INGEZONDEN STUKKEN.
"Alles of niets I" door Rtjna (Elisabeth
Beskow.) Naar het Zweedsch door A.
Lukkiën. Zwolle. La Riviére eri Voor
hoeve.
Filippus Recensiebode. Orgaan tot
Om de oude Wereldzee, door Dr A. Küypbr.
Zij, die zich met Januari a s. op
Zeeuwsch Kerkblad abonneeren, ontvangen
de voor dien tijd verschijnende nummers
GRATIS.
Advertentiën,
PIETERNELLA LAPORT-Koster,
Dat de Classis ook reeds vroeger tegen deïe
loterij opgekomen is, heeft zyn goede reden.
De Gereformeerden hebben steeds tegen alle
spel, waarbij het lot gebezigd werd, geprotes
teerd, want wij mogen ons enkel van het lot be
dienen, wanneer het leven ons plaatst voor
een moeieljjkheid waarin een beslissing genomen
moet worden, zonder dat wij zelf het kunnen.
In zulk een geval belijden wij, dat wij niet
bij machte zijn om uitspraak te doen, en tevens,
dat wij de geheele zaak in de hand des Heeren
stellen met de bede, dat Hij zelf het uitwijze.
Na is het voor ieder duidelijk, dat een loting
als deze niet als zoodanig beschouwd kan
wordeD. .Voor het beuzelachtige werd het
lot onder het volks Gods nooit gebruikt. En wij
vinden evenmini in de H.lS. een toelating van de
begeerte om door middel van het lot anderer
goed aan zich te trekken en zoo mogelijk rijk
te worden. In onze maatschappij nu, waar
een geval, als het door ons omschrevene, het lot
zoo uiterst zelden gebezigd wordt, schijnt wel
alle gedachte aan misbruik op lager terrein
afwezig. Er zijn verlotingen van paarden en
van rijtuigen. Enkele duizenden menschen be
talen elk één gulden om zes of tien in het bezit
te stellen van een paard en rijtuig. Ga in den
sigarenwinkel en gij krijgt een lot op een fiets
toe. 't Wordt St. Nicolaas en allerlei agenten
van onderscheiden verlotingen melden zich
aan als weldoeners der menschheid.
Zulke verlotingen zjjn in strijd met de ge
dachte omtrent het lot in de H. S., want daar
dient het lot altoos om den wil van God te
verstaan, om te erkenneno God, alles staat
onder Uw bestuurMaar wat thans geschiedt,
druischt daar vlak tegen in, velen denken in
groote gebeurtenissen raadpleeg ik God. Hij
beschikt over mijn ziel en in godsdienstige
zaken zjjn wij Hem eerbied verschuldigd. Maar
verder dan ook niet. Over rijkdom of armoede
beschikt God niet. Daarom is 't geoorloofd
de fortuin te beproeven. En zoo is er een
gansche menigte van kleinigheden, die te ge
ring zijn voor God. Daarom werp dan het
lot en regeer verder zelf. Zulk een beschou
wing is geheel vreemd aan het geloof, dat ge
zondheid en krankheid, rijkdom en armoede
niet bijgeval, maar van Gods Vaderlijke hand
ons toekomen".
Wat tussehen aanhalingsteekens staat is
overgenomen uit artikelen door ds. Hoek in
dertijd in Zeeuwsch Kerkblad geschrevenen
hier volgt nog wat, hij ter nadere toelichting
gaf:
„'k Wil daarom een poging wagen om U aan
te toonen dat al zulke loterijen, van de staats
loterij tot de kleinste St. Nicolaasverloting
toe, in beginsel gelijk staan en inderdaad geen
onschuldige kleinigheden zijn, maar overtreding
van onderscheidene geboden van des Heeren
Wet.
Het eerste gebod kennen wij allengij zult
geen andere goden voor Mijn aangezicht heb
ben Ik ben de Heere uw God. Wij zouden
waarlijk niet aarzelen den man te bestraffen
die zich neerboog voor een afgod, die als Rachel
de Terafim stal, wijl zijn hart er zoo groot
betrouwen op stelde. Maar afgoderij is 't niet
alleen als iemand zoo openlijk neerknielt voor
een afgodsbeeld om daaraan goddelijke eer te
bewijzen neen 'tis nevens, of in de plaats
van den eenigen waren God, die zich in zijn
Woord geopenbaard heeft, iets anders te ver
zinnen of te hebben, waarop de mensch zijn
vertrouwen zet. (Heid. Cat. vr. 95).
Wat gebeurt nu by zulke verlotingen Ver
laat men zich op God en stelt de mensch op
Hem alleen zijn vertrouwen?
Het volk geeft in de taal een zeer duidelijk
antwoord. Niemand zegtik zal den Heere
bidden of Hij dezen, mijnen arbeid, van een
lot nemen, zegenen wil. Weineen heel anders.
Och het is een kleinigheid, men kan het nooit
weten, men wil zijn fortuin beproeven, het toe
val kan een mensch gunstig zijn, er zijn altijd
fortuinlijke mensehen. Schijnbaar onschuldige
woorden. Van die kleine vossen,, die den wijn
gaard bederven. Juist de taal maakt er ons
opmerkzaam op, dat wij door zoo te handelen
niet op christelijk, maar op heidensch standpunt
staan. Het woord fortuin toch komt van het
latijnsche fortunaen Fortuna werd bij de Ro
meinen als eene godin vereerd. Zij werd afge
beeld met een roer in de hand, een hoorn van
overvloed in den arm, een wereldbol aan hare
voeten. Ook vindt men haar wel op de teenen
staande op den bol. Deze symbolen waren zeer
zinrijk. Het roer des levens in hare hand, is
voorstelling van hare macht over het lot der
menschen. Zij oefent de voorzienigheid, is de
Meesteresse van onzen levensgang. De hoorn
des overvloeds wijst op hare macht om naar
welgevallen den overvloed te schenken aan wien
zij wil. "Het staan op den wereldbol stelt voor
oogen, hoe hare groote milddadigheid gepaard
gaat met een nog grootere wispelturigheid en
onstandvastigheid. Er valt op de gunst van
vrouwe Fortuna niet te rekenen. Heden bezoekt
zij dezen, morgen genen, om overmorgen weer
beiden te verlaten.
Wie nu loot om daarmee winst te behalen
verlaat zich op de fortuin, op het toeval, op
een geheimzinnige macht, in welks hand de
uitkomst van het lot is. Aan God denkt hij
daarbij niet. En zoo pleegt men dan metterdaad
afgoderij en zondigt tegen het eerste gebod van
Gods Wet. Zeker, menigen koopt een lot zonder
opzettelijk afgoderij te willen bedrijven, zy zien
niet helder in hoe gruwelijk deze zonde is. Des
te meer moet door de Dienaren des Woords ge
waarschuwd en het kwaad in zijn ware ge
daante voorgesteld. Het mag niet beoordeeld
naar de meening van sommige onkundige broe
ders, maar naar het onbuigbaar beginsel van
Gods Woord.
Mij dunkt al was er geen enkel ander bezwaar
tegen het loten dan dit eene, het ware genoeg
om er elk christen van af te schrikken. Zoo
staat het echter niet. Tal van bedenkingen
volgen nog, niet minder gewichtig. In het
loten is altijd iets kenmerkends op welke wijze
men het ook doe, hetzij door het- werpen van
dobbelsteenen of door het trekken van cijfers,
of hoe dan ook. Dit kenmerkende ligt hierin
er komt tussehen de daad van den mensch en
den uitslag zijner handeling eene opening. Die
opening moet aangevuld. Wie zal dat doen
De mensch zelf? Maar zijn macht schiet te
kort, is ontoereikend. Want wel werpt hij de
dobbelsteenen, maar het cijfer dat boven komen
zal, kan hij niet bepalen, 't Is wel de hand van
den mensch die 't lot uit de bus haalt, maar
't verband tussehen dien greep en het cijfer dat
hij trekt wordt niet door den mensch gelegd.
En als deze klove alleen door een hoogere
macht kan overbrugd, wie is dan deze hoogere
macht? Nu een van beide: wij hebben hier met
God te doen en erkennen dan zijne Goddelijke
Voorzienigheid, of wy laten deze opening aan
vullen door de fortuin of door het toeval. Dit
laatste standpunt kan alleen ingenomen wor
den door den heiden en den ongeloovige, nooit
door een christen. Wie als christen de zaak
zijns levens uit eigen handen geeft kan haar
aan niemand anders toebetrouwen dan aan Zij
nen Vader die in de hemelen is. Dan evenwel
zal heiligen eerbied voor God ons weerhouden
om uit winstbejag telkens God om hulp
en bestiering te vragen.
In ijdele zaken het lot te gebruiken is alzoo
niets minder dan misbruik maken van de leer
der Goddelijke Voorzienigheid, 'tls zonde wel
niet tegen de letter, maar tegen den geest van
het derde gebod, 't Is geveinsdheid, misbruik
van Gods Naam. Geveinsdheid want het
lot is een middel om den wil Gods te weten.
Wij gebruiken het, vragen niet rechtstreeks
tusschenkomst van een ander, maar begeeren
die ook niet van God. En toch nemen wy
door het lot de houding aan alsof wij de uit
komst in zfjne hand leggen. Zulk eene huichel
achtige handeling tegenover den Almachtige
is weerzinwekkend, verdient onze diepste af
keuring.
Misbruik van 's Heeren Naam. Heel anders
dan de ruwe vloeker en spotter, die al bulde
rend Godes Naam onteert, of met innig vermaak
den Heilige hoont, maar als de verrader, die
onder schyn van vriendschap met den vijand
heult. En nu is alle verraad schandelijk, doch
dubbel schandelijk en laag is het, waar het
gepleegd wordt tegenover een vriend en broe
der, tegenover den metgezel met wien wij aan
tafel aten, met wien wij als vertrouwden één
weg gingen, tegenover eigen vader of vorst.
En zulk verraad plegen wij nu by het ijdel
loten. Verraad tegen God, die in zijn bijzondere
openbaring ons zijn wil heeft bekend gemaakt
verraad tegenover Hem in wiens nabijheid wy
kwamen toen wij erkenden zelf den uitslag
van het lot niet te kunnen bepalen. Maar ter
elfder ure liept gy. heimelijk over naar den
vijand om bij hem hulp te zoeken. Weet gij
een ander woord voor deze misdaad, dan het
schrikkelijke verraad
Ook nu weer zal menigeen, naai* ik vertrouw,
terug schrikken voor zyn eigen daden. Want
verraad te plegen aan des Heeren heiligen
Naam was toch ganschelijk hunne bedoeling
niet. Zeer wel mogelijk! 'k Vertrouw het zelfs
van zeer velen. Dit neemt echter de schuld
niet weg. Petrus dacht ook niet aan verraad,
had zelfs vurige liefde voor zijn Heiland en
toch, och dat hij gehoor gegeven had aan 't
woord: eer de haan gekraaid zal hebben zult
gij mij driemaal verloochen".
(Slot volgt).
{Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Geachte Redactie!
Vergun mij in 't kort het ingezonden stukje
van „Een getrouw Lezer", dat ik in het num
mer van 27 Nov. j.l. las, te beantwoorden.
Met dezen „Lezer" in discussie te treden, is
me niet wel mogelijkaangezien hij mijn ver
slag niet blijkt begrepen te hebben, de ver
schillende uitdrukkingen daarin verkeerd blijkt
te verstaan, mijn woorden op ééne plaats zelfs
minder juist citeert.
Toch is er één ding, waarover ik me tot
schrijven gedrongen gevoel, omdat het een
derde geldt.
De geachte Inzender schrijft„beleedigend,
insinueerend wordt geschreven over een voor-
barigen student."
Wat sehreef ik?
Dit: „Bij de rondvraag komt het verzoek
eens voorbarigen students ter tafel. Afgewim
peld 't Ging tegen K. O. en goede manieren
in."
Dit is geheel overeenkomstig het oordeel der
classis ende werkelijkheid. De betrokken stu
dent verlangde praeparatoir examen te doen
voor eene afzonderlijk saam te roepen classis.
Maar het bleek, dat hij nog niet eens can-
didaats-examen had gedaan. Was dat niet
„voorbarig" Ging dat niet in „tegen de D. K.
O." Op de classis werd althans zoo geoordeeld
Wat „beleedigends" en „insinueerends" stak dan
in mijn verslag aangaande deze zaak
Als ik voorts den geaehten inzender een vrien
delijken raad mag geven, dan is het deze„des
Zondags in het Bedehuis, voordat de godsdienst
oefening begint", spreke hy niet over kranten
verslagen, maar heffe zijn hart tot hooger op
Ten slotte ^mag ik wel herinneren aan een
versje, heusch niet in „de nieuwere romans"
aan te treffen
„Wees vervelend, taai en droog,
Heb een schat gebreken,
Houd een zeker rechter oog,
Desnoods steel uw preeken
Maar één ding is streng verboon,
Dood'lijkste aller zonden
Wee u, zoo ge in taal of toon
Aardig wordt bevonden
Geestigheid heet spotternij,
Ongodisme, ketterij
„Deftig, vormlyk, waardig"
Bljjft de leus, en, heil den man,
Die het vroom verklaren kan
„'k Ben volstrekt niet aardig
U, geachte Redactie, dankzeggend voor de
welwillend my toegestane plaatsruimte, teeken
ik mij,
Hoogachtend,
Uw dw. d.
J. B. Netelenbos.
Oostkapelle, 1 Dec. 1908.
BOEKBEOORDEELIN G.
Dit boek, dat 152 blz. telt, hebben we met
zeer veel genoegen gelezen.
In zijn voorwoord zegt de Vertaler o. a.
„Christelijke lectuur is tot dusver nog niet
veel uft het Zweedsch vertaald, en dat is jam
mer. want, afgedacht van het Luthersche ker
kelijke leven, staat het Zweedsehe Christelijke
leven ons veel nader dan b. v. het Engelsche."
Zoo is het, en we namen dan ook met genoe
gen kennis van dit boek, waaruit een echt
Christelijken geest spreekt. Het geeft een
stuk levensgeschiedenis van een jongedame,
kind van goeden huize, die zich wil geven
aan het werk der barmhartigheid en daarom
Verpleegster wordt. Hier leert ze inzien, mede
door het sterven van een meisje, dat zy ver
pleegde, 'dat niet zelfopoffering, maar liefde
tot Christus haar leven beheerschen moet. Nu
wordt ze ten huwelijk gevraagd door een
ongeloovigen dokter, en hoewel ze hem lief
heeft, wijst ze zjjn aanzoek af, wyl ze zich
niet vereenigen kan met iemand, die niet in
God gelooft, zy wilde „Alles of Niets". „Alles"
konden ze niet zyn voor elkaar, zoolang ze
niet beiden Cristus als hun Zaligmaker ken
den en daarom moest het „Niets" wezen. Hy
trouwt daarna met een ander en sterft binnen
enkele jaren, nadat zy hem nog verpleegd
heeft. Een klein schetsje is nog aan dit ver
haal toegevoegd. Het is getiteld „Grootmoe
van School."
Beide verhalen bevelen we gaarne aan
Littooij.
We ontvangen ook nog van den uitgever
D. A. Daamen, 's Gravenhage een keurig stel
belooningskaartjes voor de Zondagsschool,
benevens twee Zondagsschool roosters Uitgave
A. alleen met Psalmen, uitgave B. metEvang
Gezangen, en ook nog vier zeer mooie wand-
teksten. Besturen en Onderwijzers van Zondags
scholen, die teksten willen uitdeelen, beloon-,
nigskaartjes en roosters gebruiken, kunnen
we gerustelyk aanraden hiervan nota te nemen
en kennis te nemen van.de zeer voordeelige
voorwaarden, waarop de heer Daamen dit alles
by partyen aanbiedt.
keuring en aanbevelipg van volks
lectuur. Redactie, ds. H. A. van
Andel, Baarnds. Joh. C. Breen,
Amsterdam ds. G. Doekes, Nieuw-
dorpds. C. Lindeboom, Gorinchem;
dr. S. O. Los, Pretoriadr. B.
Wielenga, Arnhem.
In dezen tyd waarop de boekenmarkt over
voerd wordt met veel en velerlei is het werke
lyk niet kwaad goed te weten wat wy, en
onze kinderen in het 't bijzonder in handen
krygen. De namen der Redactie-leden geven
ons waarborgen, dat de keuring in goede
handen is. We bevelen ook deze Recensie
bode van harte aan, want daaraan is behoefte,
opdat we leeren het minder-gewenschte van
het zeer-gewenschte te onderscheiden.
Littooij,
Yan dit lang verwachte, reeds veel bespro
ken, luid geroemde, gewis leerrijke werk van
den geëerden auteur, dr. A. Kuyper, wordt niet
alleen het eerste, maar thans ook het tweede deel
in afleveringen aangekondigd, by de uitgevers
Holkema en Warendorf. De eerste aflevering
van dit tweede deel is al aan de inteekenaren
gezonden en zal nu, tot het compleet is, ge
regeld bezorgd worden. Deze aflevering zal
door ieder, die onderwezen wil worden en
zyne kennis vermeerderen wil met belangstel
ling gelezen worden. Het raadsel van den
Islam, d. i. hoe het is te verklaren, dat de
Mohammedaansehe godsdienst zulk een spoedige
en verrassendgroote uitbreiding heeft verkre
gen en het Polyteïsme, het geloof aan vele
goden, ja meer nog het Christendom, het
geloof aan den eenen waren God heeft over
wonnen en verdrongen, zoo zelfs, dat het om
de oude wereldzee menigmaal en tijden aaneen
wel scheen, dat het ook dit alom overwinnen
en uitroeien zou, wordt hier besproken.
Om de Oude Wereldzee was de ontwikke
ling en beschaving het meest doorgedrongen,
maar ook alles onder de heerschappij en in
den dienst der zonde en des satans gekomen.
Daarom was het alles beheerschend Polyteïsme
onder het oordeel gekomen van Hem, die alles
regeert en de zonde niet ongestraft toelaat,
en alzoo om de oude wereldzee het naast aan
haar einde. En daarom kon de leer van het
veel godendom door het Monoteïsme, door de
leer van Mohammed zoo gemakkelijk en zoo
spoedig vervangen worden, zelfs is dit ook
geschied, zooals reeds gezegd is, met het Chris
tendom. Hoe kon dit, dewyl dit toch uit
God is Dat is zoo, maar wat uit Hem is,
kan vallen en verloren gaan door zonde en
afval van Hem en zoo is het ook geschied met
de eerste Christengemeenten. In de Open
baring van Johannes is dit voorzegd, gelyk
geschied is omdat ze in leer en leven den
Heere i verlieten, zou de Heere het licht van
den kandelaar nemen en ze uit Zynen mond
spuwen. Doch geheel uitgeroeid is het uit
kracht van Zjjne trouw en onveranderlijke liefde
niet en zal het ook niet worden.
De volgende afleveringen hoop ik insgelijks
by u in te leiden, zoo ik ze ontvang.
Littooij.
Heden ontsliep, zacht en kalm, na eén
langdurig, doch geduldig lijden, onze
geliefde Zuster, Behuwdzuster en Tante
in den nog jeugdigen leeftyd van 46 jaar.
P. KOSTER.
J. H. KOSTERBrandt en Kinderen.
Pastorie Appelscha.
D. VAN SLUIJS-Koster.
Gi YAN SLUIJS en Kinderen.
Rotterdam.
C. P. KOSTER.
J. KOSTERSturm. Middelburg.
W. G. KOSTER. Middelburg.
Wed. J.° TINDALKoster
en Kinderen. Rotterdam.
M. M. GAST—Koster.
A. A. GAST en Kinderen. Overschie.
M. J. KOSTER. Middelburg.
ARIE KOSTER. Middelburg.
Middelburg, 27 Nov. 1908.
Door omstandigheden eerst heden geplaatst
By dezen zeggen wij vriendelijk dank voor
de vele en hartelijk© blijken van belangstelling,
27 Nov. 1.1. ontvangen.
A. LITTOOIJ.
Yoor de vele bewijzen van deelneming ont
vangen gedurende de ziekte en na het over
lijden van onzen geliefden Yader, Behuwd- en
Grootvader
PAULUS MELIS
betuigen wy onzen hartelyken dank.
Uit aller naam,
Abr. MELIS.
Serooskerke, (W.) December 1808.