Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie fan: Ds. L. B0ÜS4, Ds. H. V. LtwtH en Ds. i. LITTOOIi. 6e Jaargang. Vrijdag 13 November 1908. No. 21. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0INEMEHTSPRUS DrnRker-Ditgever A. D. LITTOOIJ Az PRIJS DER AD YERTEHTIEH YARIA, „Te Buitenpost en Tzum in '80. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers 3 cent. MIDDELBURG. SIONS ROEM. En van Sion zal gezegd worden, die en die is daarin geboren en de Allerhoogste zelf zal hem bevestigen. Ps. 87 5. Sion was destijds onbekend. Alleen de vol keren in de nabijheid van Kanaan wisten er iets van, en wat zij er van wisten, deed of de vijandschap ontvlammen of een geringschat tende glimlach om de lippen spelen. Ver dragen konden zij niet, dat het volk, 't welk Sion liefhad zulke hooge verwachtingen koes terde en soms spotten zij er mede maar soms ook deed het den toorn ontbranden. In het laatste geval kwamen zij bijeen, beraadslaagden zij met elkander, op welke wijze zij dat Sion zouden vernederen en van alle kracht berooven. Zij wilden het tentoonstellen in al zijn ijdel- heid, want die vermetelheid moest gestraft worden het kostte wat het wilde. Overigens was het onbekend. Over het groote Ninivé werd gesproken, over het machtige Babel had ieder gehoord, maar wie kende dien onaan- zienlijken heuvel in het kleine Kanaan. Dit zou echter veranderen. Van Sion zal er nog gesproken worden, als niemand meer de plaats kan aanwijzen, waar eens de machtige steden der oudheid hebben gestaan. Deze naam zal blijven voortleven, volk na volk zal zijn roem verkondigen en tot aan de einden der aarde zal het oog op haar zijn. Dit nu is te verklaren. Sion zal nooit zijn de zetel van een wereldrijk zooals het latere Rome, het zal ook niet zijn de bakermat van de menschelijke wijsheid als Athene, het zal evenmin rijkdommen vergaderen door Koop handel en Scheepvaart als Corinthe, maar toch zal het bezitten een on vergankelij ken roem, zoo als geen enkele stad ooit verkregen heeft. Van Sion zal gezegd worden deze en die is daarin geboren. Dit is zeer wonderlijk en voor den mensch onbegrijpelijk. De natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, z\j zijn hem dwaasheidhij kan ze niet verstaan. Maar wat voor den hooggevoelende een ergernis en voor den wijze der wereld een dwaasheid is, dat is voor Sion haar sterkte en haar roem. Immers het beginsel, waaruit zij zelve leefde, plant zich voort in allen, die tot haar behooren, en zij maken daardoor overal openbaar, wat in Sion zelf wnont. Andere groote steden hebben menigmaal kinderen, die een leven leiden geheel in strijd met hare be langen, die aan hun geboorteplaats schade be rokkenen, die haar bloei tegenwerken en voor haar een schande zijn, maar dat kan bij Sion niet het geval zijn, want het leven dat hare kinderen ontvangen is niet alleen haar eigen, maar ook zoo krachtig, dat het eindelijk alle schadelijke invloeden verwijdert en in zijn on vergankelijke beteekenis te voorschijn komt. Daardoor zijn Sions burgers in alle landen een van zin en een van hart, wijl dit leven aan allen dezelfde begeerte geeft, n. 1. dat het Sion moge welgaan, en die begeerte is zoo vurig, dat zij als het moet, zichzelf om harentwil prijs geven. Met het leven toch werd de liefde tot Sion geboren, een liefde, welke altijd haar plaats zal behouden en steeds weer na verflauwing opnieuw zal ontwaken. Eer ik Sion vergete, vergete mijn rechterhand zich zelve, ziedaar het woord, dat uit aller hart gesproken is. Het kan derhalve op al zijn zonen en doch- teren rekenen en steeds wordt de kring breeder, waarin zij optreden. Andere steden komen op, bloeien een tijd en verliezen daarna hun invloed en kunnen ten laatste niet meer meetellen. Doch Sion blijft alle tijden door, groeit van eeuw tot eeuw aan en telt nu reeds hare burgers in alle werelddeelen. En dat zal steeds voortgaan, tot van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. dat zij alleen overblijft om de aarde te beërven, waarop de gerechtigheid wonen zal. Niet zonder reden hebben verklaarders er op gewezen, dat hier in 't oorspronkelijke een woord gebezigd w-ordt, dat aanleiding geeft om te denken aan mannen van groote beteekenis- Welnu, Sion behoeft zich niet voor hare zonen en dochteren te schamen. Waarlijk, zij telt onder hare burgers mannen van naam wier invloed al de eeuwen blijft duren. Tot hen behooren de patriarchen, de profeten, de apostelen, de martelaren, de reformateurs, die hun voeten zoo diep in het zand der tijden ge drukt hebben, dat het spoor altijd zichtbaar blijft. In hen komt uit, welk een leven Sion bezit. De geslachten blijven op dezen zien als op lichtende voorbeelden, in wier voetstappen, het veilig is te wandelen. Welke stad kan op zulke zonen roemen Dit behoeft niet te bevreemden. Het vloeit noodzakelijk voort uit het bijzondere leven, dat hun deel is, en het kan, hoe ook bestreden, en met welke vijandige machten ook worstelende, nooit ondergaan, omdat de Allerhoogste zelf hen bevestigt. Hij, die boven alle koningen der aarde verheven is, die boven de hemelen Zjjn troon heeft, aan Wien alles zich onderwerpen moet, zal hen bevestigen, zal hen sterk maken, hen vast doen zjjn. Zijn oog, dat nooit sluimert waakt over hen, Zijne hand, die alvermogend is, beschermt hen, Zijn arm der sterkte, die wonderen werkt, stelt zich ter hunner beschik king, zoodat zij in e9n gloeienden oven niet omkomen, uit der leeuwen muil verlos tworden en door de diepte der zee kunnen heengaan. Geen overdrijving is het, als de zanger hen toeroept Treedt heen door gloeiend vuur en vlam, Door waterstroom en zee En het vuur verzengt u zelfs geen haar, En het water schaadt u niet. Wie zou zulk een volk wezenlijk schade kunnen berokkenen, dat in de bijzondere hoede van den Allerhoogste staat, dat Hy steunt, schraagt, sterkt en steeds de krachten vermenigvuldigt. Alle aanslagen die tegen hen beraamd worden, zullen ijdel blijken te z\jn, en alle pijlen op hen afgeschoten zullen afstuiten op het schild, waarmede God hen beveiligt. Daarom zijn zij vaak geweest een wonder in elks oogen, en zullen zy stand houden zelfs in de meest gevaarlijke en moei lijke tijden. Is het geen onschatbaar voorrecht om burger van dit Sion te zijn, geen onverwelkelijke eere tot hare zonen of dochters gerekend te mogen worden Moogt gjj U zelf onder hen rang schikken Wanneer gij dit met vrijmoedig heid kunt, dan zult gij de overtuiging moeten hebben, dat haar leven uw leven is, en dit kan u duidelijk zijn, indien gjj inderdaad haar welzijn zoekt en voor haar vrede ijvert, door dien gij haar kent in haar onvergankelijke schoonheid, hebt gij haar lief en bidt gij mede om haar bevestiging. Wèl moeten zjj Varen, die u, o Sion beminnen. Bouma. Ds. K. Fernhout, van Utrecht, die onlangs zijn 25-jarig ambtsfeest herdacht, heeft zijn, bij die gelegenheid uitgesproken leerrede in druk gegeven. O. m. schrijft ZEerw. het hier vol gende, wat wij om hare hooge belangrijkheid ook onzen lezers onder de oogen willen bren gen. Littooij. In Mei 1883 werd ik Proponent. En op 2 September d. a. v. verbond ik me met heel mijn hart tot den dienst in de Kerk van Bui tenpost en Lutjebroek. Met heel mijn hart Toch niet zonder vreeze. Hoeveel strijd had het me gekost Buitenpost het ja-woord te geven Fel stonden er de Kerk van Buitenpost leefde destijds nog onder de Synodale Organisatie de orthodoxe en de moderne partij, in stemmenaantal vrijwel even sterk, tegenover elkaar. En van partij strijd had ik zulk een afkeer; bovendien was ik nog zoo onervaren. Hoe veel liever had ik één der andere beroepen, die tot me kwamen, opgevolgd. Maar ik zagde nood was mjj opgelegd, het moest. Zoo had ik aangenomen. En het berouwde me niet. Tergend was de tegenstand bitter de vijandschap van de partij des ongeloofs zóó, dat de moderne Kerkvoogden zich zelfs niet ontzagen één- en andermaal de samen komsten der Gemeente te verhinderen. Doch de Heere gaf genade om het goedsmoeds te dra gen. En Hij maakte het méér dan gemakkelijk. Beschamend was de liefde ze is het nog waarmeê de Gemeente ons omringde. En wat méér was: de Heere gaf verrassenden zegen op de bediening des Woords. Bij vele kinderen Gods kwam het genadeleven tot lieflijk door breken in blijde verzekerheid en in kloek belij den en bij meer dan één die zich om den dienst van God niet bekommerde, kwam het tot waarachtige bekeering. Het was vooral door dit getuigenis aan mjjn dienst, dat de Heere me te boven deed komen de ernstige bestrijding van mijne roeping, die me geruimen tijd benauwde. Daartoe werkte echter nog iets anders meê. In verband met m'n voorbereiding voor de Catechismus prediking, was ik, aanstonds na mijn intrede, ijverig begonnen de drie Formulie ren van Eenigheid te bestudeeren. Mijn onder zoek richtte zieh daarbij vooral op den Heili gen Doop en op de Kerk, twee van de vele stukken waarmee ik nog altoos geen weg wist. Zóó kwam ik tot de Verbondsleer. Toen ging het licht me opHoe heb ik gejuicht en gedankt, toen ik de heerlijkheid en de waarheid ging verstaan van de leer, waarbij ik was opgevoed, waarbjj mijn ziel steeds had geleefd, doch die ik, dank zij de avereehtsche leiding aan de Universiteit, nooit in haar machtige eenheid had verstaan. Haar beste aanbeveling was me, dat ze me de sleutel gaf tot recht verstand van de Schrift en me, door ontdekking van haar organische eenheid, deed ontkomen aan den moordenden greep van de historische kritiek. Dat gaf me grond onder de voeten. Van toen af kwam er vaster lijn in mijn arbeid en was de richting, waarin hy zich bewegen' zou, be paald. 'k Gevoelde me nu niet meer enkel Evangelieprediker 'k wist me Dienaar des Woords; 'k zocht niet meer uitsluitend de zielen, ik zocht de Kerk. Tweeërlei invloed van buiten kwam deze spontane koersverandering ondersteunen. In de eerste plaats, die van „De Heraut", aan vankelijk een onaangenaam indringer, straks een welkom gast in de pastorie. En ten tweede, die van den bitteren partijstrijd in den boe zem mjjner gemeente. De leugen van zulk een kerkelijk leven ver schrikte, beschaamde me. Want ik zag in, dat niet de modernen, maar wfj, ambtsdragers, daarvoor in de eerste plaats verantwoordelijk stonden. Waarom verzaakten we, in strijd met onze belofte voor God en de Gemeente, de oefening van de tucht De kerkbesturenMaar zy zouden ons immers steunenHet Classicaal Bestuur van Dokkum was orthodox. Het Provinciaal kerk bestuur van Friesland was eveneens dm 'k Stelde de zaak in den kerkeraad aan de orde. Drong aan op trouw. De broeders wa ren bereid. Doch eerst moest onderzocht, of de kerkbesturen ons handhaven zouden. Het antwoord was een ontnuchtering. Ze wilden welmaar ze konden niet. Artikel zóó veel en artikél zóóveel van het Reglement Des ondanks wilde ik doorgaan. Doch de Kerkeraad miste den moed. Men zou alles verliezen. Alles spelen in handen van de mo dernen Straks werden onder protest mijnerzijds, eenig moderne jongelui, die zich in 't naburige Twijzel hadden laten „aannemen" oudergewoonte, ingeschreven in 't lidmaten boek We lagen gebonden onder de organisatieMe restte niets dan ge tuigen. Toen kwam het conflict te Amsterdam. Hoe jaloersch maakte me de trouw der broederen in de hoofdstad. Druk werd het geval, ook in opzettelijk daartoe belegde samenkomsten van gemeente leden, besproken. Doch den echten weêrklank vond het nog niet. In dien tijd beriep me de Kerk van Tzum. Moeilijk viel me de beslissing. Buitenpost was me zoo lief geworden. Méér dan één be roep had ik zonder aarzeling afgewezen. En Tzum lachte me weinig toe. Oók omdat het zoo geringe hope gaf op meerder trouw aan 't Woord in den ambtelijken dienst: in geen tachtig jaar had men er de zuivere bediening des Woords gehad. Doch juist dit laatste pleitte voor aannemen en toen de leden des Kerkeraads me, tot mjjn verrassing, verzekerden, dat ze bereid waren om, terwille van de trouw in hun ambt, des noods een conflict te trotseeren, was de zaak beslist. Ik ging. Twintig Juni '86 deed ik er mjjn intrede. Wat de Kerkeraad me verzekerd had kwam uiter was te Tzum een kostelijke kern van pittige gereformeerde belijders. Want toen ze zelve nog verstoken waren van de gezonde prediking, waren de enkele Tzummers, die de waarheid liefhadden, met hun kinderen aan de hand, uitgezwermd naar buiten, tot zelfs naar Heeg 't was in de dagen van Felix om voedsel voor hun ziel te zoeken. Later, toen van der Sluys en na hem, Bavinck daar stonden, bepaalden ze zich voornamelijk tot Franeker. Uit deze slijkgeuzen was allengs een kloek geslacht van belijders gegroeid. Met welk een blijdschap werd ik er ontvan gen. En hoe begeerig luisterde men er Zondag aan Zondag in de propvolle kerk. Niets ware me liever geweest dan jarenlang rustig te mogen voortarbeiden onder deze stoere, hartelijke „kleiers," die me een bijna aandoen lijke liefde betoonden. Helaas, ook hier zou de Organisatie een slag boom op mijn pad werpen Een groot deel der „gemeenteleden" 't waren vooral de groote boeren, die rondom het dorp woonden was modern. Dit verhinderde niet, dat sommigen hunner toch ten Heiligen Avondmaal kwamen. Aanstonds na mijn komst begonnen we hen geregeld te bezoeken en ernstig over hun on geloof te vermanen. Hiermeê konden we echter niet volstaan. De heiligheid van 't Verbond Gods eisehte, dat we hen afhielden van het Heilig Avondmaal. Eenparig werd er in den Kerkeraad toe be sloten. Eenigen, die reeds meermalen vermaand werden, zouden nogmaals, en nu in den vollen Kerkeraad, over hun ongeloof worden bestraft, en hun zou worden aangezegd, dat censure volgen zou, zoo ze in hun verwerping van de Schrift volhardden. Hoe juichte mijn ziel daarin 1 Wèl wist ik en 'k had het mjjn mede-kerkeraadsleden

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 1