FEUILLETON. Nog grootere dingen. Classis Middelburg. Zending. Concept-Contract. met nadruk voorgehouden tot wat ernstig conflict met de kerkbesturen dit besluit kon leidendoch voor een goede consciëntie in mijn bediening was geen prijs me te duur. En dat ook mijn ambtsbroeders, nu het op door tasten aankwam, voor de gevolgen niet terug deinsden het was me de verhooring van veel gebed. Helaas, hoe bitter werd ik teleurgesteld. Reeds den volgenden morgen, nog eer ik een begin van uitvoering aan het besluit des Kerkeraads had kunnen geven, bleek me, dat de broeders te rade waren geworden, hun stem niet ge stand te doenen weinig uren later werd in wettige vergadering, na aanroeping van Gods Naam, ondanks al mijn aandringen op stand vastigheid en trouw, en onder mijn protest, het besluit vernietigd. Het was me een nieuw bewijs, wat verlam- menden invloed de Organisatie oefende, zelfs op de ernstigste en kloekste mannenen dat het begin van waarachtige kerkelijke bekee ring lag in de breuke met het zondige en tot zonde verleidende kerkverband. Trouwens, dat was reeds sinds geruimen tijd mijn overtuigingen, vooral sedert het onver getelijk Kerkelijk Congres te Amsterdam, dat ik het voorrecht had bij te wonen, had ik getracht haar niet alleen te Tzum, door weke- lijksche samenkomsten met de leden der Ge meente, waarin de Synodale Organisatie werd getoetst aan Schrift en Belijdenis, maar ook overal elders, waar me daartoe de gelegenheid werd geboden, ingang te doen vinden. In meer dan ééne Kerk o a. te Lollum en te Win- sum had ik zóó het werk der reformatie mogen helpen voorbereiden of leiden. Inmiddels had ik gemeend in eigen Ge meente niet te mogen forceeren tot een stap, waartoe overtuiging niet drong. Zelfs had ik den Kerkeraad, toen het gerucht liep, dat het Classicaal Bestuur van Franeker was saamge roepen om me te schorsen, met allen aandrang zoeken terug te houden van een besluit, waar door hij, om mijnentwil, zou gedrongen wor den op een pad, dat hij niet uit overtuiging zou gekozen hebben. Het was me genoeg, zoo de Kerk zich getrouw toonde in de oefening van de tucht. Want de feiten hadden bewezen, dat dit onvermijdelijk breuke met de Orga nisatie tengevolge moest hebben. En nu helaas, mijn vrees, dat als het op doortasten aan zou komen, de verzoeking te sterk zou blijken, was maar al te gegrond ge bleken De weigering van den Kerkeraad, om den sleutel van de tucht weer op te nemen, plaatste me voor een moeilijke vraag. De bediening van het Heilige Avondmaal was ophanden. Mocht ik het in de gegeven omstandigheden uitreiken Dag en nacht hield deze zaak me bezig. Weigering kon me brengen onder den schijn van me over mijn teleurstelling in den Kerke raad te willen wreken of voor 't minst van on geoorloofde pressie te willen oefenen. En het een was evenver van me als 't ander. Aan den anderen kant kon ik me niet ontworstelen aan de vrees, dat de vrees, dat de verantwoor delijkheid voor de uitreiking van 't Heilige Avondmaal aan openbaar ongeloovigen, al ge schiedde ze ook op gezag des Kerkeraads en onder mijn eigen protest, me schuldig zou stellen voor God. 'k Lei mijn bezwaren in den Kerkeraad bloot. Het eenig antwoord was„dan maar Een verhaal door PEK AH. 13) DERDE HOOFDSTUK. Intusschen zat de vrouw van Tiemens in den grootsten angst. Het was toch de ge woonte van Tiemens, als hij 's Zaterdagavonds uitging, en niet spoedig weer terugkeerde, dat hij dan in de herberg terecbt kwam, en „in kennelijken staat" thuiskwam, razend en vloe kend over den achteruitgang van zijn zaken. En toen het nu ook weer laat werd, vreesde zij voor een dergelijk tooneelwant van zijne belofte: het drinken na te laten, geloofde zfl niet veel. Hoe verwonderd was zij echter, toen zij haar man zag binnenkomen, geheel nuchter, met een zacht: „Goeden avond, vrouw! 'tls wel wat laat geworden, maar we behoeven ér morgen niet zoo vroeg uit." Vrouw Tiemens wist niet, hoe ze 'tnu met haar man had. En toen zij hem aanzag, bemerkte zij dat er iets bijzonders gebeurd moest zijn. Hij zag uitstellen". De bediening werd uitgesteld. Doch ook hier mee kon ik geen vrede hebben. Te minder, omdat me al spoedig bleek, dat ik aan den verkeerden schijn, dien ik vreesde, niet ont kwam. En hiervan zag ik een noodlottigen invloed voor heel mijn arbeid tegemoet. Eindelijk gaf ik toe. In de prediking, voorafgaande aan de be diening van het Avondmaal, zou ik, door openlijk mijn bezwaren uit te spreken en den Kerkeraad en Gemeente verantwoordelijk te stellen voor het nalaten van de tucht, me vrij maken. Zoo deed ik; of liever; trachtte ik te doen. Want vrij gevoelde ik me niet. Nooit zat ik met meer beklemd gemoed aan 's Heeren dischnooit voelde ik het nijpen van de sma delijke banden, waarin de Synodale Organisatie de knechten en de Kerk des Heeren gebonden houdt, tergender en smartelijker dan toen. Hoe weinig vermoedde ik, dat op datzelfde oogenblik in het kerkgebouw tegenwoordig wa ren de broeders, die me de deur der gevangenis open zouden maken. Er waren afgevaardigden van de Kerk van Zwartsluis, die pas met de Organisatie gebroken en me eenparig begeerde tot haar Dienaar. De broeders kwamen zich overtuigen, of de staat van zaken te Tzum ze hadden van mijn strijd gehoord gedoogde dat hun Kerk me beriep. Ze spraken me daarover of, neen, ze spra ken er eigenlijk niet over. Ze meendende leiding des Heeren was te duidelijk, dan dat ze zich door iets zouden laten ophouden. Ik-zelf was van ander gevoelen, en smeekte hen me niet moeilijk te vallen, maar me rustig mfln arbeid te Tzum te laten voortzetten. 't Mocht niet baten. Drie dagen later ont ving ik reeds den beroepsbrief. Wat bangen strijd kostte me de beslissing Op den opbouw en de vrijmaking van Tzum had ik mijn hart gezet. Onderscheidene be roepen van kerken, die gereed stonden tot breuke met de Organisatie (o. a. van Makkum, van Oudega, Nijega en Sandfirden en van Njj- kerk op de Veluwe) had ik nog kort geleden afgewezen. Doch daartegenover 'stondvdat de kerk te Zwartsluis gebroken had, en dat ze kerk met twee Predikantsplaatsen en nu zonder één Dienaar schreiende behoefte had aan hulp en leiding. Zwartsluis' beroep werd me ta machtig, en ik eindigde, hoeveel me het loslaten van Tzum ook kostte, met me te geven. Zoo verliet ik Tzum dan reeds na een dienst tijd van nog geen vol jaar. Toch was mijn gebrekkige arbeid ook daar niet ongezegend. Niet voor de enkelen en ook niet voor de Ge meente in haar geheel. Het ging te Tzum als te Buitenpost, dat reeds in '87 met de organi satie brak: al mocht ik zelf den oogst niet helpen binnenhalen het zaad dat ik uit strooien mocht, ging toch ontkiemen. In '93 kwam het ook te Tzum, zij het dan ook door het optreden van slechts een kleine groep van geloovigen, tot een begin van reformatie." KERK, BELIJDENIS, ZENDING^ Zij vergaderde verleden Woensdag. Belang rijke besluiten werden niet genomen, maar wel voorbereid. Ieder kan weldra het Verslag van hare werkzaamheden lezen en daarom is thans een korte aanduiding voldoende. Wfl vestigen er de aandacht op, dat de beide kerkelijk bla- er zoo vreemd, zoo verwonderd uit, dat zy de vraag niet weerhouden kon„Maar wat is er gebeurd, Harm Je ziet er uit of je geschreid hebt! Je oogen zijn rood, en je gezicht is ge zwollen. Wat is er toch?" Dat zal ik je vertellen vrouwantwoordde Tiemens. Maar Tiemens vertelde niets, want toen hij zou beginnen, stroomden bij vernieuwing zijne tranen. „Maar man wat scheelt je toch vroeg zjjn vrouw weer. Doch hij was niet in staat antwoord te geven. Zjj bracht hem een glas water en trachtte hem tot bedaren te brengen, doch dit gelukte niet zoo spoedig. Eindelijk toch bedaarde hij wat en stotterde „Ik ben van avond bij Bart Romkes geweest „Bij Bart Romkes? Bij den „zwienenkoop- man Wat moest je daar doen Ik meende, dat je daar gisterenmiddag al geweest waart." „Dat is ook zoo; maar ik ben er nu weer geweest. Ik moest eens met Bart praten". „Ik begrijp je niet, Harm. Je was altijd zoo op Bart gebeten, en 't heeft me zooveel gekost om je er gisteren heen te krijgen. En nu ga je er uit jezelven heen. Neen, dat begrijp ik niet." „Maar ik had ook heel wat met Bart goed te maken." den in onze Provincie twee uitgebrachte rap porten zullen opnemen, welke de lezing en de overdenking waard zijn. Het een handelt over de kwestie, welke op ons eiland naar voren trad, en een druk geschrijf in onze bladen uit lokte. Het gaat over de vraag, of de gedoopteb, zoolang zjj onvolwassen zijn, behooren tot de kerk als instituut. Staan zjj door den doop tot haar in betrekking en derhalve onder het op zicht van den Kerkeraad ter plaatse waar zjj wonen of niet. Wie het laatste zegt, moet het natuurlijk ook verklaren, dat een Kerkeraad aan zulk een gedoopte, wanneer hjj naar elders vertrekt, onmogelijk een attestatie kan mee geven. Het bedoelde rapport nu heeft deze zaak onder de oogen gezien en heeft daarop een antwoord gegeven, dat o. i. voor geen tegenspraak vatbaar is, en er bestaat dan ook geen twjjfel aan, of al de Kerkeraden, die het nu op hun gemak lezen kunnen, zullen er wel hun goedkeuring aan hechten. Dit zal mis schien voor enkelen, die zich in het onderlinge gesprek zoo kras uitgelaten hebben, wel pijn lijk zijn, maar dat is voor hen dan een aan wijzing om in 't vervolg een weinig minder respect in hun eigen zienswijze te hebben en een weinig meer in die van anderen. Dit zou bovendien het voordeel opleveren, dat de on derlinge waardeering bevorderd werd. Het andere gaat over de Walchersche loterjj. Tegen dit kwaad is reeds meermalen getuigd, doch het bleek op de Augustus-Classis dat het nog niet wijken wilde. Op haar verlangen werd een onderzoek ingesteld naar den omvang van dit kwaad en het resultaat daarvan neergelegd in een verslag, dat ieder straks lezen kan. Tevens worden daarin middelen, aangewezen die dienen kunnen ter bestrijding en het is te hopen, dat zjj met ernst zullen worden ge bruikt en dat onder's Heeren zegen die zonde van onze kerkelijke erve verbannen worde. Het mag toch zoo niet blijven, want het gaat van kwaad tot erger voort. Overigens werden nog verschillende zaken afgedaan, welke zeer zeker van belang waren, maar die vermeld zullen worden in het officeele verslag. Bouma. UIT HET LEVIflN. Onlangs klaagde een welmeenende broeder, dat bij de Zendingsvrienden de moed er wel wat uitgaat. Men verzamelt, maar men ziet geen vrucht. Toch zjjn dergelijke klachten niet bil- ljjk, want er is in het minst geen reden tot moedeloosheid. Er is geen sprake van, of de Zeeuwsche Zending komt. Het vragen van een tweejarig uitstel is reeds bewijs genoeg, dat er niet aan gedacht wordt, de zaak op te geven. Ook zjjn er in de provincie veel te veel warme voorstanders van den Zendingsarbeid, die het vuur wel brandende zullen houden. Maar onze wenschen kunnen altijd niet ter stond worden vervuld. Het rijsje is niet in eens een boom. We zijn reeds heel wat verder dan een jaar of vijf terug. Afgedacht van de ver meerderde offers voor de Zending, is dit reeds een zeer belangrijke winste, dat er veel meer over haar gesproken wordt dan weleer. En deze belangstelling en offervaardigheid zullen toe nemen. Ondanks de onverschilligheid van som migen, zal deze zaak gewisselijk voortgang heb ben. Wij benjjden de broeders en zusters niet, die hun hart en hun beurs voor het Zendings werk gesloten houden, want ook zonder hen zal het tot stand komen. Gods Koninkrijk komt En nu vertelde hij ook aan zjjn vrouw alles wat wjj reeds weten. En daarop vervolgde hij „Vrouw, ik wilde, dat ik ook zoo gelukkig was als Bart. Hij heeft mij alles vergeven, maar ook ernstig vermaand. Ik wilde wel dat ge eens gehoord hadt, hoe hij sprak. Ik was er heele- maal door van streek geraakt en heb geschreid, toen hij zoo ernstig sprak en rnjj den raad gaf het drinken na te laten en er op aandrong ook mijne zonde voor God te belijden." „Och man, moeder heeft, toen ze nog leefde, ook zoo menigmaal U dien raad gegeven, en het heeft niets uitgewerkt. En ik heb je ook al zoo dikwijls gesmeekt het drinken na te laten en het ging toch weer telkens den verkeerden weg op. Ik was daarom ook nu weer ongerust, toen het zoo laat werd, dat je niettegenstaande Uwe belofte, toch weer in de herberg terecht geko men waart. Want hoe kon ik denken, dat je weer bij Bart zat Maar in elk geval heb ik liever, dat je daar heen gaat dan naar de her berg, ofschoon ik niet zonder vrees ben, dat er van uwe goede voornemens weinig terecht zal komen." „Diezelfde vrees vervult ook mijn hart, vrouwO als ik maar zeker wist, dat alles weer in orde kon komen Bart verzekerde het nog wel, maar o, ik ben zoo'n goddeloos mensch Ja, wat zeide Bart's vrouw ook weer en het Evangelie zal gepredikt worden aan alle creaturenDat houden de geldgierigen en on verschilligen toch niet tegen. Daar zijn er, die, als het er op aankomt, hunne gaven nog wel willen verdubbelen. Als er hart voor een zaak is, dan is er ook geld voor. En het is niet tegen te spreken, dat er in de laatste jaren vele harten voor de Zendings zaak gewonnen zijn. Niet alleen in onze Ge reformeerde Kerken, maar ook daar buiten, is er een opwaking gekomen. Niet alleen in ons vaderland, maar ook in andere landen, is de Zendingsgeest wakker geworden. Toevallig is dit niet. God leidt dit aldus. Naarmate de toekomst des Heeren genaakt, zal ook de pre diking van het Evangelie aan alle volken sneller voortgang krijgen. Het roepen voor de Zending, zoo algemeen, zoo dringend, is een teeken des tijds. Het gaat niet buiten het Godsbestuur om. Daarom is er geen reden tot moedeloosheid. Laat ieder in zijn kring doen, wat zijn hand vindt om te doen. En dan is er geen twijfel, of de Zeeuwsche Zending komt. Er is geld genoeg onder ons volkals er maar harten zijn als men maar voelt, dat wij lang niet gedaan hebben voor de komst van het Koninkrijk Gods, wat wjj moesten doen. Ook de Yereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag heeft het Concept- Contract tusschen de Kerken en de Theol. Fac. der Vrije Universiteit aangenomeu. Slechts een kleine wijziging achtte zjj noodzakelijk met het oog op de Statuten van de Vereeniging. Deze wijziging bedoelt eigenlijk niet meer dan een verduidelijking. Met deze gunstige beslissing heeft de Ver eeniging velen in den lande verblijd. De ver werping van het voorstel, of ook een ingrij pends amendeering zou geen gunstigen indruk hebben gegeven en door velen zijn betreurd. We hebben nu alzoo een Theol. School, die de eigen inrichting der Kerken is, en een Theol. Faculteit, die zeer nauw aan de Kerken is verbonden en onder meer dan nominaal toezicht van de Kerken staat. Voorloopig kunnen wij, ziende op den strijd der meenin'gen, niets beters wenschen. Het ware nu ook te wenschen, dat de oplei dingskwestie niet meer ter sprake werd gebracht en aan de verbittering in sommige gemoederen een einde kwam. Beide inrichtingen kunnen nu onder het toezicht der Kerken zeer goed naast elkaar bestaan, en door de liefde van ons Gereformeerde volk worden gedragen. Het is te verstaan, dat de mannen van '34 voorliefde hebben voor hun school, en die van '86 voor hun Universiteit. Toch zou het een teeken zijn van engheid van ingewand, indien men niet wederkeerig genegenheid kon toonen voor het geen des anderen is. Het is kleinzieliger dan de kleinzieligheid zelf, indien men hetzij voor de Theol. School, hetzij voor de Theol. Fac. niets over heeft en er niets goeds van weet te zeggen. Zulk een uitsluitingsgeest ontsiert den Christen. Beide inrichtingen moeten van nu voortaan met eenparigen schouder worden gesteund. Beide scholen kunnen voor ons kerkelijk leven ten rjjken zegen zijn. Het motief, dat twee inrich tingen tot opleiding finantiëel al te zeer druk ken, mag ons niet doen dringen en drijven om te komen tot een ineensmelting, die door zoo- velen te recht en ten onrechte niet begeerd wordt. De vrede is ons meer waard dan enkele duizende guldens. O, ja, ik weet het weer. Zij zeide„goddeloozen worden om niet gerechtvaardigd." Het is een wonder, zooals Bart, en zijn vrouw beiden, met woorden uit den bijbel telkens gereed waren om mij te overtuigen, dat mijne zonden nog wel vergeven kunnen worden, 'k Wilde wel, dat ik het gelooven kon. Maar dit beloof ik, vrouw ik wil bidden, dat God mij bewaart, en ik wil bij God kracht zoeken om tegen de zonde te strijden." De vrouw van Tiemens wist niet wat ze hoorde, toen haar man zoo sprak. Dat was nog nooit gebeurd. Altoos had hij, wanneer zij of iemand anders hem vermaande er mee gelachen, en was het nog veel erger met hem geworden. Zou er dan nu werkelijk verandering bij haar man komen? Zjj hoopte het. Het huiselijk leven zou er ook zoo gansch anders door wor den, en veel verdriet zou er haar door bespaard worden. Het was reeds lang na middernacht toen Tiemens en zijne vrouw zich ter ruste begaven. Den volgenden dag was Tiemens stil en in zichzelven gekeerd, en telkens, als hij met zijn vrouw alleen was, begon hij weer over hetgeen hjj bij Bart gehoord had. En dan seheen het alsof Tiemens nog iets meer wilde zeggen, doch niet durfde. Hij slenterde zoo wat van 't een naar het ander, zag al eens den weg op en

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 2