of het aangezicht des Heeren wel met ons mede gaat en of niet zijn Geest ons tot onderzoeking dringt". Die misstand ook in ons kerkelijk leven, grijpt ook den Redacteur van „Hollandia" aan en hij kan dien niet losdenken van de oplei dingskwestie, die nog altijd om oplossing roept. „Laten we", zoo roept hy ons toe, „laten we ons toch meer rekenschap geven van den ernst der toestanden, onder ons Gereformeerden. Veel mag mooi ljjken, maar inderdaad is er veel bedroevend. Met name ook, dat inzake de opleiding voor den Dienst des Woords door ons geen bevredigende oplossing gevonden is, geen oplossing die over en weer recht doet aan de Theologische School en de Vrije Uni versiteit, is zulk een diep inwerkende teleur stelling, dat er iets door kankert in ons ker kelijk leven. „Nu kunnen we ons, zoo gaat hjj voort, daar wel over heen zetten, met de Vrije Univ. door gaan, en ons aan de liefhebbers van het be ginsel der Theologische School niet storen. We kunnen vöor die opvatting wel stemming ma ken in het land. En zoo kunnen we het moge lijk klaren dat we in de Provinciale en in de Generale Synode een zekere eenstemmigheid krijgen doordat een beduidend stuk leven in onze Gereformeerde Kerken daar niet meer tot uiting komt en het alles in één bepaalde rich ting buigt. Maar wy verheelen het niet daar duchten we droevige gevolgen van. Daar zal een wortel van bitterheid door gesterkt worden, die veel kwaad zal doen. Daar zal ons kerkelyk leven niet sterker, maar zwakker en slapper door worden. By toeneming zien wy in, dat daardoor tekort gedaan wordt aan het recht, waarvoor wy elkander bij de vereeniging der Kerken in 1892 eerlijk de broederband hebben gegeven. En dat daardoor ook tekort gedaan wordt aan de broederlijke liefde en gemeenschap en aan het geestelijk wezen van het Kerkelyk leven". En handelende van den geestelijken nood der tyden en van de noodzakelijkheid om in broederlijke liefde en open en eerlijk de zaken onder de oogen te zien, spreekt „Hollandia" als haar oordeel uit: „In die stemming moeten wy zonder om wegen verklaren, dat wy recht moeten doen aan wat we in 1892 overeengekomen zijn, niet slechts door de Theologische School een slepend bestaan te laten leiden, totdat zij haar eigen dood sterft, maar door haar naar haar beginsel ten volle tot haar recht te brengen, niet min der dan dat de Vrije Universiteit naar haar beginsel tot haar recht komen moet". (2) De meening alsof „Hollandia" van de The- ologischeSchool slechts een onwetenschappelijke inrichting voor louter practische vorming wil maken, wordt door haar duidelijke verklaring dus zoo krachtig mogelijk weerlegd. Eindelijk waren ze aan Barts woning gena derd, waar intusschen ook juist de docter ge komen was, die zeide, wat wy reeds meedeel den en rust aanbeval, terwijl by medicijnen zou halen, die hij zelf nog bezorgen zou. Tiemens stond bij zyn vrouw te jammeren, en riep haar herhaalde malen by haar naam, doch te vergeefs. Eer echter de docter met de medicijnen terug gekomen was, was zy tot bewustzijn gekomen en kermde zy van pijn. Na een nauwkeurig onderzoek werd gecon stateerd, dat zy inwendig ernstige kwetsuren had opgedaan. En ook nu weer zeide de docter, dat zy vooral rust moest houden, en volstrekt niet mocht vervoerd worden, en men ook dien nacht zorgvuldig bij haar moest waken. Doch toen zy, nu tot bewustzijn gekomen, bemerkte dat zy bij Bart Romkes in huis was, wilde zy met alle geweld naar haar eigen wo ning vervoerd worden. De docter verbood dit echter beslist, en zeide dat dit den dood ten gevolge zou kunnen hebben, zoodat zy, door de omstandigheden gedwongen, er in berustte om in Bart's woning te blijven. Haar man zou met Bart's vrouw dien nacht by haar waken. De nacht verliep tamelijk rustig. Alleen werd zonder eenige tussehenpoozen, voortdurend haar gekerm vernomen, en was zy door de pijn ook Zy wil omgekeerd „die kerkelijke opleiding zoo diep, zoo principieel, zoo volledig en zoo wetenschappelijk mogelijk zien." En zij acht dat mogelijk zonder dat aan het beginsel van universitaire opleiding in het minst wordt tekort gedaan, maar omgekeerd zoo, dat tevens de Theologische Faculteit der Yrye Universiteit naar haar beginsel en haar recht tot volle ontwikkeling kome. Zou niet in onze Kerken al wie Zion lief heeft moeten juichen en den Heere danken, als eindelijk eens, zonder dat aan de ons {heilige beginselen werd te kort gedaan en de hooge belangen van Kerk en wetenschap wer den geschaad, de eenheid van opleiding mocht worden verkregen (3) En zou niet in de door „Hollandia* aange wezen richting een over en weer bevredigende oplossing kunnen gevonden worden? Bouwman. U) Dit zou tot God in den hemel schreien en duur moeten betaald worden. (2) Wy allen moeten dit beamen ook dr. Kuyper Sr. sprak op de Synode te Dordrecht in dien geest. (3) Als noch aan de eene, noch aan de andere zijde, rechtstreeks noch zijdelings, werd te kort gedaan en zoo samenwerking kwam, zou er blijdschap zyn zelfs in den hemel. Littooij. Nog drie vragen zyn er overgebleven, doch waarop we na ons eerste antwoord met een kort bescheid kunnen volstaan. Wat staat in zulk een geval een Kerkeraad te doen? Moet aan zulk een lid die zich daar volkomen op zyn plaats gevoelt de H.H. Sacramenten ont zegd worden Hoe en op welke wijze moet zulk een lid kerkelijk behandeld worden Deze drie vragen gaan van de veronderstel ling uit, dat een kerkeraad iemand, die lid is van een „neutrale" kiesvereeniging en tevens lid van de Gereformeerde Kerk behandelen moet. En de steller schijnt te vermoeden, dat nie mand bezwaar tegen die veronderstelling zal hebben. Hij zal nu echter na het lezen van ons vorig antwoord wel begrepen hebben, dat nu dergelijke veronderstelling geenszins zoo vast is als een muts met zeven keelbanden. Want we hebben helder laten uitkomen dat er wel plaatselijke toestanden kunnen zyn, die het toetreden tot zulk een vereeniging niet alleen verklaren, maar zelfs rechtvaardigen kunnen. Doch ook in het geval, dat het lid maatschap van zulk een vereeniging niet pas send genoemd mag worden, zou het toch niet opgaan, dat een kerkeraad daarom handelend optrad en zoo iemand het H. Avondmaal ver bood. Het kan noodig zyn, dat men iemand, die een verkeerd middel aanwendt om zyn invloed op het publieke leven uit te oefenen daarop wyst, en hem onder 't oog brengt, dat dit niet betaamt. Maar dit kunnen allen doen die met hem tot dezelfde kerk behooren en dit zal als het heel duidelijk is wel voldoende zijn. Het zou waarschijnlijk zelfs schadelijk werken, indien de kerkeraad aanstonds zulk een zaak ter hand nam en vooral indien hy de tucht in engeren zin toepast. En is het twijfelachtig, zoodat de een beweert: het mag nu en dan bewusteloos. Tegen den morgen begon zy te ijlen en al lerlei onsamenhangende woorden te spreken, waarvan slechts enkele verstaan konden wor den. Doch zy werd ook woelig en de docter had gezegd, dat zy volstrekt stil moest blijven liggen. Het kostte haar man dan ook heel wat moeite en inspanning om haar rustig en stil te houden. Eenmaal vloog zy overeind in het bed met den uitroep„Grijp foch het paardGrijp het dan toch En een ander maal schreeuwde zy „Neen, niet bij Bart Romkes! niet by Bart! Niet vroomo neen, dat niet. Reeds vroeg was er de docter weer, die al les vernomen hebbende, zeide, dat het hem wel grootelyks verwonderde, dat zy nog leefde, en nog eens weer herhaalde, dat er ernstig gevaar was, en er volstrekt geen sprake van kon zyn, dat zij in de eerste dagen kon vervoerd worden. Vijf dagen lang verkeerde zy in denzelfden toestand, zonder dat eenige merkbare verande ring te bespeuren was. Wel werd zy iets rus tiger, doch het pynlyk kermen hield aan, en in haar ijlen sprak ze gedurig over „paarden" en „vroomheid*. Gedurende al die dagen was Tiemens bjjna ook gedurig by Bart in huis, uitgezonderd in den voormiddag, wijl hij dan naar zyn eigen woning ging om te slapen. en de andere: het mag niet, hoe zou dan een kerkeraad hier handelend, kunnen optreden. Meer zullen we er niet van zeggen, want onze meening hebben wij thans duidelijk ge noeg weergegeven. De vrager moet beginnen met eerst eens nauwkeurig zich rekenschaplte geven of het wel aangaat, dat een kerkeraad zicha'daarmede inlaat en de tucht toepast en mijdunkt, hy zal zelf gevoelen, dat hier wel plaats is voor broederlijke bespreking maar niet voor kerkelijke censure, en indien hij dit met ons eens is, dan behoeft er geen ant woord gegeven te worden op de vraag, hoe die tucht geoefend moet worden. Bovendien zou dit ook niet op onzen weg liggen, maar op dien van den betrokken ker keraad en gesteld eens, dat deze nadere inlich ting noodig had, hy zal wel weten op welke wijze zy haar verkrijgen kan. In de hoop, dat dit antwoord voldoende is, beschouwen wy deze zaak als beëindigd. Botjma. UIT HET LEVm f|De oudejaarsavond, de laatste avond van het j aar,; is zoo by^uitstek geschikt om te gedenken, om gedachtenis te vieren van het verledene, van hetgeen voorbijgegaan is. Men heeft wel gezegd, dat de oudejaarsavond toch eigenlijk een heel gewone avond is^als alle andere avon den, en dat er geen wezenlijke grond voor be staat om juist dien avond anders en ernstiger te wezen dan op andere tyden. Wie aldus spreekt, spreekt echter niet met verstand. De laatste avond van het jaar is niet door menschelyke willekeur iets bijzonders ge worden, maar hy is het door het bestel en de inzettingen Gods. De indeeling des tyds in uren, dagen, weken, maanden en jaren is van God gegeven. Hy heeft van den beginne den tyd in ruimten verdeeld. En telkens wanneer nu zulk een ruimte vervuld is, dan komt er een laatste oogenblik, een einde, [en in dat laatste oogenblik roept God ons toe om stil,te staan en terug te zien, en te gedenken aan het stukske leven, dat weer achter ons ligt. Als de dag voorbijgesneld is en de avond gekomen, dan denkt ge terug aan hetgeen ge doorleefd hebt, sinds ge des morgens zijt ont waakt. En is de week geëindigd, dan brengt ge aan het einde der week onwillekeurig in uw gedachten terug, wat in die week gepasseerd is. En evenzoo denkt ge ook aan den laatsten avond des jaars aan dat groote stuk van uw leven, dat weer onherroepelijk tot het verleden behoort. De laatste ure van iederen tijdkring be hoort een ure van gedachtenis te zyn. Het verledene mag niet worden vergeten. Het is ook de leering en vermaning der Schrift, dat we van tyd tot tijd terugzien naar de din gen die voorbijgegaan zyn. De Heere heeft rustpunten, mijlpalen op onzen levensweg ge steld, om daar een oogenblik neder te zitten en terug te zienom. te overdenken, wat wy hebben gedaan, maar bovenal wat God heeft gedaan. En deze herdenking van de verledene dingen is vooral op haar plaats in het midden van Gods tempel. Hiermede is volstrekt niet gezegd, dat ge de daden des Heeren niet moogt gedenken in de stilte van de verborgenheid, in de een zaamheid van uw binnenkamerdat ge zulks niet doen moogt des nachts op uw leger, of Dit waren intusschen toch eenerzyds voor Tiemens goede dagen. Menig gesprek werd met Bart en zijn vrouw gevoerd over hun vroeger leven en schier ontelbare malen had Tiemens herhaald„Was ik ook maar zoo gelukkig als gijl" Op den zesden dag kwam er echter veran dering in den toestand van vrouw Tiemens. De pijn werd minder en het bewustzijn keerde terug. Tiemens was hierover niet weinig ver blijd. Doch toen by van den docter vernam, dat het eerste, namelijk: het minder worden van de pijn een ongunstig teeken was, werd hy op nieuw verontrust. Zoo menigmaal had hy gedurende die dagen reeds aan Bart gevraagd of deze ook wel eens voor zyn vrouw wilde bidden, en nu kwam hy by Bart weer met hetzelfde verzoek. En evenals te voren werd ook nu weer door Bart aan dat verzoek voldaan. Toen Bart echter gebeden had, en zy met haar man weer alleen was, vroeg zij of zy nu ook haast vervoerd kon worden. Wyl zij nu by haar volle bewustzijn was en dus ook gehoord had, wat Bart had gebeden, had zy zich aan dat gebed niet weinig geërgerd. Bart had toch niet maar alleen gebeden om herstel, maar ook om bekeering voor vrouw Tiemens. En dit laatste vooral was haar tot ergernis. Bekeering 1 Dat dronkaards en vloekers

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1909 | | pagina 2