Gmpi, - w fen zp gesteld. ZE^DI^a FEUILLETON. Geen Nicodemus. Er is meer te doen. In een bidkapel. Gemengde Huwelijken. Dat gaat niet goed, Bart 7 Burgerschool, en de heer 0. Weeda, het der nieuwe School. Het schoolgebouw, in modernen stijl opge trokken, voldoet volkomen aan de eischen, die men aan eene dergelijke inrichting stellen kan. Het bevat acht lokalen, waarvan vijf in gebruik genomen wordenalle lokalen zijn flink voor zien van licht en lucht, en hebben de nieuwste leermiddelen. Ook Zeeuwsch Kerkblad wenscht de Ver- eenigiug geluk met de opening van deze school en bidt haar en den onderwijzers Gods onmis- baren zegen toe. Zeer merkwaardig is wat Ds. van Dijk van Keboemen in een zijner laatste brieven aan de Friesche kerk schrijft over zfln gesprek met een mantri, een Javaanschen onderwijzer, te Karanganjar. Hij ging daarheen op uitnoodiging van dien onderwijzer zeiven, en had de stille hoop dat hij hier te doen had met een Nicodemus, be- geerig om iets naders te vernemen van den weg der zaligheid. Maar hoe werd onze broeder teleurgesteld toen hem bleek met iemand te doen te hebben, die meer bezield was met moderne en theoso fische denkbeelden dan met den Geest des Evangelies. Hfi, die mantri, dacht dat Ds. van Dfik er eigenlijk ook zoo over dacht, dat de Bijbel niet letterlijk voor waar moest gehouden worden, maar dat men in alle geschriften over godsdienst tot den dieper liggenden, geestelij ken zin moest doordringen, enz. Dat heele gesprek hier weer te geven zou te veel plaatsruimte vorderenalleenlijk wil ik een paar opmerkingen overnemen, die Ds. van Djjk over en na dit gesprek maakt. Hij merkte hier duidelijk den invloed der theosofie, waarvan in ons vorig stukje gespro ken werd. Deze mantri liet zijne wereldbe schouwing hooren. Ds. van Dfik zegt er van „Wat hfi voordroeg, was mfi niet in alles dui- delfik; ik zou het ook niet in bijzonderheden kunnen weergevenmaar toch werd het mfi heel duidelfik, dat de pretentie, waarmee de theosofie optreedt als te zfin de hoogste wijs heid, het wezen en de samenvatting van alle godsdienst, wetenschap en wijsbegeerte, dat die bewering ook hem betooverd had. Hfi sprak van een grover, uitwendig, en van een fijner, geestelfik bestaan van den mensch, net als de theosofen. De weg der zaligheid was bfi hem ook een weg die van trap tot trap ons opvoert boven het lagere, zinnelfike bestaan, een weg, waarop we geen Zaligmaker en geen God noodig hebben, daar het slechts op het rechte inzicht en de ware deugd aankomt". Hier was dus rechtstreeks te merken den in vloed der theosofische propaganda, die met een Evangelie komt, dat meer naar den mensch is dan het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus. De natuurlfike mensch wil toch liever door het verbroken werkverbond behouden wor den, door eigen licht en kracht en deugd, dan door het genadeverbond, dat in het bloed des Middelaars bevestigd is. Er is voor den Javaan zooveel behoefte aan het ontdekkend licht des Heiligen Geestes, want als die Geest den zon daar zichzelven recht doet kennen bfi het licht van Gods heilige wet, dan kan niet het theo sofisch evangelie, maar alleen het Evangelie van Gods genade in Christus troost schenken. Laat ons de broeders zendelingen helpen bidden om de invloeden van dien Geest. Dan kan ook genoemde mantri nog wel een rechte Nicodemus worden. Intusschen is er nog heel wat meer te doen tot bestrfiding ven dezen vfiand der zending. „Het is aldus Ds. van Dfik alsof de listige vfiand ons vóór heeft willen zfin, door met zfine leugenen de harten van de ernstiger gezinden, die naar licht en waarheid zoeken, in te nemen tegen de eenvoudigheid der waar heid vóór ze hun gepredikt wordt". „De fiver waarmee voor zulk een stelsel pro paganda gemaakt wordt is voor ons beschamend, en het succes waarmee die propaganda gedreven wordt, zou een Evangelie-prediker jaloersch ma ken. Inderdaad, het ongeloof heeft in menig opzicht een voorsprong op ons. Ik denk daarbfi aan zoovele ontwikkelde Javanen, waarvan som mige aan een Hollandsche Universiteit hunne opleiding Bebben genoten, en die een prooi ge worden zfin van het ongeloof, dat ze onder de beschaafde, ontwikkelde Europeanen gezien hebben." Uitwendig blfiven zulken nog wel getrouw aan den Islam en aan de gewoonten van hun volk, maar innerlfik zfin ze daarvan vervreemd, gelfik ook van het Christendom der Schriften. Dit laatste is voor achterlfike menschen en voor bekrompen verstanden. Dat is hun immers in het Christelfik Europa door ontwikkelde, weten- schappelfike menschen geleerd. Ze zfin vrij metselaar, of in elk geval vrfidenker, of anders theosoof geworden. „Aan verlichte mensehen, die alle godsdien sten even goed of even slecht achten, is erin de hoogere standen van het Javaansche volk reeds geen gebreken hun getal neemt toe, dank zfi het neutrale onderwfis dat zfi genieten maar waar is in die hoogere standen iemand, die voor het kruis van Christus buigt, en de hoogste wfisheid aanschouwt in hetgeen den braven eene ergernis en den wfizen eene dwaas heid schfint?" Ds. van Dfik vindt het om te schreien als hfi ziet, dat het aantal hoe langer hoe grooter wordt van de hooger geplaatste Javanen, die hunne zonen (en ook reeds hunne dochters) een Hollandsche opvoeding laten geven, d. w. z. hen naar Hollandsche scholen sturen (lagere, mid delbare en hoogere), die alle bezet zfin met on- geloovige leermeesters, al heeten ze Christenen. En nu vraagt ds. van Dfik zoo weemoedig: „Waarom zfin er geen Christelfike scholen voor hen geen Christelfike hoogere burgerscholen, en gymnasia en hoogescholen, in plaats van die godsdienstlooze inrichtingen, waar onder neutrale vlag het Christendom bestreden en voor het Buddhisme en dergelfike richtingen propa ganda gemaakt wordt En wanneer zal dat anders worden Wanneer zullen wfi ook op onze Christen-Javanen kunnen wfizen, die met een degelfike wetenschappelijke opleiding ach ter zich, pal zullen staan voor de belfidenis van Christus, hun Zaligmaker en Koning?" Ja, wanneer Wfi zullen ons ook op Java nog wel een tfidlang moeten troosten met de woorden van Jacobus: „Mfine broeders en zusters, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld om rfik te zfin in het geloof en erfgenamen, hetwelk Hfi beloofd heeft deugenen, die Hem liefhebben." Intusschen zfin bfi God alle dingen mogelfik, en is het goed dat zulke ernstige vragen den Christenen in Nederland voorgelegd worden. „Toen ik", zoo eindigt de brief van ds. van Dfik, „met den mantri (den Javaanschen onder- wfizer) lang gepraat had, en hfi mfi eindelfik mfin rustplaats aanwees in een langgar, een klein gebouwtje, dat vele Mohammedanen naast hun huis hebben voor bidkapel, toen vond ik na de teleurstelling, die onze ontmoeting voor mfi had opgeleverd, toch troost, in de gedachte dat ik in datzelfde kapelletje, waar wie weet hoevele onbegrepen gebeden tot Allah waren opgezonden, nu mfine knieën mocht buigen en mfin hart uitstorten voor God, den Vader van onze Heere Jezus Christus, op Wien wfi vaste- lfik ons vertrouwen stellen, van Wien wfi weten dat Hfi niet ontrust en zfin troon niet bewogen kan worden door al het werken en woelen zfiner tegenstanders, van Wien wfi ook de onwankel bare belofte hebben, dat onze gebeden, in Jezus naam gedaan, verhoord zullen worden en dat onze arbeid niet fidel zal wezen in den Heere." Ja, broeder van Dfik, laat ons maar gedurig kracht zoeken in het gebed. Vele vrienden in het vaderland bidden met u. (De Wachter.) Elzenga. Over „Gemengde Huwelfiken" schrfift ds. de Geus in de „Friesche Kerkbode" het na volgende lezens- en behartigingswaardig artikel. „Onvermoeid wenschen wfi te blfiven getui gen tegen gemengde huwelijken. Jaar in jaar uit moeten wfi het zien, hoe de kinderen der gemeente zich verbinden met de kinderen der wereld, om een geslacht te kweeken, dat, op zfin best genomen, voor den dienst des Heeren geen eerbied heeft. „In oude tfiden was de sluiting van een hu- welfik de zaak der ouders, van de familie en den stamvan de ouders ging het aanzoek uit en het richtte zich tot de ouders. „Deze toe stand", zoo zegt Prof. Bavinck in zfin schoon boek Het Christelijk Huisgezin*„deze toestand bracht het gevaar mede, dat de ouders met de genegenheid hunner zonen en dochters hoege naamd geen rekening hielden, en reeds in hunne jeugd over hun hart en hunne hand beschikten." Ware de toestand nog zoo, of tenminste nog in dien geest, wfi zouden den Ouders toeroepen ziet toe, dat gfi uwe kinderen niet ongelukkig maakt door ze uit te huwelfiken aan menschen, met wie zfi niet kunnen trouwen in den Heere. Maar thans, zoo gaat Prof. Bavinck voort, „thans zfin de zonen en dochters menigmaal zoo zelf standig en wfis geworden, dat zfi om de wen schen en raadgevingen hunner ouders of vrien den zich hoegenaamd niet meer bekommeren, en er niet zelden lfinrecht tegen ingaan." Daarom roepen wfi het onze jeugdige menschen telkens toe„Trekt geen juk aan met een ongeloovige." „Alleenlfik in den Heere," zoo om- schrfift de Heilige Apostel de huwelfiksconditie, die geldt in de gemeente des Heeren. Een jongeling of jongedochter, behoorende tot het verbond der genade, mag zich niet in hethu- welfik begeven met iemand, die, hoe lief en aangenaam ook, toch niet met den Heere ver bonden is door een oprecht geloof. Als voor een van tweeën de Heere God en Zfin Geest Een verhaal door PEKAH. 4) HOOFDSTUK I. Dit ééne had Bart echter wel begrepen, dat, toen de leeraar sprak over tweeërlei levens wandel, zfin levenswandel tot heden toe nog altoos verkeerd was geweest. Hfi kon er daar om ook weinig van aan zfine vrouw vertellen en toch wilde deze er graag eens een en ander van weten. Hfi gaf haar daarom den raad, dat zfi's mid dags zelf maar naar de kerk moest gaan, dan kon zfi zelf hooren en er misschien iets meer van begrfipen dan hfi. Doch zfine vrouw ant woordde „Neen maar Bartdat durf ik niet. Iedereen zal mfi aanzien en men zal mfi aan spreken, en dan weet ik niet wat ik zeggen moet." „Wat dat betreft, vooral het laatste, daar behoef je niet bevreesd voor te zfin," hernam Bart. „Niemand heeft mfi ook iets gevraagd, en „En niemand had daar ook gelegenheid toe," viel zfine vrouw hem in derede, „want je bent zeker allen vooruit geweest, maar dat is met vrouwen wel iets anders. Toch zoo vervolgde zfi zou ik wel graag willen gaan, als jfi met me meegaat." „Dan is 't al klaar", riep Bart, die blfik- baar zulk een antwoord niet had verwacht. Dan gaan wfi samen. En zoo geschiedde ook. 's Mid dags kon men Bart Romkes weer naar de kerk zien gaan, nu vergezeld door zfine vrouw. Want wfil ze geen kinderen hadden, konden zfi samen ook wel van huis. Daarbfi komt, en dit mag hier vooral niet over 't hoofd gezien wor den, dat er bfi beiden begeerte was. En waar die begeerte aanwezig is, daar wordt de gelegenheid ook gezocht, en in de meeste ge vallen ook gevonden. Het ging echter Barts' vrouw, gelfik het Bart gegaan was, en gelfik het hun nu ook weer ging. Zfi begrepen er beiden heel weinig van. Nu echter nog meer dan des voormiddags, zag menigeen verwonderd op dat Bart in de kerk was, en nu nog wel met zfine vrouw. De hoofden werden bfi elkaar gestoken en zoo iets gefluisterd van een „vreemde vertooning" en „een ongewoon verschfinsel." Men giste naar de oorzaak, maar niemand kon die vinden. Eén echter begon er over na te denken, of hfi er ook de oorzaak van kon zfin. En die ééne was boer Hannes, die zich al heimelfik verheugde over deze „vreemde vertooning." Hfi dacht bfi zich zelven na, of het wellicht ook goed zou zfin, eens even bfi Bart binnen te gaan en eens met hem over zfin kerkgaan te spreken. Doch hfi overleidde bfi zichzelven dat het misschien toch maar beter was, dit niet te doen. Hfi redeneerde aldusAls God werkt in het hart van die menschen, dan kan toch niemand het keeren, en dan zou ik er wellicht veel aan kunnen bederven. Indien ik Bart nu eens op mfin weg ontmoette, zou ik ongezocht hem er wel eens over kunnen spreken, maar nu doe ik het toch maar niet." Toch en ook dit kunnen we ten volle begrfipen brandde boer Hannes van verlangen om de ware toedracht dezer verandering te weten. En dat niet uit laakbare nieuwsgierigheid, maar uit ware be langstelling. Doch eerder nog dan hfi vermoedde, zou boer Hannes alles wel te weten komen. Bart en zfine vrouw waren nog niet lang thuis, toen hfi zfine vrouw voorstelde eens naar boer Hannes te gaan. Hfi had eigenlfik de gsheele week reeds verlangd hem eens te ontmoetten, om hem eens alles mee te deelen wat hem, tengevolge van zfine woorden, dagen en nachten had bezigge houden. Nu had hfi echter ook nog een ander doel. Hfi wilde ook wel eenige verduidelfiking van de preeken hebben, die hfi dien dag ge hoord had, en hfi begreep, dat hfi die bfi boer Hannes wel verkrfigen kon. Barts vrouw vond van geen allesbeheerschende beteekenis is, dan is het huwelfik door de Schrift als verkeerd geteekend en dreigt een bron van groote ellende te worden. Onze jonge menschen moeten toezien, en met zulke „ongeloovigen* zelfs geen begin van ver keering maken. „Verkeeren is nog geen trouwen," wordt soms in fidelheid gezegd. Wat is het dan, zoo willen wfi vragen, als het niet is het maken van toebereidselen voor het huwelfik? Als gfi weet, dat uwe verkeering niet kan gevolgd worden door het huwelfik, waarvoor houdt gfi dan uwe verkeering aan Weet gfi wel, dat uwe verkeering dan zeer zondig wordt, en nood lottig kan worden voor u zelf en voor hem of haar, met wie gfi verkeert? „Ja, maar, ik ben zelf ook niet bekeerd," wordt ook wel in niet minder groote fidelheid gezegd. Maar eilieve, wat wilt gfi met deze uitvlucht zeggen? Bedoelt gfi daarmede, dat een onbekeerde man of vrouw u dus niet hin deren zal, omdat gfi dan beide gelfik zfit? Maar weet gfi wel, wat gfi daarmede uitdrukt Gfi zegt daarmede, dat gfi zelf op weg naar het verderf zfinde, er best nog een mee kunt nemen op dien zelfden weg. Wfi roepen u toe wat is u meer waard, te trouwen of bekeerd te worden Zoekt toch met ernst uwe bekee ring, opdat gfi leven en eens ook Gode tot eer sterven moogt. „Maar mfin vriend, of mfine vriendin is niet zoo'n goddeloos mensch," zegt eenigszins ver ontwaardigd een derde, en dan worden opge somd de deugden en goede eigenschappen van den jongeling of de jonge dochter, en soms in tegenstelling daarmede de slechte hoedanig heden van jongens en meisjes, die leden der Gereformeerde Kerk zfin. Gfi, die zoo opper vlakkig oordeelt, meent gfi werkelfik die ver dediging Gelooft gfi waarlfik, dat gfi met een uitwendig braaf leven en met een zekere hoe veelheid levensernst ,in den Heere" en „waar- digifik den Heere" getrouwd kunt zfin Wfi keuren met u af de slechte voorbeelden, door u aangehaald, en wenschen u toe, dat gfi met innig mishagen aan uzelf uw eigen fouten zult bezienmaar wfi zeggen u, dat uwe consciën tie u aanklaagt, als gfi met een zeer deugd- zamen, maar ongeloovigen man, of met een zeer oppassende maar wereldlievende vrouw uw leven ingaat. Wfi willen al de uitvluchten niet ophalen, die gebruikt worden, om een gemengd huwe lfik of wat het worden kan, goed te praten. Wfi willen alleen nog vragenwat beweegt u toch tot eene verbintenis met iemand, die den Heere niet vreest en Zfin Naam niet belfidt? Is het waar, dat gfi alle belangen ten offer brengt aan een oogenblikkelfiken hartstocht? Meent gfi, dat gfi in de kringen, die den Heere vreezen, geen partfi voor u vinden kunt Laat gfi u verblinden door een beteekenend fortuin, door een schitterende positie, door een benfi- denswaardige betrekking, in één woord, door de dingen van beneden Bedenkt dan wel, dat uw huwelfik dreigt te worden eene ver loochening van uwen Christus. Jongeling, zoudt gfi om een meisje met geld uwen Jezus verloochenen willen Jongedochter, zoudt gfi om een man, die u een leven in weelde aanbiedt, het leven met uwen Heiland wegstooten Waarlfik, zoo staan de zaken 1 Of gfi het weten wilt of niet, en hoeveel uitvluchten gfi ook zoekt, zóó staat het Het kan wezen, dat er in uw hart strfid ook dit voorstel goed, en zoo begaven zfi zich des avonds op weg naar de boerenwoning, waar zfi met verwondering, maar toch hartelfik werden ontvangen. Allereerst vertelde Bart alles wat er gebeurd was, en vooral hoe de uitdrukking„dat gaat niet goed,'Barthem verder onder al zfin bezig heden bijgebleven was, en hem dag noch nacht rust had gelaten. Voorts deelde hfi ook aan boer Hannes mee, dat hfi vast besloten had op Zondag geenerlei onnoodige werkzaamheden meer te verrichten. Verder vertelde hfi hem, dat ook dit de oorzaak was, dat hfi dien dag tweemaal naar de kerk geweest was, terwfil hfi ook niet in gebreke bleef mede te deelen, welken indruk dit een en ander op zfine vrouw gemaakt had. Toen Bart dit alles verteld had, zeide boer Hannes, „Ik verblfid mfi er in, Bart I dat zulk een eenvoudig woord aanvankelijk reeds zoo veel verandering heeft teweeggebracht; en ik hoop nu ook maar, dat ge bfi uw voornemen blfiven zult." „Hoor eens boer Hannes!" antwoordde Bart, „er mag gebeuren wat er wil, maar op Zon dag drfif ik geen handel meer". Bedaard hernam boer Hannes „ik hoop, jon gen dat je je woord houdt. Maar ik wil je toch ook zeggen, dat je daartoe Goddelfike kracht en genade noodig hebt. Alles wat wfi in eigen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 2