FEUILLETON.
Kerk- en Schoolnieuws.
Ofiiciëele Berichten.
van de gaven dan van den Gever, dat den
mensch uitdrijft om tot God te gaan. En van
zulke mensehen zegt de Heere nu ook Ik
zoude ze wel verlossen, maar zij spreken leu
gen en tegen Mp.
Ik wps nog op een laatste verschijnsel. Het
ontbreekt den zondaar ook zoo menigmaal aan
waarheid in het verlaten van zyjn weg. Zoo menige
bekeering is een bekeering in schijn. De weg
der verlossing is in het Woord des Heeren zoo
duidelijk omschrevende goddelooze verlate
zijn weg, en de ongerechtige man zijne gedach
ten, en hij bekeere zich tot den Heere, zoo zal
Hij zich zijner ontfermen, en tot onzen God,
want Hij vergeeft menigvuldiglijk. In den weg
der waarachtige bekeering schenkt de Heere
ook verlossing. Maar nu heeft dat verlaten van
zijn weg bij den mensch dikwijls zoo geveins-
deljjk plaats. De bekeering is dan zoo vormelijk,
zoo weinig van harte. Terwijl men met Loth's
huisvrouw Sodom verlaat, gaat het hart gedurig
naar Sodom uit en ziet het oog naar Sodom
terug. Was er geen hel tot straf en geen he
mel tot belooning, men zou er niet aan denken
Sodom te verlaten. Men verlaat zijn zondigen
weg, maar men doet het noodemen bekeert
zich tot God, maar in de onderhouding van
zijn geboden heeft men geen lust. En van zulke
zondaren zegt nu de Heere wederom Ik zoude
ze wel verlossen, maar zij spreken leugen en
tegen Mij.
Zulke leugensprekers waren er onder het
Oud Testamentische bondsvolk Israël in de da
gen van Hoseazouden ze er ook niet zijn on
der het volk des Verbon ds in deze dagen des
Nieuwen Testaments Hoevele Christenen leven
onder het Evangelie zonder kennis hunner
verlossing; en van hoevelen hunner zou God
moeten getuigenIk zoude ze wel verlossen,
maar zij spreken leugenen tegen Mij. God is
wel gewillig om te verlossen, maar Hij heeft
ook lust in waarheid. Hij verlost de oprechten.
Zij het daarom de bede van een iegelijk, die
verlossing behoeft, dat God door zijn Geest
waarheid schenke in het binnenste en lust tot
waarheid in het gemoed. De verlossing geschiedt
langs den weg der waarheid. En die weg der
waarheid is nauw, maar hij is ook zekerZalig,
die er op wandelt!
Laman.
Geen vrede.
De ernst van het leven doet zich bij iederen
mensch bp wijlen gelden. Er zijn menschen,
die alleen leven voor de aardeze bekommeren
zich met de dingen van dit levenaan den
hemel denken ze niet, en naar het eeuwige
leven vragen ze niet. Volop zijn ze bezig
in hun dagelijksch beroep daarvoor zwoegen
ze den ganschen dag, van den vroegen morgen
tot den laten avond. Ze hebben het zóó druk
met het tegenwoordige leven dat ze aan het
toekomende niet kunnen denken. Ze willen
gaarne een groot stuk van de aarde bezitten
en ze vergeten daarvoor den hemel. Al hun
streven, al hun jagen, al hun denken en doen
is gericht op het tijdelijke.
En toch ook bij zulke menschen komen
er oogenblikken dat ze gevoelen den ernst van
het levendat ze gevoeléfc het ongenoegzame
van dit tegenwoordige en het noodzakelijke
van het toekomende. Er komen oogenblikken,
waarin ze het gevoel van ledigheid en onvol
daanheid niet kunnen onderdrukken, waarin
ze tót zichzelven moeten zeggen: „Wat baat
mij dit alles? Wat vrucht heb ik van al mijn
zwoegen
Een verhaal door PEKAH.
10) DERDE HOOFDSTUK.
Nog grootere dingen.
Er waren reeds eenige maanden verloopen
sedert de vriendschapsband gesloten werd, of
liever sedert de broederband gelegd werd, tus-
schen de personen met welke we reeds kennis
maakten, en waarover we in het vorige hoofd
stuk schreven.
Veel bijzonders was er in dien tpd niet ge
schied.
Het scheen echter wel, alsof tijdelijke zege
ningen gelijken tred hielden met geestelijke
weldaden.
Boer Hannes had zijn boerderij verkocht, wat
hij liever nog niet had willen doen, omdat hij
nog gezond en sterk was, en vooral ook, omdat
hij meende, dat hij geen raad met zjjn tijd zou
weten, als hij geen boerderij meer had.
Zijn vrouw dacht daar echter wel wat anders
over, en ofschoon zij acht jaar jonger was dan
haar man, wilde zij wel gaarne wat minder
beslommeringen hebben. Doch toen een fabel
Geen rust voor hun hart, geen vrede voor
hunne ziel, geen troost in het leven, geen
zekerheid in hun stervenVoor een wijle
grijpt dan de ernst des levens en de vreeze
des doods hen aanze kunnen dat niet
ontkomen, hoewel ze 't gewoonlijk spoedig
weer van zich afzetten, om in hun arbeid en
bezigzijn dat weer te vergeten.
Er zijn menschen die in lichtzinnigheid
en ydele vreugde hunne dagen doorbrengen.
Ze eten en drinken en leven vroolijk en
prachtig al den dag. Ze jagen allerlei genie'
tingen na en scheppen vreugde in hun leven.
Ze tuimelen van het ©ene vermaak in het andere
en denken nergens ernstig over na. Ze nemen
alles van d© lichtzijde op en breken niet gaarne
hun hoofd met allerlei ingewikkelde zaken
vooral niet met de dingen der eeuwigheid
Die gedachten zijn hun te somber, te onzeker,
en te ernstig tevens. En toch ook zulke
menschen kennen oogenblikken, waarin de
ontroerende ernst van het leven hen aangrijpt,
zoodat ze die niet van zich kunnen afschudden.
Het geweld des doods, de vreeze des oor
deels, de schrik des Heeren overvalt hen wel
eens, en dan beseffen ze er iets van hoe arm
en verlegen ze staan tegenover deze dingen.
De vreugde der wereld en het genot dezer
aarde vermag niet om in oogenblikken van den
diepsten ernst rust en kalmte te geven. Dan
verstomt veeleer de stem der vroolijkheid, de
roes der vreugde gaat voorbij, het geweten ont
waakt, en het kan niet anders of ontzetting en
vreeze moet wel hen aangrijpen. Dan dringt
de gedachte zich op van dood en graf, van oor
deel en eeuwigheid en niemand is er, die dan
in zijne onverschilligheid volharden of in zijne
lichtzinnigheid voortgaan kan. Dan blijkt het,
dat er geen menschen zijn zonder hart en ge
weten en dat God zich aan niemand onbetuigd
laat, maar spreekt tot de consciëntie van een
iegelijk mensch.
Er zijn menschen, die in de zonde leven
die zich niet storen aan God of gebod die zoo
diep gezonken zijn, dat ze tot allerlei godde
looze daden komen die de Goddelijke wet met
voeten vertreden en ook de overheidswetten op
allerlei wijze schenden.
Met misdaden op hun geweten loopen ze
rond of ook ze worden gegrepen en in gevan
genissen opgesloten. Zij zijn geheel onverschillig
voor allen godsdienst en hebben met allen
eerbied voor God en het Goddelijke gebroken.
Ze gelooven nauwelijks meer aan het bestaan
van God, in elk geval rekenen ze in de prae-
tijk des levens met Hem niet. Ze schijnen
hun ziel verkocht te hebben om kwaad te
doen, en gaan al verder voort op den weg der
boosheid en des verderfs. En toch ook by
zulke menschen komt de ernst des levens soms,
voor een oogenblik, op hen aandringen. Zij
ook kunnen zich niet altijd ontworstelen aan
gedachten der eeuwigheid, aan overweldigende
en aangrijpende gedachten, die in hun ziel
opkomen en hen iets doen gevoelen van
den ernst van het leven, van het onzettende
van den dood en van het vreeselijke van te
vallen in de handen des levenden Gods. De
angst en de vreeze heeft wel eens de overhand
en het geweten, hoewel meest als met een
brandijzer toegeschroeid, spreekt soms toch zoo
luide, dat ze er niet doof voor kunnen zijn.
God spreekt tot iederen mensch, mede door
zjjn geweten.
Zelf in den verstokste der zondaren is het
menschelijke niet uitgeschud en diep in de
ziel laat zich nog altijd een weerklank hooren
achtig hooger som aan Boer Hannes geboden
werd voor zijn boerderij, meende hy, dat hij
toch maar aan den wensch van zijn vrouw
moest voldoen.
Hjj liet toen een huisje bouwen naast de
woning van Klaas Haarsma op een stuk grond,
hetwelk hem ook toebehoorde, en dat hij niet
had willen verkoopen.
Daar leefde hij stil, en was toch nog bijna
altoos in zijn tamelijk grooten tuin bezig, of
schoon hij nu toch ook gevoelde, dat zwaren
arbeid, die vroeger op de boerderij door zijn
knechts verricht werd, hem niet meer meeviel,
en hjj daarom nu ook meestal een arbeider in
zijn dienst had.
Zijne vrouw had een dienstbode van de boer
derij meegenomen, die haar reeds eenige jaren
gediend had, en had dus ook weinig meer te
verrichten.
Het was hen voorspoedig gegaan. Toen zij
trouwden, hadden ze een heel klein kapitaaltje
gehad, en de Heere had hen gezegend in menig
opzicht.
Toch niet in elk opzicht. Doch ieder huis
heeft zijn kruis. Zij hadden namelijk vier kin
deren gehad, doch deze waren hen allen door
den dood ontnomen. Drie er van waren nog
zeer jong toen zij stierven en de vierde, een
veelbelovende zoon, die van zijn jeugd af aan
den Heere gevreesd had, was op twee en twintig
van de stem des almachtigen en alomtegen-
woordigen Gods.
De goddeloozen, zegt mijn God, hebben gee-
nen vrede. Jes. 57 21.
Zoo kan dan het goed dezer aarde, met al
den arbeid die daarvoor wordt gedaan, noch
de genieting der wereld, met het streven om
daardoor zich zei ven te vergeten, noch het
leven in de zonde met versmading van alle
godsdienst en wet geen vrede geven, geen ge
rustheid brengen geen zekerheid bieden in
leven en sterven. Als het geweten beschul
digt, als eigen hart aanklaagt, als de schuld
neerdrukt, dan is niemand gerust.
Niemand is vanzelf verzekerd, dat het hem
in het leven en straks by het sterven wèl zal
gaan. Geen vrede, dan op grond van Gods
Woord. Zij hebben des Heeren woord verwor
pen, wat wijsheid zouden zij hebben Wat
vrede kan er dan zijn voor het gemoed of wat
gerustheid voor de toekomst?
Geen vrede dan door Hem, die gezegd heeft
Vrede geef Ik u, Mijnen vrede laat ik uniet
gelpkerwjjs de wereld hem geeft, geef Ik hem
u. Uw hart worde niet ontroerd en zyt niet
versaagd.
Zaamslag. R. Hamming.
Het preeken van Studenten.
In Hollandia schrijft ds. Sikkel
„Aan het „studentenpreeken" in de Kerken
heeft de Synode gelukkig een einde gemaakt.
Voortaan zal niemand in de Kerken mogen
optreden, die niet door de kerkelijke vergade
ringen zelf is geëxamineerd.
We achten dit eeD beslissing, die de vrijheid
en de waarheid in de kerken waarborgt en die
aan de Hoogescholen en de Studenten ten goede
zal komen.
Men voere aan de Hoogeschool het „studen
tenpreeken" weer in, het preeken in tegen
woordigheid van enkel studenten en van een
hoogleeraar en dan een proefpreek voor elk,
die candidaat wordt, en die zijn preek moet
kunnen verdedigen in den kring der Hooge
school.
Dat zou ook aan de kerkelijke examens ten
goede komendan krijgen de kerken daar ook
meer preeken te hooren, die de blijken dragen
van eenige geoefendheid voor dit werk.
En dan zullen de candidaten, die als pro
ponenten toegelaten zijn, zeker goeden ingang
hebben in de kerken. Zij zullen dan blijken
geoefend te zijn.
Want wel heeft men nu jaren lang geroe
pen, dat de jongelui zich moesten oefenen in
de gemeentenmaar 't is gebleken, dat ze zoo
veelzins ongeoefend bleven. Ijzer scherpt men
met ijzer en niet met hout, dat gehakt moet
worden en zoo moeten studenten die degelijk
werk zullen maken, niet geoefend in de Ge
meenten, maar in de Hoogeschool. Daar moe
ten ze onder scherp oordeel leeren werken.
Laten ze dankbaar zijn voor de beslissing
die de Synode nam.
En drage ook die beslissing der Synode goede
vruchten."
Over dezelfde zaak deelt ds. Landwehr, die
lid der Synode was, nog het volgende mede in
de Gereformeerde Kerkbode
„Algemeen werd d© tegenwoordige manier
van doen afgekeurd en zelfs Prof. Lindeboom
anders altoos een vurig voorstander van prac-
tische voorbereiding voor het ambt, erkende
tot zjjn leedwezen, dat hij moest adviseeren om
jarigen leeftijd, tengevolge van een trap van
een paard, plotseling overleden.
Hieronder hadden ze veel geleden. Vooral
de vrouw van Boer Hannes, die in haar jongere
jaren veel zwakker was, dan toen zij wat ouder
was geworden, was hierdoor zeer geschokt. Zij
had zelfs maanden verkeerd in opstand tegen
God, en er was nog veel langer tijd noodig
geweest om haar te brengen tot kalme berus
ting, en eer zij met het gansche hart kon zeg
gen 90ods weg is volmaakt
Doch overigens waren ze rijk gezegend ge
worden, en wat zoo véél zegtZe hadden ook
beiden Gods zegeningen leeren waardeeren, en
eindigden er nog dagelijks mee in den Gever
van alle goede gaven en volmaakte giften.
het preeken af te schaffen om het \groote mis
bruikdat daarvan gemaakt wordt.
Nu meene intusschen niemand, dat de Sy
node geen open oog heeft voor de practische
voorbereiding van aanstaande dienaren, want
met groote instemming van allen sprak Prof.
Rutgers de gedachte uit, dat de candidaten
onder leiding van ervaren predikanten een tijd
lang zouden dienen tot hun vorming. En daarbij
werd niet alleen op prediken, maar ook op
catechiseeren en omgang met de leden gewezen.
De studenten zullen dus na 1 Jan. 1909
niet meer mogen optreden. De Kerken worden
ernstig vermaand de jongelui niet in verzoe
king te brengen. Ze hebben den tijd zoo noo
dig. Laat ons niet onbarmhartig tegenover hen
zijn. En wanneer dan de professoren, die ge
roepen zijn om de wetenschap vooruit te bren
gen, van nu af een goed voorbeeld geven, door
niet al te vaak uit preeken te gaan, dan zal al
les wel goed komen en zal dit besluit niet on
gezegend werken voor de studenten en voor
de gemeenten.
Ook Klaas Haarsma ging het goed te A.
Hij werd in zijne betrekking bevorderd
doch zou nu van woonplaats moeten veran
deren.
Ware dit geschied in het eerste jaar toen zij
te A. woonden en er met niemand bijna eeni-
gen omgang hadden, dan zou dit een oorzaak
van blijdschap voor hen geweest zyn, doch nu
zagen zij daar zeer tegen op.
Zij geloofden wel, dat zij op een andere plaats
ook weer nieuwe vrienden zouden kunnen vin
den, doch hier waren de vriendschapsbanden
zoo nauw aangehaald, dat zij die niet gaarne
TWEETAL
te Aalsmeerds. G. de Jager te Bruinisse
ds. J. Runia te Koevorden.
te Dussends. G. Ch. Aalders te Tzummarum
ds. S. O. Los te Nieuweroord.
te Kielwindeweerds. G. H. de Jonge te Dwin-
gelo
ds. J. Tonckens te Laugeslag.
BEROEPEN
te Workum: ds. G. Bax te Holten;
te-Utrecht: ds. P. A. E. Sillevis Smith te
Rotterdam
te Fijnaart; ds. V. K. Kuivenhoven te Ambt-
Vollenhoven
te Vijfhuizen ds. D. B. Hagenbeek te Ouder
kerk a.d. IJsel.
BEDANKT
voor Hoek ds. A. v. d. Vegt te Westerembden
voor Den Helderds. M. Meijerink te Wildervank
voor Sliedrechtds. G. Wisse Jr te Driebergen
voor Beetgum ds. T. J. Hagen te Ridderkerk
voor Bergentheim ds. H. Schoemakers te Hol-
landscheveld.
Zondag 25 October a. s. hoopt de kerk
Middelburg B haar 50-jarig bestaan te her
denken.
Door de Classis Tholen is Woensdag 1.1.
wegens hoogen leeftijd eervol emeritaat ver
leend aan ds. J. Meulink te Poortvliet.
Door de Classis Warfum is praeparatoir
geëxamineerd en met alle stemmen toegelaten
tot den Dienst des Woords en der Sacramenten
de heer S Doornbos te Zoutkamp, eand. aan
de Vrije Univ. De heer Doornbos wenscht
zijne studiën nog voort te zetten, en stelt zich
mitsdien nog niet beroepbaar.
Door wijlen den heer H. Bos, te Zwart
sluis, is vermaakt aan de Geref. Kerk aldaar
f5000, aan de Vereeniging voor Geref. Onder
wijs f 500, en de rest zijner roerende en on
roerende goederen, na aftrek van legaten aan
verschillende personen, ter waarde van circa
f 15000 aan de Diaconi e der Geref. Kerk aldaar.
Brouwershaven14 October 1908. De Kerken
der Classis Zierikzee worden saamgeroepen op
verbroken zagen of verlegd.
Klaas deed daarom dan ook al het mogelijke
om toch maar te A. te kunnen blijven wonen,
en na eenig overleg gelukte hem dit ook, mede
tot groote blijdschap van zp'n vrouw.
En Bart Romkes?
'tWas wonderlijk maar 't scheen wel of
hij na zijne verandering nog gelukkiger ge
worden was in zijn koopmanschap dan te voren.
Ook vroeger had ieder graag met Bart gehan
deld, maar nu was dat niet minder het geval.
Wel had hij bij menigeen wel eens iets, som
tijds zelfs wel veel moeten aanhooren over zijn
verandering, en wel had menigeen, vooral van
zijn vroegere vrienden, menigmaal den spot
gedreven met zijne vroomheid, maar Bart had
dit alles geduldig verdragen en was standvastig
gebleven. En ook dit, dat hij verdragen kon,
achtte hij een groote genade te zijn. Want voor
namelijk in zijne omstandigheden en in zijn
koopmanssehap ging hp met zulk een soort
menschen menigmaal om, die de kunst van
sarren tamelijk goed verstonden.
Nog grooter genade achtte hp het, dat hp
standvastig gebleven was, want de verleiding
was zeer groot in de kringen, waarin hp bpna
dagelijks moest verkeeren, vooral de verleiding
om in de drankzonde te vervallen. Wp weten
echter reeds, dat hp in zpn vroeger leven, hoé