Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland, Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAHAN en Ds. A. LITTOOIJ. ~~KËRK7TELIJDENI8, ZENDING. 6e Jaargang. Vrijdag 2 October 1908. No 15. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. iROllEMEITSPRUS A. D. LITTOOIJ Az Van de Synode. Nationale Vereeniging. De dood wenkt ieder uur. Onze „eigen Zending". Zeeuwse rkblai per half jaar franco per post .70 cent. Enkele nummers3 cent. Drukker-Ditge? er MIDDELBURG. PRIJS DER ID YERTEHTIE1 van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. RAHAB EN BABEL ONDER GODS VOLK. Ik aal Raliab en Babel vermelden onder degenen, die Mij kennen. Ps. 87 4a. Hoe hooger het standpunt is, dat men heeft, hoe ruimer het uitzicht is, dat men geniet. Wie dan ook eens ver om zich heen zien wil, be klimt een toren, een heuvel of een berg. Op zulk een hoogte kan hij zjjn blik over den geheelen omtrek laten weiden, wijl het gansche landsehap zich voor zijn oog uitbreidt. Gelijk dit nu in eigenlijken zin geldt, zoo gaat dit ook door in oneigenlijke beteekenis. Er zjjn menschen, die altijd in een beperkten kring met hun gedachten, woorden en werken leven. Zij zien alleen, wat in hunne nabijheid voor valt, zij stellen uitsluitend belang in wat tot hen zelf in betrekking staat. Wat een weinig verder afligt, zien zij niet, zij letten er niet op, wat gaat het hun aan; voor hen heeft enkel beteekenis, wat zij zelf doen en wat zij met hun hand raken kunnen. Het ligt voor de hand, dat niemand het voor deze lieden opneemt, want enghartigheid is nu juist geen hoedanigheid, welke men prijzen kan. Goed is het, dat zfl in een slechte reuk staat en het zou een zegen wezen, als elk haar in zichzelf en anderen bestreed. Doch ook hier komt het te pas, dat wij allereerst op onszelf nauwkeurig acht geven, daar wjj anders licht den balk in ons eigen oog niet opmerken, en tot anderen zeggensta mjj toe, dat ik den splinter uit uw oog verwijdere. Het is toch eenmaal gewoonte geworden onder hen die met het christelijk geloof ge broken hebben om telkens te zeggen, dat zij, die vasthouden aan het oude Evangelie, lijden aan dit euvel. Zelf hebben zij een zeer breeden blik en een ruim hart en zij worden niet moede om elkander deswege te prijzenmaar die ge- loovigen zijn nog zoo bekrompen, en hebben geen lust om van de heerlijke vergezichten, welke er tegenwoordig zijn, gebruik te maken. En hoewel het te bejammeren is, er valt niets aan te veranderen, zoolang zfl een onbepaalden eerbeid houden voor den ouden en reeds lang verouderden Bijbel, die ons gegeven is door een klein volk dat al den tijd van zijn bestaan door aan bekrompenheid heeft geleden. Hoe duidelijk een dergelijke beschouwing in strijd is met de werkelijkheid, zullen wij thans niet breedvoerig aantoonen. Ieder, die onpar tijdig kan oordeelen, weet wel beter. Wij wijzen thans enkel op dit woord; „Ik zal Rahab en Babel vermelden onder degenen, dieMfl kennen," want dit een is reeds voldoende om die ge- heele beschuldiging te ontzenuwen. Wie dit lied het eerst gezongen heeft, weten wij niet, maar het was een Israëliet, die in de dagen der oude Bedeeling heeft geleefd. Welk een ruimte van blik spreekt uit dit woord. Rahab en Babel toch zijn de wereldmachten, welke Israël steeds gedrukt en geplaagd hebben. De eerste ten Zuiden van Kanaan is Egypte en wij behoeven slechts den naam te noemen, om in herinnering te brengen die lange reeks van bange dagen, welke het volk des verbonds in dat land heeft moeten slijten. Bij de ge dachte aan die jammeren krimpt nu nog het hart ineen en gij zoudt denken, dat in de ziel van hem, die veel nader dan wij bij die ge beurtenissen stond, de wrevel zou oprijzen tegen een volk, dat al zijn macht had gebruikt om het zjjne uit te roeien. Doch daarvan is geen zweem te ontdekken. Gfl kunt zoo merken, dat hü jubelt bij de gedachte, dat Egypte een maal den Heere zal kennen. Niet over Rahabs ondergang, maar over zijn wezenlijke bekeering verheugt hij zich. Hij vergeet al wat deze wereldmacht aan Israël berokkend heeft en het doet hem weldadig aan, dat Egypte eens naast Israël zal staan als een volk, dat den Heere kent. Hoe wonderlijk was deze zaak ook 1 „Wie is de Heere, dat ik zijn stem zou gehoorzaam zijn had zij eens bij monde van haar Pharaö ge vraagd, en daaruit bleek genoeg, welk een vijandschap er in haar hart woonde tegen den levenden God en nu het uitzicht, dat zelfs deze trotsche, zelfgenoegzame macht zich buigen zou voor den Heere, ja, dat was voor den ge- loovigen zanger wel een stof tot zeldzame blijdschap. Ook Babel zou in dit voorrecht deelen, Babel, dat van oudsher de naam is, die aanduidt de bittere vijandschap tegen God en zjjn dienst, Babel, dat het volk des Heeren knechtte en er steeds op uit was om tegenover het Konink rijk der hemelen een heerschappij te stichten, waarvoor alle knie zich buigen en waarvan alle tong de heerlijkheid roemen zou. Gaat het niet alle voorstelling ver te boven, ja is het bflna niet boven het bereik van het geloof, om te kunnen denken, dat het gerekend zal wor den onder hen, die den Heere kennen? Als ooit iets kan laten uitkomen de macht en de genade des Heeren, dan was het wel de opne ming van zulke machten onder hen, die roe men in de deugden des Heeren. En wie daarvoor een oog heeft, die verliest alle enghartigheid en bekrompenheid, want hij is diep overtuigd, dat er in de Kerk van den Christus plaats is voor den meest hardnekkigen zondaar, die zich van zijn eigen goden afwendt tot den levenden God. Hij denkt er niet meer aan een grens te trekken en te zeggen zoover mag God gaan en niet verder. Hij eerbiedigt die wondere vrijmacht in Gods genade, en verblijdt zich in de belofte, dat zelfs zij, die in de historie bekend staan als de grootste tegenstanders komen zullen om te aanbidden voor des Heeren aangezicht. Daarmede behoort ook gij rekening te hou den en het is gewenscht, dat gij waardeert die wonderlijke vergezichten, welke deze belofte u ontsluit. Als de werkelijkheid u te machtig wordt en u het hart wil sluiten, verlaat haar, klim uit het enge dal naar boven en geniet, wat 's Hee ren woord u aanbiedt opdat uwe ziel zich verruime en juiche in Zijn heil. Bouma. VARIA, Toen ik vóór veertien dagen schreef over de opzienbarende, verrassende moties door Ds. Bouma c.s. en Ds. Van Sehelven ingediend vóór het uiteengaan der Synode, was ik niet en wilde ik niet zijn een profeet noch eens profeten zoon door te zeggen wat in die moties zat, er uitgehaald en uit voortvloeien kon. Im mers, de lezers hebben er wel op gelet of zullen er wel op letten, dat ik niet schreef „zal", maar kaner uit voortkomennl. de drie genoemde dingen, die ik onder a, b en c in mijn schrij ven aangaf. De zeer invloedrijke heeren en broeders toch houden en willen ook rekening houden met de omstandigheden. Zij letten ook op het getij, Let goed en gunstig is om te verkrijgen hetgeen zij in de eerste plaats be- geeren. De vrede en de eenheid wenschen zij, wijl dit roeping is, en omdat wij daardoor in het algemeen belang het sterkst staan, en het invloedrijkst kunnen werkzaam zjjn. Ook wat ten slotte in 1892 is overeengekomen, wenschen zfl niet opzienbarend ter zijde te stellen. Willen zij het doen zoo niet allen, dan toch bijna allen die volstrekt stonden op hetgeen toen is overeengekomen en toegegeven moest worden, het zal hen, voorzoover zij het noodig achten, zeer wenschelijk zijn. Het punt, waarop het nog vastzit, en dat niet aangeraakt is in de belangrijke Concept-acte door de Synode te Amsterdam zoo druk besproken en ten slotte algemeen aangenomen, isdat in '92 op eene eigene inrichting voor de opleiding tot den dienst des Woords werd gestaan, wat ook als voor het aangezicht des Heeren is ingewilligd. Dr. Kuyper Sr. heeft het eenmaal zoo sterk mogelijk uitgedrukt toen hij zeide „dat, wan neer niemand voor eene eigene inrichting op kwam, hij het dan doen zou", zeker wijl een zoodanige inrichting in alle eventueele om standigheden gewenscht, ja, soms volstrekt noodig kan zjjn. Zooals door mij altijd toegegeven is, hebben wij alleen in God volstrekte zekerheid en ge wisse waarborgen voor de toekomst, maar in de geïnstitueerde Kerken hebben we die niet veel minder nog in Vereenigingen, die aan een wilsdaad der menschen hun ontstaan hebben te danken. In de geïnstitueerde Kerken Gods hebben wij evenwel den besten waarborg, dien we in hetgeen tot deze Bedeeling behoort, ver krijgen kunnen. Daarom heb ik altijd geloofd dat een Eigene Inrichting voor de Opleiding tot den Dienst des Woords hoezeer m.i. niet volstrekt geboden het allermeest gewenscht en geraden is. Vereenigingen. toch hebben niet die beloften Gods voor de toekomst als de Heere aan Zijne duurgekochte Kerken gegeven heeft. Aan eene goede opleiding nu hebben de Kerken Gods altijd behoefte. Het is mogelijk, dat in de nu bekende aangenomene moties, ook zit of daaruit voort vloeit, dat men eene eigene Inrichting der Kerken voor de opleiding tot den Dienst des Woords behouden wil en behouden zal, in den geest gelijk dit wel is voorgesteld, n.l. door ten behoeve voor de opleiding van de prakti sche vakken der Theologie deze te laten en te ge ven. Dan toch zijn de Kerken, wanneer onver hoopt het'Contract dat zij met de Vereeniging wenschen aan te gaan verbroken werd, niet geheel ontbloot van alle inrichting voor de Opleiding noodigin dat geval behoefden de Kerken hetgeen zij haddefl'slechts uit te breiden en meer volledig te maken. Wellicht wordt aan de hand der aangenomene motie na eenigen tijd dit de oplos sing van de kwestie, die sinds '92 helaas steeds nog aanhangig was, en velen onrustig maakten. Littooij. Het staat voor ons vast, dat de Nationale Vereeniging ten behoeve van het Geref. Gym nasium te Kampen niet zoo gemakkelijk tot stand gekomen en de losmaking van het ver band waarin dit Gymnasium in 't bijzonder met de Theol. School en hare opleiding tot den Dienst des Woords stond, niet zoo eendrachtig lijk verkregen zou zijn, indien men met de motie-Van Schelven, op de Synode te Amster dam ingediend en door haar aangenomen, was bekend geweest. Voor het een, gelooven wij, gaf men toen het ander. Dus wijl de Nationale Vereeniging en het Gymnasium haar plaats van vestiging te Kampen hadden, en ook de Theol. School te Kampen bleef, zag men daarin onwillekeurig een samenleven dat voordeel kon opleveren en kon men daarom gereedelijker in de fórmeele scheiding (losmaking) zooals die door velen begeerd werd, meegaan. Doch wordt nu, volgens deze motie, de Theol. School naar Amsterdam verplaatst, dan is het geen in de losmaking deed toestemmen, ver vallen. Hierop had ik vóór veertien dagen het oog toen ik sprak over hetgeen van de aanneming van dit voorstel het gevolg kan zijn, onder a schreef ik: Gevolg hiervan kan zijn „dat het privelege om voorsprong en bate te hebben van het Geref. Gymnasium te Kampen voorbij is". Littooij. Onder de vele familiën die week aan week herinnerd worden aan het Woord der Schrift; „De dood wenkt ieder uur" behoorden erver- ledene week twee, waarvan de hoofden van het gezin zitting hadden als leden van de Synode die kort geleden te Amsterdam gehouden werd de een als Ouderling en de ander als Predi kant. Eerstgenoemde was de vriend onzer jeugd: W. de Leeuw, te Almkerker waren in die jeugd niet twee gemeenten en Kerken (plaatsen van samenkomst) maar slechts ééne, en wel aan den Nieuwendijk (bij Almkerk), waar destijds Ds. N. H. Dosker, later Ds. J. Bavinck predikant was. Vooral onder den eerstgenoem- den had er eene geestelijke opwekking plaats en werden er velen krachtig tot God bekeerd, tot welke beweldadigden ook De Leeuw be hoorde, die sinds dien tijd mijn vriend was. Eenige jaren daarna werd de ééne gemeente in tweeën gedeeld, waarvan het ééne deel, sinds dien tijd en nog, aan den Nieuwendijk, en het andere in het dorp 'Almkerk zijne plaats van samenkomst had. Van de gemeente te Almkerk, waar onze vriend en broeder woonde, was de overledene eerst vele jaren diaken, daarna ouderling. Op velerlei gebied toonde hü een be kwaam, ijverig en werkzaam man te zijn, iemand die voor de eere Gods, voor het belang der Kerk, en voor het heil van het volk oog en hart had. Dat dus voor zijne beide zusters, met wie hfl vele jaren samenleefde, voor zijne familie, voor de plaats zijner inwoning, voor de kerkelijke gemeente en voor de Kerken in de provincie, door zjjn plotseling sterven een groot verlies geleden en betreurd wordt, ligt voor de hand. De vriend zijner jeugd en gewis velen met hem zeggen„GQ zijt verlost, God heeft U wel gedaan De broeder die we in de tweede plaats op 't oog hebben, doch die we slechts uit de verte kenden, is Ds. F. ten Hoor, eerst predikant te 's Gravendeel, daarna te Rottevalle, en sinds '92 te Uithuizermeeden. Hij was een geliefd prediker, een werkzaam man, bekend en bemind niet alleen in de ge meenten die hij achtereenvolgens diende, maar ook in die zijner laatste provincie. Jaren aaneen toch was hij niet alleen afgevaardigde naar de Particuliere, maar in den laatsten tijd ook naar de Generale Synodepas nog gelijk gezegd is naar die van Amsterdam. Hoe spoedig gaat hier het leven voorbij Langer hoe meer komen we onder den indruk, dat het hier isverschijnen en verdwijnen. Gelukkig, driewerf gelukkig als we hier zaaien mogen in den geest, dan immers zullen we uit het vleeseh het eeuwige leven maaien. Het is hier daaromStrijdt den goeden strijd des ge- loofs, en grijpt naar het eeuwige leven. Littooij. II. Zal het er toe komen Wie zal het zeggen. Maar wanneer het gebeuren zal, moet een vij and in elk geval verjaagd worden en die vijand is de moedeloosheid. Dit zal niet zoo gemak kelijk gaan, want hij heeft zijn trawanten overal in ons gewest, die zich genesteld heb ben in de vele sterke forten en zich veilig voor elke pijl wanen achter dikke muren. Tot

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 1