k. oüssoren.
Kerk- en Schoolnieuws.
Officiëele Berichten.
Doch al verstaan wjj deze verborgenheden
door het geloof, toch begrijpen wij ze niet in
wetenschappelijken zin. Wat God ons zegt in
Zijn Woord, aanvaarden we, en dat geeft ons
veel licht waar anderen zonder dat Woord in
het donkere rondtasten evenwel wordt voor
ons verstand niet alles opgelost. God openbaart
ons vele dingen, die wel boven onze natuur en
boven ons verstand uitgaan, al zijn ze ook niet
tegen onze natuur in strijd. Wij wandelen door
geloof en niet door aanschouwen.
Zoo kennen wij dan de verborgenheden, door
God ons geopenbaard, en wij verheugen ons er
in. Wij bewonderen er Gods wijsheid en liefde
in. Ze zijn ons geen dwaasheid, zooals den wijze
der wereld. Ze zijn ons geen ergernis, zooals
den Jood het huis van Christus een ergernis
is. Ze zijn ons geen last maar veeleer een ver
lustiging. Ze helpen ons voort op den levens
weg, waar de ougeloovige wetenschap ons ver
legen laat staan.
Die wetenschap toch moet telkens hare on
macht belijden. Kan zij ons verklaren den oor
sprong van den mensch
Neen, dat kan zij niet. Wel werpt zij allerlei
stellingen op, en zoekt naar allerlei hypothesen
en tracht verschillende gedachten ingang te
doen vinden en onderscheiden meeningen te
verkondigen, maar den oorsprong des menschen
verklaart zij niet. En wat zij dan als geleerd
heid aan het licht brengt, is vaak zoo belache
lijk (denk aan de afstamming van den aap) dat
de éénvoudige Bijbel met zijn scheppingsverhaal
er glansrijk bij afsteekt. Of wjj dan die schep
ping begrijpen O neen, volstrekt niet. Maar
wij bewonderen de grootheid en de almacht van
onzen Schepper en vinden in het scheppings
verhaal een rustpunt voor ons denken. Dat
Woord Gods ontsteekt een licht over onzen
oorsprong, dat wij buiten Gods Woord tever
geefs zoeken.
Kan de ongeloovige wetenschap ons nader
inlichten aangaande het wezen van den mensch
Of aangaande de bestemming van den mensch
Neen, niets weet zij daarvan. Maar ga naar de
H. Schrift en niet tevergeefs zult ge daar zoe
ken wat ge begeert.
Zoo zjjn er vele mysteriën, die de natuur
lijke mensch niet vermag te kennen, en die
zonder geloof ganschelijk niet te verstaan zijn.
Telkens stuit de mensch bij zijn onderzoek op
het onkenbare, waarvan de kennis ons juist
het onmisbaarst is. Een onzienlijke wereld om
ringt ons in welke we met ons verstand niet
inzien kunnen.
De H. Schrift echter ontsteekt ons een licht
over de mysteriën van het menscheljjk leven.
Zij leert ons kennen (niet begrijpen) onzen oor
sprong, ons wezen, onze bestemming. Zij leert
ons kennen den weg door dit leven, maar ook
den weg uit dit leven. Zij leert ons kennen
den eenigen troost in leven en in sterven.
Zij laat ons niet machteloos en troosteloos
staan te midden van de ontzettende werkelijk
heid van het leven, in ellende en smart, in
nood en dood. Is het geweten met schuld be
laden en dorst het hart naar verzoening en vrede,
zij spreekt een woord van vergeving en troost
en laat den zoodanige niet beschaamd henen
gaan.
Op de practijk des levens richt zich het
Woord Gods en hjj, die in dat Woord arbeidt
en dat brengt aan de menschen, moet zeer
zeker ook" met die practijk rekenen. O gewis,
de prediker moet ook letten op het theoretische
en wetenschappelijke, en zoo ver mogelijk door
dringen in de kennis der verborgenheden, door
den Heere geopenbaard, maar toch zal hij bij
de theorie niet blijven staan. Wetenschappe
lijke studie en theoretische kennis is van veel
belang, doch niet genoeg. Een dokter moet op
de hoogte van zijn tijd zijn in de wetenschap
van de geneeskunst. Dan zullen we hem des
te beter vertrouwen en ons gemakkelijker stellen
onder zijne behandeling. Evenwel roepen wij
hem niet in omdat hij zoo geleerd is, om in
zijne geleerdheid en kennis ons te verlustigen,
maar om van ziekte en krankheid genezen te
worden.
Daarin moet de waarde zijner wetenschap
uitkomen, 't Is ons dan niet te doen om weten
schappelijke beschouwingen over krankheid,
maar om genezing en bevrijding van krankheid.
Zoo is het ook met de prediking. Zij moet
medicijn verschaffen voor de krankheid der ziel.
Zij moet ons zeggen, hoe wij verlost kunnen
worden van onze schuld, hoe wjj verzoend kun
nen worden met God, hoe wij lijdzaamheid en
hope kunnen hebben te midden van de smarten
des levens en juichensstof kunnen vinden in
het aangezicht van den dood.
In deze mysteriën moet zij licht ontsteken.
Als een prediker zich om deze dingen niet be
kommerde, maar alleen zich bezig hield met
geleerde onderzoekingen zonder verband met
het leven, dan zou hij een onwaar en onwaar
dig prediker zjjrï. Dan zou hij misschien vol
komen op de hoogte zjjn van de vraagstukken
zijner wetenschap en van de kwesties van zijn
tijd, maar geheel onbekwaam zijn om een zon
daar te troosten, die dorst naar vrede des har
ten geheel verlegen staan aan krankbedden
en sterfbedden en niet kunnen aanwijzen den
weg naar den hemel.
Er komen vragen op in het verloren zon-
daarshart, waarop een antwoord moet gegeven
worden. Vragen naar vergeving van schuld,
naar reiniging van de smet, naar verlossing
van de heerschappij der zonde, naar breking
van de kracht der bedorvenheid, naar vrede
met God, naar gerustheid des harten, naar troost
in leven en sterven. Dit alles behoort tot de
mysteriën, die verborgen zijn voor den natuur
lijken mensch, die in ongeloof het Woord Gods
verwerpt, verborgen voor de wijzen en verstan-
digen,maar den kinderkens geopenbaard. Dezen
het antwoord op die vragen kennende en zich
daarin verblijdende met groote blijdschap, zeg
gen:
Het is een wonder in onze oogen,
Wij zien het, maar doorgronden 'tniet.
Zaamslag. R. Hamming.
Bedanken.
Ons kerkelijke erf zal wel nooit geheel ge
reinigd worden van alle verkeerdheden en kwade
praktijken, maar dit mag ons toch niet doen
stilzitten. Het kwade of zondige mogen we
niet met rust laten, omdat het hier „toch nooit
volmaakt wordt." De H. Schrift leert ons iets
heel anders: Jaagt den vrede na en de heilig
making"en „laat ons naar de volmaaktheid
voortvaren" lezen we in hare gewijde bladeren;
Daarom moet voortdurend op het verkeerde
in ons kerkelijk leven gewezen worden.
Eéne van die verkeerdheden is het telkens
voorkomende „bedanken" voor het ouderlingen-
of diakenambt, waartoe men wettig gekozen
is. Heel dat „bedanken" is lijnrecht in strijd
met Gods Woord. De aard en het wezen van
de kerk gedoogt zulk willekeurig bedanken
niet. Het diepgaande verschil tussehen een kerk
en een vereeniging is, dat de kerk rechtstreeks
opkomt uit den wil van God, maar elke ver
eeniging uit den wil des menschen. Daarom,
wanneer God zijn kerk tot openbaring brengt,
voegt Eyj zélf ook de ambtsdragers daaraan toe.
Verliest echter een vereeniging zijn bestuur,
dan geschiedt dit naar menschelvjke keuze. Wie
dan als bestuurslid gekozen wordt, kan die be
noeming, aannemen of er voor bedanken, al naar
het hem gelieft.We zeggen niet, dat er soms geen
hoogere motieven kunnen zjjn, die ons zedelijk
verplichten om een benoeming als bestuurslid
van een Vereeniging, of als lid van eenig col
lege van burgerlijk bestuur aan te nemen, maar
hiermee wordt de regel niet opgeheven. Regel
is en blijft, dat in de kerk bij alle verkiezing
rechtstreeks de stem of wil van God vernomen
wordt, maar bij alle verkiezing door een ver
eeniging den wil des menschen.
En dat ook onze vaderen alle verkiezingen
in de gemeente des Heeren zoo hoog hebben
opgevat, blijkt glashelder uit het door hen op
gestelde formulier tot bevestiging van dienaren
des Woords en in dat van Ouderlingen en dia
kenen. Daarin luidt telkens de eerste vraag
En eerstelijk vraag ik u, of gij
gevoelt in uw hart, dat gij wet
tig van Gods gemeente, en mits
dien van God zélf tot dezen hei
ligen dienst geroepen zijt
Niet dus eenig mensch, maar God is het, die
den gekozene roept.
Er mag dus maar niet willekeurig omge
sprongen worden met eenige verkiezing op
kerkelijk terrein.
Wie voor ouderling of diaken gekozen werd,
heeft geen recht te bedanken. Dat recht mist
hij omdat hij gehoorzaamheid aan zijn God
verschuldigt is.
Maar niet alleen om het recht van gehoor
zaamheid, dat God op ons heeft, mag van geeni
„bedanken" sprake zijn, ook is dit in strijd
met de Verbondsbetrekking, waarin de christen
tot zijn God staat. Hij heeft het Verbond Gods
ingewilligd, en daarmee verklaard, dat hij God
tot zijn God heeft aangenomen, en dat hjj daarom
zich geheel aan zijn God overgeeft en zich Hem
dienstbaar stelt met alle zijne gaven, krachten
en tijd. En hoe zou hij dan weigeren om Hem
in Zijne gemeente door eenig ambt te dienen
Inderdaad, wie beseft, waartoe het Verbond
der genade hem verplicht, kan niet bedanken
voor de benoeming tot eenig kerkelijk ambt.
Bovendien is het ook in strijd met de belij
denis van den rechten christen. Wij belijden in
de eerste vraag van onzen Heidelbergsche Cate
chismus „Dit is mijn eenige troost beide in
het leven en het sterven, dat ik niet mijn,
maar mijns getrouwen Zaligmakers, Jezus
Christus, eigen ben."
Maar wie dan Christus eigen d. i. Zijn
eigendom wil zijn, moet zich ook geheel
aan Hem overgeven en zich Hem dienstbaar
stellen.
Immers ook wij willen, dat wat wij ons ei
gendom heeten, ons dient. Wjj wenschen daar
van ons genot en voordeel te hebben. En wor
den we van ons eigendom niet gediend, hebben
we er geen genot of voordeel van, dan willen
we het voor onzen last niet hebben. Dan doet
een landbouwer zijn onwillig paard van de hand,
en een onbruikbaar huis wordt afgebroken.
Zoo nu zou God ook met ons kunnen han
delen, als we toonen, dat wij, hoewel Zijn ei
gendom zijnde, Hem niet willen dienen. Wie
dus van Godswege geroepen wordt om Zjjne
gemeente in eenig ambt te dienen, en dien hei
ligen dienst niet wil waarnemen, zou door God
met evenveel, ja met meer recht, als een nut
teloos eigendom kunnen verstooten worden.
Alle bedanken is dus ook rechtstreeks in
strijd met het eigendomsrechtdat God op ons
heeft.
Bovendien gaat het tegen het Vaderrechtdat
Hjj op ons, als Zijne kinderen, heeft.
Kinderen zijn verplicht om hunnen vader
gehoorzaam te zjjn, hem te dienen. En dat te
doen uit plichtsbesef niet alleen, maar ook in
liefde. Op zulk een dienen in liefde heeft de
vader het recht. Dat voelt een ieder. En een
kind, dat van zijn vader opgedragen wordt eenig
werk te verrichten, doch antwoordt„ik dank
u, vaderik doe 't niet," wordt door elk wel
denkend mensch veroordeeld. Men heeft een
afkeer van hem. Men denkt met verachting
aan zulk een weerspannig kind, dat slechts tot
een afschrikwekkend voorbeeld dient.
En moet dit nu getuigd van een kind die
zijn aardschen vader „bedankt" om eenig werk
te verrichten, dan kan er vooral niet zachter
geoordeeld over den christen, die zijn hemel-
schen Vader „bedankt" om een dienst of ambt
in Zjjn Kerk te vervullen.
Waarlijk, wie voor zijne benoeming als ou
derling of diaken bedankt, toont ot geen recht
geaard kind zijns vaders te zijn, of zeer weinig
besef te hebben van zjjne kinderplichten.
In allen geval zondigt iemand grooteljjks,
die kortweg maar „bedankt" voor eenig ambt,
waartoe hjj gekozen werd.
Maar hoe dan, hoor ik deze en gene lezer
vragen, wanneer men meent toch wettige be
zwaren te hebben Moet men dan zulk een
roeping maar aannemen, bezwaar of geen be
zwaar? In geenen deele. Toch mag er dan van
geen „bedanken" sprake zijn. Hoe zulk een
verkozen, maar bezwaarden broeder heeft te
handelen, hopen we de volgende week te zien.
TWEETAL
te Sliedrechtds. K. van Anken te Heinkens-
zand
ds. F. G. Petersen teVeendam.
BEROEPEN
te Wormerveerds. R. van Reenen te Reitsum
te Bergentheim ds. F. Rispens te Enter
te Wilsum Cand. P. de Putter te Axel
te Beetgumds. A. Stejjling te Naarden
te Zuidland ds. V. K. Kujjvenhoven te Ambt-
Vollenhove
te Hazerswoude ds. A. Roorda te Oude Pekela
te Nieuwendam Cand. J. Visser te Steenwjjk
te Sliedrechtds. K. van Anken te Heinkens-
zand
te Rjjswjjk dr. J. van Lonkhujjzen vroeger te
Aarlandeweer.
AANGENOMEN
naar Seharendjjke ds. F. Bruinsma teSuawoude;
naar Workumds. S. Idema te Schildwolde;
naar Nieuw Weerdinge: ds. J. Ozinga te
Sellingen
BEDANKT
voor Franeker ds. C. B. Schoemakers te Alphen
aan de Rjjn.
Cand.M. Ujjttenhoudt werd Zondagmorgen
te Zaamslag B bjj de gemeente ingeleid door
prof. H. H. Kujjper van Amsterdam, met eene
rede naar aanleiding van Joh. 2115—^17. Des
namiddags hield ds. M. Ujjttehhoudt zjjn in
trede en sprak daarbjj over Openbaring 1 12
het laatste gedeelte. Beide malen vulde een
talrijke schare het kerkgebouw.
Vlissingen BDoor het bedanken van een
broeder, die als Ouderling en een broeder, die
als Diaken gekozen was, heeft de Kerkeraad
andermaal alphabetisch dub belgetallen gesteld,
en wel voor Ouderling Jac. Suurmond en M.
Vader, en voor Diaken Th. Kamermans en P.
Wisse. Stemgerechtigde lidmaten worden uit-
genoodigd Zondag a. s. 6 December 's avonds
na afloop der godsdienstoefening uit deze dub-
belgetallen een broeder als Ouderling en een
broeder als Diaken te kiezen.
Namens den Kerkeraad,
P. G. La&rnoss, Scriba.
Meliskerke SO November 1908. Gisteren deelde
onze geachte Leeraar den Weleerw. heer ds.
H. Meulink de gemeente mede, dat Z.Eerw.
eene roeping had ontvangen van de kerk van
Heerjansdam.
Namens den Kerkeraad,
K. Houtbrman, Scriba.
Voor het lokaal Comité der Unie „Een school
met den Bjjbel" te Vlissingen, hoopt Dinsdag
8 December 's avonds 7% uur in het lokaal
IJzeren brug op te treden, ds. J. B. Netelen
bos van Oostkapelle. Vrjje toegang voor alle
belangstellenden.
Aait de Classis Middelburg
vergaderd den 11 Nov. 1908.
Geliefde Broeders.
Uwe Deputaten, aan wie opgedragen was,
een onderzoek in te stellen naar het toenemend
Walchersche kwaad der loterij, en om te zien
naar middelen, welke ter bestrijding van dit
kwaad zouden kunnen dienen, heeft de eer
U het volgende te rapporteeren.
A. Zjj beginnen met de mededeeling, dat
zjj een onderzoek ingesteld hebben, en daarbjj
is gebleken, dat eenige jaren geleden de Maat
schappij van Landbouw, Afdeeling Walcheren,
besloten heeft een paardenmarkt in 't leven
te roepen, die elk jaar eenmaal gehouden zou
worden.
Om dit haar doel te bereiken besloot zjj
tevens om daaraan te verbinden een loterjj,
waarvan de opbrengst in de eerste jaren was
ongeveer 1000 gld doch weldra steeg dit cjjfer.
Thans verkoopt zjj 15000 loten en verkrijgt,
doordien elk lot één gulden kost, alzoo 15000
gld. zegge vjjftien duizend gulden. De 13e loterjj
in thans gehouden. Tot hun blijdschap kun
nen zjj hieraan toevoegen, dat er meermalen
op de Afdeelingsvergadering van deze Maat
schappij tegen gesproken is. Ook op de ver
gadering van den 28sten Sept., te Middelburg
gehouden, is dit gebeurd. Uit het verslag van
de Middelburgsche Courant van den 29en Sept.
1.1. kan dit bljjken: „Daarin wordt voorge
steld het volgende jaar weder een verloting te
doen plaats hebben.
De heer Gesehiere kan zich daarmede niet
vereenigen.
Die verloting heeft burgerrecht verkregen en
$at betreurt hjj. Er komt wjjziging in den
volksaard, men brengt het publiek tot loterjj.
Er heerscht tjjdens de trekking groote zenuw
achtigheid en de lust tot spelen wordt opge
wekt.
De regeering wil de loterijen afschaffen en
spreker zou gaarne zien, dat het bestuur eens
overwoog of het niet mogeljjk zou zjjn, deze
verloting af te schaffen en te vervangen door
iets anders, premieuitkeering etc.
Spreker betreurt ook de reclame die voor de
loterij gemaakt wordt, hjj betwijfelt of de loterjj
wel ten nutte van de paardenmarkt strekt.
Spreker stelde voor de beslissing over het
al of niet houden eener verloting tot een vol
gende bijeenkomst aan te houden en evenzoc
de benoeming eener commissie daarvoor.
Nadat nog anderen het woord gevoerd had
den werd in stemming gebracht de vraag of
het volgend jaar al of niet eene verloting zal
plaats hebben.
22 leden verklaarden zich daar voor, 6 tegen,
terwjjl 5 leden zich buiten stemming hielden".
Uit deze aanhaling bljjkt derhalve tweeërlei
a. dat er leden zjjn, die den moed hebben om
tegen deze loterjj te spreken en te stemmen,
en b. dat de voorstanders nog een groote meer
derheid vormen. Wij behoeven bjj gevolg de
hoop niet te koesteren, dat wanneer er geen
verandering komt, de loterjj spoedig tot het
verleden zal behooren.
Het kwam ons voor, dat het nu meegedeelde
voldoende is om u te laten zien, van welken
omvang dit kwaad is, en terecht heeft uwe
vorige vergadering van een toenemend kwaad
gesproken.
Voorts hebben uwe deputaten overwogen, of
zjj ook nog verplicht waren hun onderzoek uit
te strekken naar ander kwaad, dat hieraan
verwant is, zooals de bookmakerskantoren, de
verloting door winkels, vereenigingen e.a.
maatschappijen gehoudendoch zjj meenden,
dat hun daartoe geen opdracht gegeven was.
Hoewel het zekere ernstige overweging ver
dient, wat hiertegen te doen valt, toch zal het
't best zjjn, dat beperking tot deze ééne zaak
thans het werk der Classis moet zjjn. Eens
deels, omdat zjj door deze ééne zaak ernstig te
bestrijden, toch ook zijdelings met hare veroor
deeling treft alles, wat daarmede overeenkomst
heeften anderdeels, omdat deze reeds zoo diep
ingewortelde gewoonte al haar beleid vraagt.
B. Nu de Classis het resultaat van het
onderzoek kent, gaan uwe deputaten over tot
het tweede gedeelte van hun taak en wjjzen zjj
de middelen aan, welke ter bestrijding dienen
kunnen.