Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. Vrijdag 11 December 1908. No 25. UIT HET WOORD. 6e Jaargang. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0NIEMENTSPRIJS Drakker-Ditgever A. D. LITTOOIJ Az PRIJS DER ADYERTENTIEN VARIA, per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers 3 eent. MIDDELBURG. van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DE ZIELEN ONDER DEN ALTAAR. En toen het het vijfde zegel geopend had zag ik onder den altaar de zielen dergenen, die gedood waren om het getuigenis dat zij hadden. Openb. YI 9. Wonderlijke gezichten heeft de apostel Jo hannes op het eiland Patmos aanschouwd, en w\j erkennen gaarne, dat wjj ze niet verstaan, zooals we wel wenschen zouden. Dit is ook het geval met de mededeeling in dit hoofdstuk. Zooveel is ons al dadelijk duidelijk, dat de Chrtstus verhoogd aan des Vaders rechterhand overgaat om te volvoeren wat in de rol van Gods raadsbesluiten opgeteekend staat. Vier van de zeven zegelen zijn reeds geopend en nu wordt het vijfde weggenomen. De hemel is voor des Zieners oog geopend, en zoodoende aanschouwt hjj het tegen beeldige heiligdom. Daarnaar heeft Mozes eenmaal den tabernakel laten bouwen en eveneens Salomo den tempel. Onder den altaar zijn de zielen dergenen, die gedood waren om het Woord Gods. Hoo ver troostend is deze gedachte. Er zpn zoovelen gevallen in den strijd voor het geloof. Abel was de eerste en op hem is een groote schare gevolgd. Zoowel vrouwen als mannen, zoowel kinderen als ouden van dagen zijn een offer geworden van hun trouw aan het woord van God. Zij hebben niet hun eigen eer ge zocht, niet hun eigen belang op 't oog gehad, niet voor hun eigen zaak gestreden. Koningen en onderdanen, aanzienlijken en geringen, rijken en armen zijn in vijandschap tegen hen ont vlamd, hebben hen als een veldhoen op de bergen vervolgd, hebben hem in vunzige ker kerholen doen kwijnen en hun leven prijs gegeven vaak aan een bitteren en wreedaardigen dood en de eenige reden, waarom zij hen niet dulden konden, was, dat zij het Woord Gods hooger stelden dan alle menschelijke meening. Het waren geen dieven en roovers, geen op roermakers en samenzweerders, geen doodslagers en moordenaars, neen, zij eerbiedigden hun overheden en de wetten, door hen uitgevaar digd. Zij hebben nooit de schade van hun naasten bedoeld en geen aanslagen gesmeed tegen het welzijn van hun medemenschen. Gereed zelfs waren ze om hun eigen taak te behartigen, in stilheid hun weg te gaan en hun arbeid te verrichten en waar zij konden hun naasten eer en goed gerucht te bevorderen. Liever wilden zp schade en onrecht lijden dan eenige moeite veroorzaken en niettemin heeft de wereld hen verstooten en aan allerlei mar telingen blootgesteld. Als onnutten werden zij verstooten, als de pest geschuwd, als de grootste misdadigers gedood. O, wie kan het onrecht beschrijven, dat hun aangedaan is, wie het lijden beseffen, dat zfj hebben verduurd. Wp willen niet eens beproeven de bladzijden hunner lijdensgeschiedenis te lezen, want het is overbodig. Allen kennen die teekening in den brief aan de Hebreeën en zoovele andere verhalen die met hun bloed en tranen ge schreven zp'n. Maar ofschoon de wereld hen niet heeft kunnen verdragen, toch blpkt het zoo duide lijk, dat zp alleen het lichaam heeft kunnen dooden en het is zoo troostrijk te mogen den ken, dat hun lijden slechts kort heeft geduurd, en dat zp daarna een veilige plaats vonden in den hemel, waar geen vijand meer op hen loeren, of eenig verderf over hen brengen kan. Daar zijn zp boven alle leed en smaad, alle hoon en verguizing, alle lp den en smart ver heven en er is niemand, die zpn vijandschap aan hen koelen of zijn wraak aan hen volvoe ren kan. Dit is een oorzaak van blijdschap en het doet weldadig aan, dat deze gejaagden, verdrevenen, uitgestootenen en verworpenen zulk een veilige haven gevonden hebben. Wij behoeven geen medelpd'en met hen te hebben, wpl zp een rpke vergoeding gevonden hebben voor al het verdriet dat op de aarde hun deel was. Wat lijdt die wereld toch aan een droeven waan. Zp meent reden te hebben om te ijveren tegen allen, die het Woord Gods hoog houden en eischen, dat allen het ontzien zullen, maar zp weet niet, wat zp doet. Er is thans niemand, die het voor haar opneemt en haar woede durft te rechtvaardigen. Allen spreken er schande over, dat zp in vorige tijden de men- schen doodde om een belijdenis, welke vrucht was van een diep gewortelde overtuiging. Doch terwijl algemeen zoo geoordeeld wordt, zien velen voorbij, dat zp nog aan diezelfde vijand schap schuldig zpn. Zij kunnen het evenmin dragen, dat er tegenwoordig nog een volk is, dat zich onvoorwaardelijk vasthoudt aan het Woord Gods en dat terwille daarvan elke hier mede strijdige beschouwing beslist verwerpt, en ofschoon zp er niet aan denken om tot de uiterste middelen de toevlucht te nemen, toch kunnen zp niet nalaten hun minachting uit te spreken. Uit de hoogte zien zp op hen neer, zp zpn de wijzen, die den vooruitgang bevor deren, die voor de verlichting ijveren en dwaas heid is het in hun oog, om nog waarde te hechten aan een geloof en een belijdenis, die niet meer passen in onzen tijd. Daar blijft het zelfs niet bp. Soms uit die vijandschap zich wel duidelijk en doet zich wel eens ppnlpk gevoelen. Het verwondert niet, want wij weten, dat de natuurlijke mensch niet verstaat de dingen, die des Geestes Gods zpn, ja het is onmogelijk, dat hp ze verstaat, omdat hem het vermogen ontbreekt om ze geestelijk te onderscheiden! Die vijandschap mag ons derhalve nooit in verwarring brengen en ons nopen, om het Woord Gods achteruit te zetten. Eer het tegen deel. Wanneer ge gelooft, dat het Woord Gods het eenig richtsnoer is waarnaar al uwe woor den en daden zich schikken moeten, wanneer ge overtuigd zpt, dat het de eenige lamp voor uwen voet kan zpn, dan is er voor u over vloedige reden om het te overdenken, het uit te spreken en het te belichamen in uwe be lijdenis en uwen wandel. Naarmate gp ziet, dat anderen ook in uw eigen omgeving het Woord verwerpen en zoodoende geen wijsheid meer hebben, naarmate is het voor u roeping om het luide te prijzen en aan Zpn verbrei ding te arbeiden. Op elk gebied van het leven moet het zpn schijnsel geven en zpn invloed doen gelden. Steeds breeder moet de kring worden, waarin het heerscht, steeds dieper moet het zpn wortelen uitslaan in den bodem van het leven uws volks. De martelaars gingen u voor, droegen het woord de wereld in en deinsden voor geen zelfopoffering terug. Treedt in hun voetstappen voort en al ware het, dat die moed u duur te staan kome, zp roepen u toeVrees niet voor degenen die het lichaam kunnen dooden, maar vrees veel meer Hem, die beide zeil en lichaam kan verderven in de hel en die allen, welke volstandig blpven tot het einde eenmaal opneemt in Zjjne heerlijkheid. Boüma. Het is ons aangenaam, met het oog op de ruimte in ons blad en op den omvang van dit stuk, uit De Heraut het onderstaande te kunnen overnemen en daarbp eenige aantee- keningen toetevoegen. Het luidt als volgt „Komen we thans tot de bezwaren door Ds. Littoop tegen ons standpunt ingebracht, dan gelooven we, dat deze reeds voor een deel ondervangen zpn, door wat we een vorig maal ter nadere toelichting van het rapport over de tucht op doopleden schreven. Het kwaad van het niet-belpdenis-doen wenschen we allerminst te vergoelijken of ongestraft in onze Kerken te laten voort woekeren. Ook denken we er niet aan de schuld van dit kwaad niet bij de doopleden, maar uitsluitend bij de Kerk te zoeken. En evenzoo zpn we het met Ds. Littoop eens, dat het euvel moet aangetast en genezen worden, waar het zit, d. i. bp deze doopleden. Terwijl we, niet minder dan hp, eerbied gevoelen voor de gemeenschappelijke actie der predikanten, die hoe langer hoe meer werkzaam zpn, om dit kwaad weg te nemen. Omtrent al deze punten bestaat tusschen Ds. Littoop en ons geen ver schil. (1) Maar wel handhaven we, dat de gevallen seherp onderscheiden moeten worden en alle doopleden niet over één kam mogen geschoren worden. (2) Indien een opgroeiend dooplid duidelijk toont, niet tot de belijdenis des geloofs te willen komen, omdat hp daardoor van allerlei wereld- sche genoegens afstand zou moeten doen indien hp de bijeenkomsten der kerk en de catechi satie verzuimt; indien zpn wandel van ware godsvrucht geen het minste blpk geeft en de Kerkeraad na herhaalde en ernstige saamspre- king niet eenig teeken vindt, dat hp in dezen gedoopte met een waarachtig geloovige te doen heeft, dan behoeft de Kerkeraad waarlijk niet te aarzelen om zulk een van de gemeenschap der Kerk af te snijden. (3) Maar geheel anders staat de zaak, wanneer die weigering om belijdenis te doen, voortkomt uit wat onze vaderen noemden een scrupuleuse consciëntie. Van een afkeer van Gods Woord, van een najagen der begeerlijkheden dezer wereld is dan geen sprake. Eer toont heel het lezen, dat er waarlijk vreeze Gods in het hart woont. Dat men desniettegenstaande niet tot de belijdenis des geloofs en de toetreding tot het Avondmaal komt, is niet, omdat men het juk van Christus niet op zich wil nemen, maar omdat men voor zichzelf de volle verzekerdheid des geloofs mist en meent zonder die verzekerd heid aan het Avondmaal zich een oordeel te zullen eten. Of de Kerkeraad dan al zegtge moet belijdenis des geloofs doen en ten Avond maal gaan, baat niet, want zulk-een voelt in zpn consciëntie zich nog gebonden en durft daarom aan dat bevel niet voldoen. Al stemmen we nu gaarne toe, dat de consciëntie derzulken dwaaltdat het gebod des Heeren doet dat tot Mpne gedachtenis, hen veroordeeltdat ze een gansch verkeerden weg bewandelden door het middel, dat God instelde om het geloof te sterken, niet te gebruiken, toch heeft de Kerk ook met zulk een dwalende consciëntie rekening te houden. Hier terstond met harde en straffe maatregelen op te treden, zou niet alleen on- menschkundig, maar ook ongeoorloofd zpn. (4) De tucht moet haar ethisch (5) karakter be houdenze moet in de consciëntie zelve haar aanknoopingspunt vinden en de overtuigende kracht van Gods Woord moet daarom eerstop de consciëntie hebben gewerkt. Bovendien mag niet vergeten worden, dat al is hier zeker eigen schuld, er evenzeer schuld is van de op voeding, van de omgeving, van de gemeenschap pelijke overtuiging in zulk een streekschuld ook bp de Kerk des Heeren, die door de pre diking niet ernstig genoeg tegen die verkeerde opvattingen heeft getuigd. Voor alle dingen moet daarom door onderwijzing op de Catechi satie en in de bediening des Woords tegen deze vooroordeel6n de strpd worden aangebon den. Rusteloos, zonder ophouden, moet de pre diker met teedere en zoékende liefde die be zwaren uit den weg ruimen, en uit Gods Woord aan dezulken de verplichting voorhouden om tot belijdenis des geloofs te komen. En eerst als al deze door God voorgeschreven middelen niet baten en de consciëntie onder Gods Woord zich niet gevangen wil geven, dan kan het oogenblik komen, dat de Kerkeraad dezulken van de gemeenschap der Kerk vervallen moet verklaren. Maar de ervaring heeft ons geleerd, dat het bp degenen, die waarlijk God vreezen, tot zulk een uiterste wel niet behoeft te komen. Vooral in het Noorden van ons land is daar voor de eerbied voor Gods Woord nog te groot. Men drpft daar minder op het mystiek gevoel men wil voor Gods Woord wel buigen. En als het den prediker maar gelukt, uit de Schrift de consciëntie te overtuigen, dan is er wel be reidwilligheid om te gehoorzamen. Niet door uitwendige dwangmaatregelen, die eer prikkelen tot verzet, maar door de kracht van Gods Woord moet deze misstand uit den weg worden ge ruimd. Aan den indruk der prediking is het te dan ken, dat dit kwaad, gelpk ds. Littoop opmerkt, in den laatsten tpd op verblijdende wpze af neemt, maar niet aan het weigeren van den doop aan de kinderen dezer doopleden. Wat ds. Littoop desaangaande schreef, berust op minder juiste inlichting. In een schrpven van een onzer predikanten uit het Noorden wordt integendeel juist bitter geklaagd over de ge volgen van dezen maatregel. (6) Acht ds. Littoop zulke toestanden wensche- l«k? (7) Het ernstige bezwaar, onzerzijds aangevoerd, dat de weigering van den doop een tuchtmaatre gel is, die niet in de eerste plaats de ouders, maar de kinderen treft, die aan deze zonde part noch deel hebben, laat ds. Littoop onaangeroerd. (8) Of liever, hp merkt alleen op, dat zoodoende de gedachte meer en meer ingang zal krpgen, dat ieder kind bp den doop een „doopsgenade" ontvangt. (9) Nu behoeft ds. Littoop niet be vreesd te zpn, dat de Heraut deze roomsche voor stelling in de hand zal werken. Maar op dienzelf den grond zou men evengoed kunnen zeggen, dat het beter was den heelen kinderdoop af te schaffen. Eer vreezen we, dat in onze Kerken allengs een beschouwing van het Sacrament veld wint, die niet gereformeerd maar juist Zwingliaansch is een beschouwing, waartegen Calvpn heel zpn leven lang gestreden heeft, alsof het sacrament alleen een bloot uitwendig teeken is, dat met de genade Gods niet te ma ken heeft. Een kerk, die het grootste deel van haar kinderen ongedoopt laat, werkt die be schouwing zeer zeker in de hand. Maar afge scheiden daarvan hebben we niet door vrees voor een verkeerde opvatting, maar door het gebod van Christus ons te laten leiden. Hp heeft gezegd laat de kinderkens tot Mp komen en verhindert ze niet. En zoolang van een kind nog verondersteld mag, dat het in het Genade- verbond geboren is, mag de Kerk aan zulk een kind den doop niet weigeren. (10) Het laatste bezwaar, dat ds. Littoop te berde brengt, is, dat het stellen van doopgetuigen vaak zoo lichtvaardig geschiedt en zoo weinig waarborg biedt voor een christelijke opvoeding. Het gewicht van deze bedenking ontkennen we niet. Want, waar de waarborg voor een christelpke opvoeding geheel ontbreekt, mag de doop niet bediend worden. Maar ook hier geldt de regelabusus non tollit usumhet misbruik heft het gebruik niet op. Laat de Kerkeraad dan strenger toezien op hen, die als getuigen optreden. Blpkt het, dat deze ge tuigen hun plechtig aangegane verbintenis niet nakomen, dan trede de Kerkeraad tegen zulke getuigen, desnoods met censuur, op. Een bloote formaliteit mag het getuige zpn nooit worden. En ligt het niet nakomen dezer verplichting

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 1