Kerk- en Schoolnieuws.
plaatst zich er moedwillig buiten, en treedt zoo
op als zijn eigen verbondshoofd. Feitelijk maakt
hij zich los van de gemeente. Naar zuivere be
schouwing kan hij dan niet meer als lid worden
gerekend. Voor kinderen, in hun onmondigen
staat kan dit geiden. Wanneer men tot onder
scheid van jaren gekomen is, ligt de verplich
ting op den gedoopte zijn doop te aanvaarden
En zoo niet, dan moet de ijzeren consequentie
volgendat kinderen, uit zulke ouders, die
bondsbrekers zijn, geboren, ook buiten het ver
bond staan, en dus geen recht hebben op den
doop, die toch het verbond verzegelt en be
krachtigt.
Tot deze conclusie komen dan ook de proff,
Bavinck en Rutgers in hun bekend rapport
(zie Acta van de Syn. van Middelb. bl. 124
„zoodat b. v. hunne kinderen ook niet als „kin
deren der geloovigen" ten doop kunnen wor
den toegelaten."
Toch aanvaarden wij, het voetspoor volgende
onzer Geref. vaderen, deze gevolgtrekking in
de praktijk van het leven niet. Algemeen nam
men toch aan, dat het verbond menigmaa!
overspringt, wat door de geschiedenis is waar
gemaakt. En waar de ouders zich buiten het
verbond plaatsen door wandel in ongehoorzaam
heid, daar kunnen hun kinderen worden ge
doopt, omdat bet verbond niet absoluut van
ouder op kind overgaat.
Uit het voorafgaande leiden wij dus deze
conclusie af: dat kinderen van „doopleden"
mogen ontvangen het sacrament van den hei
ligen doop, hoewel de ouders het verbond heb
ben verbroken, omdat God menigmaal van den
door Hem gestelden regel afwijkt, en het ver
bond laat overspringen van grootouders op
kleinkind, en zelfs nog verder."
(Wordt vervolgd).
Toen bovenstaande regelen gezet waren, la
zen wij het stuk van den Redacteur van „de
Heraut" over hetzelfde onderwerp. Doch met
Z.H.G. in deze moeilijke kwestie in elk opzicht
denzelfden weg op te gaan, kunnen wij en
meenen wij niet te mogen. Onze bezwaren
z\jn vooralsnog ongeveer de volgende
a. De schuld, die in het referaat van Ds.
Wielenga (geljjk wij later nog beter zien zul
len) in 't licht gesteld wordt en bij name voor
rekening van de ouders komt, wordt in het
schrijven van „de Heraut" bijna geheel en al
leen op de Kerken gelegd.
b. Met de doopgetuigen redt men zich in
evengenoemd artikel uit de ontegenzeggelijk
groote moeilijkheid. Doch als de doopgetuigen
metterdaad en in der waarheid de kinderen
die gedoopt worden, doen onderwijzen en op
voeden, dan achten w\j dit hulpmiddel in casu
gewenscht.
Maar wat heeft ons vooral vóór ettelijke
jaren de ervaring zoo menigmaal en op zoo
vele plaatsen geleerd Dit, dat sommige doop
getuigen, wie ze ook waren, helaas, handelden
alsof zij tevreden waren als de kinderen maar
gedoopt warendoch, zooals wij wel weten,
naar deze kinderen niets meer dan naar an
deren omzagen, noch zich daarmee, volgens
de belofte, bezig hielden.
c. Wij vreezen, dat, als het gebruik van de
doopgetuigen te gemakkelijk en te lichtvaar
dig plaats heeft, en dies te algemeen wordt,
dan de prikkel van het kwaad, waar deze
eigenlijk schuilt, d. i. in 't niet doen van
belijdenis, instee weg te nemen, te weinig wordt
gevoeld. Terwijl wanneer de ouders begrijpen
en beseffen, dat het niet doen van belijdenis de
schuld is, dat hun kinderen nog ongedoopt
blijven, en 'talzoo voor hun rekening komt, de
bezwaren, om tot het doen van belijdenis eerder
over te gaan, in den weg des gebeds overwonnen
worden, dus in Gods eigen weg en naar Gods
eigen aanwijzing; gelijk dan ook de ervaring
geleerd heeft daar, waar besluiten in dezen
geest genomen zijn.
De verbondslijn moet zoo mogelijk doorge
trokken, niet afgebroken worden. „Dit is mijn
Verbond dat gijlieden houden zult tusschen
Mij en tussehen uen uw zaad na u". Gen. 1710.
Met de ouders moet het bevestigd worden.
d. Ons dunkt, dat het euvel moet aangetast
worden en genezen waar het zit.
e. Waar b\j name de predikanten in dien
geest den laatsten tijd gemeenschappelijk op
treden en hoe langer hoe meer werkzaam zijn,
zoo neemt dit kwaad juist in den door ons
aangegeven weg verblijdend afen daarom
zouden wij in dien weg willen voortgaan.
Ook zijn wij niet zonder vreeze, dat de
gedachte aan het ontvangen van „doopsgenade"
bij dm doop Dan ieder kind weer meer en meer
zal ingang krijgen en voor haar vinden wij
geen genoegzamen grond in de Schrift.
Littooij.
UIT HLET LETIÖN.
Een strik des Satans.
B\j niet weinige leden van de gemeente des
Heeren wordt niet zelden de voorstelling ge
vonden, dat men minder zonde doet met de
Avondmaalsviering na te laten, dan door er
gebruik van te maken in een gestalte des on
geloofs. Men erkent dan wel, dat men niet goed
doet en dat het zonde is, maar men is van ge
daehte, dat die zonde in elk geval toch lang
zoo groot niet is als het verkeerde gebruik van
het Avondmaal.
Deze voorstelling kan echter voor de vier
schaar der H. Schrift niet blijven bestaan en
ze is niets anders dan een strik des Satans,
die door de wachters op Sions muren met vaste
hand moet worden verscheurd. Op grond van
Gods Woord moet met nadruk worden betuigd
dat het nalaten van de Avondmaalsviering even
groote, zoo niet grooter zonde is van het ver
keerde gebruik.
Om echter misverstand af te snijden zij van
te voren hier uitgesproken, dat zoowel het een
als het ander zonde is. Als iemand ten Avond
maal wordt genoodigd, en hjj komt niet, dan
bezondigt hjj zijn zielmaar als iemand ten
Avondmaal wordt geroepen, en hij komt, doch
hij komt zonder bruiloftskleed, dan bezondigt
hij zijn ziele ook. Doch nu is de vraag, wie
meerder zonde doet En dan is het gewone
antwoord ik doe minder kwaad door weg te
blijven, dan door te komen zonder bruiloftskleed,
Tegen dit antwoord kan niet genoeg worden
geprotesteerd, want wie aldus spreekt, misleidt
zijn eigen hart'; en zoekt een uitweg, waar geen
uitweg is te vinden. Als het er op aankomt,
doet degene, die slechts plichtmatig de inzet
tingen Gods onderhoudt, minder zonde, dan hij
die deze inzettingen openlijk wederstreeft.
Een gelijkenis moge dit toelichten. Een va
der heeft twee zonen. En aan beide zonen geeft
de vader een gebod. De eerste van de zonen
ontvangt het gebod, doch er is geen lust en
liefde in zijn hart om het gebod te volbrengen.
Desniettemin, hoewel het hem ontbreekt aan
de lust, doet hij toch, hetgeen hem bevolen is,
uit gehoorzaamheid. Hij gehoorzaamt zonder
liefde, maar hij gehoorzaamt.
De ander van de zonen ontvangt ook het
gebod, en ook in zijn hart is geen lust en liefde
om het.te volbrengen. En dewijl er geen lust
en liefde is tot het gebod, daarom komt hij ook
in opstand en hij weigert om te doen, hetgeen
de vader hem beval.
Als ge nu vraagt, wie van deze beide zonen
zonde deed, dan is het antwoord: ze deden
beiden zonde; zoowel de zoon, die zonder liefde
het gebod volbracht, als de zoon, die het ge
bod verachtte. Maar als ge vraagt, wiens zonde
meerder was, dan zal ieder moeten getuigen,
dat de tweede zoon verder ging in het kwaad
dan de eerste, want de tweede verachtte het
gebod, de eerste onderhield het, ofschoon zon
der liefde. De een onderwierp zich geveinsde-
lijk, de ander kwam openlijk in verzet. Beiden
deden zonde, maar de zonde van den laatste
was brutaler, schaamteloozer dan de zonde van
den eerste.
Aldus is het nu ook bij de viering van het
Avondmaal, en in het algemeen bij de onder
houding van de inzettingen Gods. Wiens zonde
zou grooter zijn: de zonde van hem, die in het
geheel niet meer bidt, die nooit meer in de
Schrift leest, die niet meer opgaat onder de
verkondiging des Woords of de zonde van hem,
die dit alles nog betracht, zij het ook uit vorm
en gewoonte Het antwoord op deze vraag is
niet twijfelachtig. Gehoorzaamheid uit vorm
is altijd nog beter dan openlijke ongehoorzaam
heid. Dat leert ons ook de Schrift. Er zijn
voorbeelden genoeg in Gods Woord te vinden,
dat de Heere zijn oordeelen terughield, wanneer
er, zij het ook slechts uiterlijke onderwerping,
kwam. Ik zeg niet, dat uiterlijke gehoorzaam
heid genoeg is om Avondmaal te vieren. Maar
dit is de vraag als iemand, die slechts op uiter
lijke wijze Gods inzettingen onderhoudt, èn
iemand, die deze inzettingen niet onderhoudt,
in de weegschaal Gods worden gewogen, wie
van die beiden zou dan het schuldigst worden
bevonden En dan kan het niet anders, of de
schaal van den nalatige zinkt dieper, dan de
schaal van hem, die gehoorzaam is geweest, of
schoon niet uit liefde en lust. En het is niets
anders dan een strik des Satans, wanneer de
menschen meenen, dat het omgekeerd is.
Deze opvatting omtrent het verzuim des
Avondmaals staat nog in verband met een
andere dwaling. Gelijk men weet, zijn er twee
ërlei zonden. Er zijn zonden van bedrijf, en er
zjjn zonde van nalatigheid. Als ik iets doe, dat
ik niet doen mag, dan maak ik mij schuldig
aan een zonde van bedrijf. En als ik iets niet
doe, dat ik doen moet, dan bezwaar ik mijn
ziel met een zonde van nalatigheid. En nu is
dit zoo opmerkelijk, dat de menschen doorgaans
veel meer bekommerd zijn over hunne zonden
van bedrijf dan over die van nalatigheid. Men
ïoort veel meer klagen over het kwade, dat
men deed, dan over het goede, dat men naliet.
Iet is alsof die laatste zonden zoo zwaar niet
wegen. En toch voor God zijn de zonden van
nalatigheid even goed zonden, als die van be
drijf. Het is zelfs de groote vraag, in welk op
zicht onze schuld het grootst is door het goede
dat wij nalieten, of door het kwade dat wij
deden. En het staat toch zoo duidelijk geschre
venZoo wie dan weet goed te doenen het niet
doetdien ie het zondeHet ware te wenscnen
dat met deze uitspraak der Schrift ook eens
wat meer en wat ernstiger rekening gehouden
werd.
Men is er nu menigmaal zoo haastig bij om
te zeggenal wat uit het geloof niet is, dat is
zondeEn als ik dus Avondmaal vier zonder
geloof, dan is mij dit tot zonde. Er is niemand
die dit ontkent. Integendeel zeggen wij met
nadruk, dat wie zonder geloof eet van het
brood en drinkt van den drinkbeker zijn oor
deel en verdoemenis niet weinig verzwaard.
Maar er staat ook geschrevenwie dan weet
goed te doen, en het niet doet, dien is het ook
zondeEn als ik dus ten Avondmaal geroepen
word, en ik geef aan dien roepstem geen ge
hoor, dan is mij dit ook tot zonde, en vermeer
der ik mijn oordeel en verdoemenis evenzeer
Het zwaard van Gods Woord snijdt aan twee
kanten. En het is een list des Sataqs, dat hij
in sommiger besef den eenen kant van dit
tweesnijdend zwaard stomp en bot heeft gevijld
opdat het niet in de consciëntie zou snijden
En dat het waar is, wat hier boven staat ge
schreven, blijkt ook uit sommiger zielservaring,
Meer dan eens is het uit den mond van leden
der gemeente gehoord, dat zij zeiden als ik
aankom, heb ik het benauwd, en als ik afblijf,
heb ik het benauwd het een is mij even bang
als het ander. Hier hebt ge het bewijs, dat het
zwaard aan twee kanten snijdt, zoolang het
door den satan niet is bedorven. En het staat
met zielen, met welke het alzoo gesteld is, nog
zoo kwalijk niet. Want juist tusschen twee
vuren geplaatst en in de engte gedreven, zullen
wij zoeken naar uitkomst.
Maar zoolang iemand nog een uitweg open
houdt en zegt: ik doe minder kwaad met dit
te doen dan met anders te handelen, zoolang
misleidt hjj zijn hart en zoekt hij vrede, waar
geen vrede is. Juist die gedachte, dat men
minder zonde doet met weg te bljjven dan on-
geloovig toe te gaan, is voor velen het kussen
der zorgeloosheid, waarop men insluimert. Het
is zoo diep te betreuren, dat velen, die bang
zijn om aan tafel te gaan, het er volstrekt niet
bang onder hebben, dat zij den tafel voorbij
gaan. En dit is niets anders dan het werk van
den zielenmoorder, die de zinnen verblindt en
de conscientiën in slaap sust.
Vandaar dan ook, dat deze voorstelling door
de ambtsdragers in Christus' Kerk niet krachtig
genoeg kan worden bestreden en deze strik
des Satans moet worden verscheurd. Ons Chris
tenvolk moet het leeren verstaan, dat het ver
zuim des Avondmaals een even doemwaardige
zonde is als het ongeloovig gebruik. De valsche
gerustheid op dit stuk moet worden verstoord.
Het kan werkelijk geen kwaad, indien het wat
in de engte gedreven wordt. Waar nood is,
daar komt ook uitredding. Maar rust roest.
Gaat het ook maar na, boe in kerken, waar
de Avondmaalsviering een sleurgang gaat, waar
het volk, ook het jonge volk, niet met ernst
en nadruk bij zijn verplichting wordt bepaald,
hoe in die Kerken de doodigheid en de ver-
dooving de overhand krijgt. Ook hier moeter
zjjn een roepen tot de Wet en tot de Getui
genis. Elke eenzijdige voorstelling brengt schade
aan het geestelijk leven. Er staat geschreven
Wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Maar er
staat ook geschrevenZoo wie dan weet goed
te doen, en het niet doet, dien is het zonde. Beide
uitspraken zijn het Woord van God. Beide
moeten op de conscientien worden gebonden.
Hij, die het Avondmaal nalaat, verderft zijn
ziel niet minder, dan hij, die het ongeloovig
gebruikt. De ambtsdragers in de kerk des
Heeren mogen wel toezien, dat niemand in den
dag des gerichts hun het verwijt kan doen
hooren: Waarom hebt gij ons hierin niet beter
en ernstiger onderrichtwaarom hebt gij ons
op dien strik des Satans niet gewezen
laman.
DRIETAL
te Brusselds. W. H. Gispen te Zwolle.
ds. C. W. E. Ploos van Amstel te
Zwolle.
ds. J. E. Goudappel te Dieren
BEROEPEN
te Tienhoven ds. A. Hoogenbirk te Neder-
horst den Berg.
te VoorstCand. M. van Alphen te Rotterdam,
te Brussel: ds. J. E. Goudappel te Dieren.
BEDANKT
voor Fijnaartds. G. Bax te Holten,
voor Kiel windeweer ds. J. Tonkens te Lan-
geslag.
De diaconie Hofpleinkerk, Middelburg,
ontving een som van 500 gulden, aan haar
gelegateerd door den heer L. de Pagter, on
langs overleden op 'tZand (Koudekerke).
Ds. E. Douma, te Rotterdam, heeft tegen
Jan. a. s., na eene 37-jarige ambtsbediening
eervol emeritaat aangevraagd, wegens zenuw
ziekte tengevolge van chronische neusaandoe-
ning.
Door de classis Axel is peremptoir ge
ëxamineerd de heer M. Uijtenhoudt, beroepen
predikant te Zaamslag B, en met algemeene
stemmen toegelaten tot de bediening des Woords
en der Sacramenten.
Door de classis te Zwolle is met goed
gevolg peremptoir geëxamineerd de heer J.
Krijger, beroepen predikant te Oldemarkt.
Cand. H. Jansen is, na voldaan praepa-
ratoir examen, door de classis Zwolle beroep
baar gesteld. De heer Jansen stelt zich wegens
voortzetting zijner studiën nog niet beroepbaar.
Ds. J. Zjjp, te Zwartsluis, is op 39-jarigen
leeftijd na een operatie in het Ziekenhuis te
Amsterdam overleden. Z.Eerw. aanvaardde 25
Juli 1897 den dienst des Woords te Koude
kerke en vertrok vandaar na een ruim 3-jarig
verblijf naar Zwartsluis.
Bij eenige oud-catechisanten van wijlen
ds. W. Doorn, in leven pred. te 's Gravenhage,
is het plan gerezen om ter zijner nagedachtenis
een gedenksteen te plaatsen op zijn graf.
Ds. M. J. v. d. Hoogt, geestelijk verzor
ger van de stichting „Veldwijk" te Ermelo, is
voornemens over eenigen tijd zijn ambt neer
te leggen en zich metterwoon te Loehem te
vestigen.
Ds. A. van Andel, van Heeren veen over
gekomen, deed Zondag 1.1. intrede te Hilver
sum met eene leerrede naar aanleiding van
2 Thess. 3 la. De bevestiger, ds. D. Tom,
van Hilversum, had tot tekst Jer. 2 4a.
Na bevestiging door ds. Bruin, van Baflo,
die eene predikatie hield over Hebr. 13 7
deed Zondag ds. Gerber, van Oldekerk over
gekomen, intrede te Winsum. Z.Eerw. had
tot tekst Ps. 127 1.
Deze week had te Vlissingen de officieele
opening plaats van de nieuw gebouwde school
voor L. O. op Geref. grondslag, uitgaande van
de Vereeniging voor Geref. onderwijs te Vlis
singen.
Na de gebruikelijke opening sprak de voor
zitter der Sehoolvereeniging, de heer P. G.
Laernoes Sr., een passend woord, waarin hij
allereerst dank aan God bracht voor het schen
ken dezer schoone stichting. In 't kort deelde
h(j mede de geschiedenis der school, die met
120 leerlingen begonnen, telkens moest ver
bouwd en vergroot, maar eindelijk moest wor
den ontruimd, daar de toestand van het ge
bouw langer blijven niet meer gedoogde.
En toen niet langer meer gedraald kon
worden, heeft men de schouders onder het werk
gezet. Toen het ook hier een moeten werd, bleek
het te kunnen en is het gebeurd. Hierbij is
uitgekomen de eigenaardige karaktertrek der
Zeeuwen.
In afhankelijkheid van den Heere hebben
wjj ons opgemaakt en met ingespannen krachten
hebben wij gedaan wat wij konden en de
resultaten hulpe van God verkregen hebbende,
mogen wp aan deze plaats te zamen zijn in
deze onze nieuwe school, welke met het gebouw
voor het Hoofd der School een sieraad voor
onze stad genoemd kan worden.
Spreker bracht daarna den dank der Vereeni
ging aan den Heer van Dorst, architect, die de
plannen ontwierp, den heer Pieters, belast met
het dagelijksche toezicht, den heer Krijger, den
bouwheer en de respectieve werklieden, die
allen hebben bijgedragen tot het welslagen van
het werk.
Dankbaar en erkentelijk was spreker voor
het aanwezig zijn van het dagelpksch bestuur
der Gemeente, dat de opening met zijne tegen
woordigheid vereerde en voor de verleende
medewerking bij den bouw.
Voorts sprak de voorzitter nog een woord
van dank tot de verschillende autoriteiten, tot
de hoofden van andere Chr. Scholen, commis-
siën van schoolbesturen, alsmede tot het hoofd
der school, den heer J. Baarschers, en de on
derwijzers en onderwijzeressen, die nu in het
bezit van een modelschool komen.
Spreker vergat niet bij dit alles te gedenken
aan wijlen ds. J. Hulsebos, ds. B. Veenstra.
de heeren Bos en Van der Meer, die veel voor
de Vereeniging hebben gedaan, toen ze nog
jong was en wier namen onafscheidelijk aan
de school zijn verbonden.
Verder voerden o.a. nog het woord de heeren J.
laarschers, hoofd burgemeester Van Doorn
van Koudekerkemr. van Andel, van Middel
burg en ds. Voorhoeve, Herv. Predikant, die