Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie YanOs. L. B0ÜH1, Ds. H. V. LIMAN en Ds. 4. LITTOOIJ. 6e Jaargang. Vrijdag 27 November 1908. No, 23. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drpkker-OitgeYer A. D. LITTOOIJ Az MIDDELBURG. PRIJS DER AD VERTENTIEN Bouma. „Mogen Doopleden hun kinderen ten doop heften", beantwoord door ds. J. D. WIELEXA KERK,"BELIJDENIS, ZENDING. Een heuglijke ure te GrQpskerke. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 35 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. SIONS VREUGDE. En de zangers, gelijk de speellieden, mitsgaders al mijne fonteinen zullen binnen U zyn. Psalm 87 7. Sion zal eenmaal in den vollen zin de moe der van alle volken zyn. Tot haar komen zy uit alle landen, alle natiën, alle geslachten en tongen. Hoe uitgebreid zal deze stad zyn, hoe talrijk zal de menigte harer burgers zijn, en welk een vertier zal er heersehen Gelijk een maal onder den Ouden Dag de dichter zingen kon: „Hoe vroolijk gaan de stammen op, naar Sions Godgewijden top, met Israels achtbre vaad'rende vorsten van elk huisgezin, zij trekken aanhier Benjamin, schoon klein, hij mocht regeerendaar Juda's stam die glorie won ginds Nafthali en Zebulon, om God hun Koning 't eeren zoo zal het dan ruischen van de zee tot aan de zee, van de rivieren tot aan de einden der aarde. Het eind der tijden brengt den ondergang van elke andere stad, het geeft al wat menschen gebouwd hebben aan den laatsten wereldbrand over, maar het zal ook te aanschouwen geven de heerlijke openbaring van Sions schoonheid. Dan ligt zij voor aller oog, dan praalt zij in haar onvergankelyken glans. De wijsheid van den Bouwheer zal in al hare vormen en lijnen uitblinken. Binnen hare muren zullen al hare burgers wonen. Er zal niet één gemist worden. Zy zul len allen bijéén zijn, om, terugziende op hun weg, hun God te loven en te prijzen. Velen trekken in onze dagen naar de groote steden, ook omdat zy daar veel meer in de gelegenheid zijn het goede der aarde te genieten, dan op het platteland. Zij jagen de grovere of fijnere genietingen des levens na en zoeken de bron nen van het genot en de vreugde. En dit ver wondert niet. Er is in elk mensch een begeerte naar geluk, een dorst naar vreugde, en velen meenen, dat zij dit doel het best bereiken kun nen op den breeden weg. Zij hooren welk een blijdschap er heerseht in de tenten der ijdel- heid en door deze lokstem bekoord, zoeken zy op alle wegen en door alle middelen de bevre diging van de behoefte des harten. Zy hebben het aangezicht niet gewend naar Sion, want van deze stad zyn zy afkeerig, denkende, dat in hare woningen de droefheid vernacht en op hare straten de treurigheid haar verblijf houdt. Als gij hen spreekt van de schoonheid en de vreugde, welke deze stad heeft en aan al hare burgers aanbiedt, dan laten zy u staan, en gaan met een glimlach over uwe onkunde en dwaasheid hun weg. Zy weten het veel beter, en zy achten het beneden zich om zich met zulke sprookjes in te laten. Het moge waar zijn, dat alle bronnen eens opdrogen, doch dat is geen reden, om naar andere om te zien, want de hoogste levenswijsheid, is om elke gelegen heid aan te grijpen, elk middel te beproeven, en eiken weg te bewandelen, die dichter daarheen kan brengen, waar de wateren der vreugde vloeien. En breekt dan eindelijk het oogenblik aan, waarin het met elke aardsche vreugde uit is, wys is hy, die zich daarover niet ongerust maakten die toekomst al lachendeen springende tegengaat. Er is waarlijk geloof, echt geloof toe noodig om zich door dergelijke voorstellingen niet te laten misleiden, en met vasten tred te gaan den weg, dien God voor alle burgers van Sion afgebakend heeft, wyl er in aller borst een arglistig hart is, dat ons gaarne van den rechten weg afvoert. Niemand zou dan ook standvastig tot het einde volharden, indien er niet was die wonderlijke macht van het leven der wederge boorte, en de nauwgezette zorg van den H. Geest om dit leven te bewaren en te sterken. Doch Gode zy dank, Hy, die hen in Sion ge boren deed worden, is ook hun Leidsman, en brengt hen veilig aan de plaats hunner bestem ming. Zoo komen zy eens, waarheen hen hier hun keus drong, en het verlangen hunner ziel uitging, en bedrogen in hun verwachting wor den zy niet. Het uitzicht, dat hen hier toelachte en dat hen in donkere nachten want die zyn er zelfs vele voor Sions zonen en dochteren toewenkte, gaat over in zalige vervulling en dan zullen allen zingende en jubelende uit roepen alle mijne fonteinen zyn binnen U. Zy leerden hier de waarheid van Jezus' woord, dat al wie van het water der aarde drinkt, wederom dorst krijgthet werd zelfs menig een eerst op pijnlijke wyze helder, en daarom keerden zy zich naar Hem, gaven acht op Zyn woord en hoorden duidelijk, dat het water, het welk Hy gaf, den dorst lescht, en in den mensch wordt een fontein, springende tot in het eeu wige leven. Aan de vriendelijke noodiging, daarin tot hen gekomen, hebben zy gehoor gegeven en ondervonden hebben zy, dat zy op Zyn woord zich gerust konden verlaten. Al hun vreugde ontspringt uit deze bron, en gij hoort hen juichen, dat al hun fonteinen des heils binnen Sion zyn. Daar zyn de fonteinen van hun licht en hun leven, van hun vreugde en hun blijdschap, van hun kracht en hun sterkte, fonteinen, welke nooit opdrogen, maar altyd door vloeien. Om het water voor hun dorst behoeven zy niet ergens elders te gaan, zy behoeven niet uit te zien naar een andere plaats. Sion heeft genoeg, ja overvloedig voor hen. Daarom kun nen zy zich overgeven aan de blijdschap. Geen donkere toekomst bedreigt hen, geen gebrek zal hen ooit meer genaken. Als zy hier door het dal van Baka gingen, stelden zy God tot een fontein, en zoodoende konden zy hun reis ten einde brengen, maar daar gaan zy zelfs niet meer door zulke dorre oorden. De vreugde vervult hun geheel en dringt hen, om een lied aan te heffen, dat even gemakkelijk over de lippen vloeit, als het water uit de fontein ont springt, en dat lied is eerebewerkend voor Hem, die hun deze stad bereid heeft. Om hun zoeken naar deze stad werden zy uitgelachen, maar zy wisten wel wat zy deden, en zy ver heugen zich in Hem, die hun oogen opende voor hun ware behoefte en voor al het heil, dat Sion aanbiedt aan zyn burgers. Is zulk een verschiet niet bekoorlijk Doen deze zangen geen snaren trillen ook in uw hart Wilt gy ook niet onder die menigte eens zyn, die zoo verheugd hulde en lof brengt aan den Heere? Ja, zegt dunkt me uw onrustig hart, dat ook dikwerf te vergeefs beproefd heeft den dorst der ziel te laven aan de bronnen der aarde. Gy weet zeker ook, waar die weg ligt, die naar deze stad leidt Zet er uwe voeten op, bewandel hem ten einde toe, en als gy ze zelf aanschouwt en niet voor u zeiven kunt instaan, wend u dan naar dien Leidsman, welken de Heere ons gaf in Jezus, die ons den weg baande, en aan wiens hand gy veilig kunt wandelen. Hij zal U niet begeven, U niet verlaten. Naar Zyn woord handelt Hy met allen, die zich aan Hem toevertrouwen. Die vreugd kan al Uw leed verzachten; Komt, reisgenooten 't hoofd omhoog Voor wie het heil in Jezus wachten, Zyn bergen vlak en zeeën droog. YARIA, II. r 2. Opzettelijk wijden wy hier breed over uit, omdat eerst vast moest staan, of zulke kin deren wel gedoopt kunnen worden. Zoo niet, dan ware verder voortgaan overbodig. Maar waar de conclusie luidt: dat zij het sacrament van den doop mogen ontvangen, daar keeren wy rechtstreeks tot de vraag van ons onderwerp terug, en vragen dus, of de Schrift ook gron den heeft zulke doopleden-ouders (vergun ons deze combinatie) als doopheffers van hun kin deren toe te laten. Of liever, kunnen en mogen zulke bonds- brekers, die hun eigen doop verwaarloozen en niet waardeeren, den doop van hun kinderen begeeren en de belofte van den doop aanvaar den Kunnen zy de verplichting op zich nemen zoo goed als met een eed, om hun kinderen in de leer der zaligheid te onderwijzen, terwijl zy hun eigen plieht jegens den Heere jaar op jaar openbaar nalaten Voorzeker, geen enkele tekst in de Schrift verbiedt dit met zooveel woorden. Doch ook, geen enkele tekst geeft grond voor deze onge- reformeerde praktijk. Naar de analogia fidei (regel des geloofs) hebben wy dus te redenee ren, en dan bestaat er voor ons geen twijfel, dat zulk een praktijk als onbybelsch moet wor den afgewezen. a. Allereerst is het getuigen by den doop een recht, dat uitsluitend bondelingen toekomt. Toen het huis van den stokbewaarder werd gedoopt, geschiedde dit, toen de vader vooraf Christus als zyn Heiland beleden had. Hy, voorzeker, nam krachtens zyn belijdenis (en doop) de verplichting op zich, zyn kinderen (zoo hy ze heeft'gehad) in de doopleer op te voeden. Waar men toch als getuige optreedt, betuigt men zyn instemming met dien doop, erkent men zyn beteekenis, zyn waardij, en zelfs zyn noodzakelijkheid krachtens het bevel van Chris tus. En waar nu „doopleden" als antwoorders en vragers optreden, liegen zy toch voor het aangezicht van God en Zijn Gemeente. Hun eigen doop hebben zy niet aanvaard en bele den het nut ervan niet gevoeld en erkend de verplichtingen, die de doop medebrengt, niet op zich genomenhoe kunnen zy dan toch instemming met den doop van hun kind be tuigen Hoe kunnen zy, in naam van hun kroost, de verplichtingen van dien doop op zich nemen Zij deelen door hun antwoorden en ten doop heffen in dien doopen zy verstaan de beteekenis, de plicht niet van hun doopen wel van dien van hun kind Evenmin als een, die de beteekenis van het Avondmaal niet vat en belijdt, aan den disch des verbonds mag worden toegelaten, evenmin mag een ander, die de hoogheid van den doop niet heeft verstaan, door het beantwoorden der vragen instemming betuigen met hetgeen hy niet begrypt en waarnaar hy zelf niet handelt. Want zoodoende wordt de doop gedegradeerd, geacht beneden het Avondmaal te zyn in waardij en krachtde doop wordt miskend, uit ge woonte of bygeloovigheid gevraagd, en een oordeel gebracht over de ouders, en ook over de gemeente, die zulke handelingen duldt. b. Wy moeten echter in de 2de plaats be denken, welk een ongerijmdheid het is uit kerk rechterlijk oogpunt, op de Schrift gebaseerd, zulke ouders hun kinderen ten doop te laten presenteeren. Waar zy weigeren hun eigen doop te aanvaarden en daarnaar te leven, om welke reden dan ook, en weigeren dus het be vel van Christus op te volgen om zyn Naam te belijden en hun licht te laten schijnen voor de menschen, weigeren ook om zyn gebod te volbrengen, hetwelk Hy schier stervende gaf: „doe dit tot myne gedachtenis", daar moeten zy boch als ongehoorzamen worden beschouwd en behandeld, als bondsbrekers, die zich ver zetten tegen God en Zyn gebod, en vallen alzoo onder de kerkelijke tucht. Zy zyn gecensureer- den, waar zy de wet des Heeren overtreden, zy moeten vermaand en gestraft. En mogen ge- censureerden deelen in de rechten der gemeente Mogen' zy, gelyk geloovige ouders, deelen in hetgeen slechts lidmaten toekomt Ja, nog erger. Waar zy door jarenlange on gehoorzaamheid, trots gedurig vermaan, toch volharden in dezen zondigen weg van „doop leden" te blyven, hebben zy zich daar niet metterdaad van de gemeente losgemaakt? En zouden zy dan nog hun kinderen kunnen laten doopen in een instituut, waar zy, naar conse quentie, niet meer by behooren Met het oog op het gesprokene durven wy dan ook deze conclusie voorstellen naar de ana logia fidei der Schrift mogen a. zy slechts als beantwoorders der vragen optreden, die instem ming betuigen met hun eigen doop door woord en wandel en b. moeten doopleden als doop heffers worden geweerd, waar zy vallen onder de kerkelijke tucht, of zelfs zich buiten de ge meenschap der kerk hebben geplaatst. Hier heeft ons Ds. W. doen hooren wat de Schrift ons zegtverder zegt hy nog, wat de geschiedenis getuigt, en ten slotteWat de prak tijk ons leert. Die het geheel wil lezen, schaffe zich dit geschrift aan, het is uitgegeven by den heer Kok te Kampen. Littooij. Nalaten kunnen wy niet, om melding te maken van de treffende ure, verleden Zondag te Grypskerke doorleefd. Met een enkel woord herinnerde ds. Koopmans er aan, dat het veer tig jaar geleden was, sedert zyn hoogbejaarde vader te Westergeest het ambt van bedienaar des Woord aanvaard had. Wy herinneren ons nog, dat hy aldaar zes jaren heeft gearbeid en die gemeente tot zegen is geweest. Vandaar vertrok hy naar het groote dorp Holwerd, waar toen een zeer kleine gemeente was, levende te midden van een welvarende maar zeer onker kelijke^ bevolking. Tijdens zyn verblijf aldaar kwam de gemeente in het bezit van een nieuw kerkgebouw. Wie de gemeente in die dagen gekend heeft, kan verstaan, dat dit van moed getuigde en een bewijs was van de waardeering, welke zyn arbeid er vond. In 1878 volgde hy eene roeping naar Stellendam, waar hy met toewijding en met zegen heeft kunnen werken en als hy over die jaren begint te vertellen, is hy niet dadelyk aan 't einde. Die jaren bly ven onvergetelijk. Doch de krankte, welke in onzen tyd zoovelen van hun krachten beroofd heeft, noodzaakte ook hem zyn emeritaat te vragen, 't welk hem eervol verleend werd. Hy vestigde zich nu in Rocanje, en waarlijk de krachten keerden van lieverlede terug en toen de gemeente aldaar hem de gelegenheid aan bood om in haar midden alle ambtelijke werk zaamheden te verrichten, was het hem een oorzaak van blijdschap en erkentelijkheid, dat hy aan dit verlangen kon voldoen. Met opge wektheid diende hy nog tot 1901, en kon bjj name ijveren voor het Christelijk onderwijs. Er was alzoo wel stof, om gedachtig te wezen aan de weldaden, welke God hem bewezen had en velen met wie hy vroeger omgegaan en ge arbeid had, zonden hem de bewijzen van hun belangstelling. Thans woont hy reeds sedert eenigen tyd by zyn kinderen, en geniet daar de welverdiende rust. Eerst preekte hy nog wel eens, maar dit heeft hy moeten opgeven. Toch blijft hy mee leven en het is hem nog een genoegen, als er goede berichten uit Sion komen. Dit weet de gemeente, en daarom deed het haar zoo goed, dat de ouderling A. Geschiere bij het einde van de godsdienstoefening treffend en hartelijk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 1