KERK, BELIJDENIS, ZENDINB.
JAVA#
Ds Javaanschs „Nathan de Wijze."
Een edel mensch.
der Ouders. Dan zal echter die Kerkeraad
eerst wel in correspondentie moeten treden met
den Raad van de Kerk, waartoe die Ouders
behooren, en waartoe ook dat kind tot nog
toe behoort. Deze correspondentie zal er toe
moeten leiden, dat de Kerkeraad overtuigd
wordt, gerechtigd te zijn tot de opname van
dat .dooplid" in zijn kerkelijk instituut.
Maar het is ook mogelijk, dat de Ouders
zich rechtstreeks tot hun eigen Kerkeraad
wenden met het verzoek, om opneming van hun
kind in het kerkelijk instituut ter nieuwe
woonplaats te bevorderen. Daartoe zal door
den eenen Kerkeraad aan den anderen aan
gaande het onderhavige .dooplid" een attest
met een verzoek worden afgegeven.
Naar ons inzien loopt de zaak op zoo'n wjjze
heel goed.
Voor de goede orde, zal de Kerkeraad een
lijst aanleggen van .doopleden van elders"
zoowel als hij er een heeft van de doopelingen,
die tot zijn eigen instituut behooren van den
doop af.
Het spreekt van zelf, dat het behooren tot
het kerkelijk instituut met zich brengt de
roeping der ambtsdragers, om de onvolwassen
leden de Kerk door de buitengewone voeding
op de catechisatie op te kweeken, opdat zij ko
men tot het deelnemen aan het Avondmaal.
Het is ook niet een gunst, waartoe een Kerke
raad gaarne op verzoek bereid is, maar het is
de roeping der Opzieners over de .doopleden
van elders" even goede opzicht te houden als
op de eigen kinderen.
Het is ook de plicht der in den vreemde
wonende jeugdigeonvolledige leden, de ambten
te erkennen, ambtelijken raad en bestier te zoe-
kenen op te volgen, zich ambtelijk te laten ver
manen en zoo noodig bestraffen.
Het is een geruststelling voor ouders, wier
kinderen elders wonen, te weten, dat de Op
zieners der Kerk ginds ook hunne kinderen
onder hunne vleugelen nemen krachtens hun
ambt.
De mogelijkheid bestaat natuurlijk, dat een
Kerkeraad zulk een zoogenoemde „doopslid-
attestatie" (over den naam twisten wjj thans
niet), weigert, maar dan moet de reden daar
voor gelegen zijn in omstandigheden buiten
het „dooplidmaatsehap"b. v. in den vorm van
het attest of in den leeftijd van den persoon,
wiens .dooplidmaatschap" co ipso vervallen
kan zijn."
Daarover een volgende maal.
Fernhotjt.
Waarde Broeder Bouma.
Wil s. v. p. dit stukje aangaande Duisburg
in uw blad opnemen
Duisburg. Maatschappelijke toestanden in
Nederland deden vele Nederlanders naar Duitsch-
land gaan, onder hen ook van Gereformeerde
huize. Deze meenden behalve tijdelijke ook
geestelijke nooden te hebben. Daarom kwamen
zij saam Zondags in een gebouw, hun door
't Presbyterum der Evangelische Kirche voor
een matigen prijs afgestaan.
De behoefte naar de instelling der ambten
openbaarde zich bij hen. Daartoe kwam Tt.
Wij noodigen den belangstellenden lezer dit
maal eens uit in gedachten met ons een wan
deling te maken naar een Javaansche desa in
onze nabijheid, om daar een bezoek te brengen
bij zekeren R. R. De gastheer, die zeer op
visite gesteld is, komt ons reeds tegemoet, zoo
dra we zijn erf binnengaan en noodigt ons
vriendelijk uit te gaan zitten in zijn kleine
gezellige voorgalerij. Het valt ons dadelijk op,
dat zijn huis netter, grooter en steviger is dan
de andere desahuizen, die wij voorbij liepen.
Toch woont hij eigenlijk nog ver beneden zijn
stand en waardigheid, want hij is vroeger re
gent geweest en behoort, als achterkleinzoon
van een Javaansch vorst tot den inlandschen
adel.
De bescheidenheid verbiedt ons hem te vra
gen, waarom hij zijn ambt niet meer bekleedt
en zoo midden onder de kleine luiden woont,
want van zich zelf laat hij er zich in 't geheel
niet over uit. Waarschijnlijk heeft hij wel iets
op zijn kerfstok. Het gerucht gaat zelfs, dat
hij vroeger is afgezet als regent en verbannen
is uit den Katron (het vorstenverblijf).
Hoewel hij zjjn grieven wel zal hebben tegen
degenen, die zijn val bewerkten, zoo is hij toch
allerminst een samenzweerder. En hoewel hij
natuurlijk niet in de gratie is bij het hof, zoo
wordt hij toch in de desa met alle achting en
onderscheiding behandeld. Zelfs is zijn gezel
schap zeer gezocht èn om zijn hooge afkomst
I Ja straks meenden zij een eigen leeraar noodig
te hebben. Maar hoe aan geld te komen. Zij
brachten in eigen kring zooveel mogelijk saam.
Maar dat was lang niet voldoende.
Daarom moet Nederland steun bieden. En
dat deden enkele kerken. Zoo kwam er een
dienaar, die zijn gemeente in Nederland voor
dit werk verliet. Maar zal nu dezen arbeid
kunnen voortgezet, dan is steun van uit Ne
derland zoo noodzakelijk. Men offert in eigen
kring in 't algemeen voorbeeldig. Er is een
werkmansfamilie die f 100 per jaar bijdraagt
voor 's Heeren dienst. Maar nu dan broeders
en zusters in Zeeland, die een eigen kerkgebouw,
die een eigen pastorie hebt, vergeet dan deze
arme kleine gemeente in den vreemde niet.
Niets kan ze hier in Duitschland 't hare noemen.
De Herv. Kerk zorgt voor haar leden, door pre
dikanten te zenden, evangelisten te benoemen.
Moeten dan de Geref. belijders stil zitten. Niet
alleen in Indië moet gearbeid, maar ook hier.
Dat is zoo noodigWie wat te missen heeft,
al is 't ook een kleine gave, hij zende ze aan
ds. L. Bouma, die ze voorzeker wel aan mijn
adres wil toezenden.
De Heere zegene u.
Uw broeder,
Z. Hoek.
Duisburg, April 1908.
Ter nadere toelichting van dit schrijven laten
wij hier volgen, wat ds. C. L. F. van Schelven,
deputaat voor deze zaak o. a. berichtte aan de
Particuliere Synode van Gelderland, onlangs
gehouden.
9De Kerk te Duisburg bestaat uit ongeveer
90 complete en pl. m. 180 incomplete lidmaten.
Zjj vergadert des Zondags 2 maal, ochtends ten
half 10 in 't wijklokaal aan het Stapelthor, en
namiddags te 3 uur in de Johanniskirche. Sinds
27 Mei 1907 mag ze zich in een eigen herder
en leeraar verheugen, ds. Z. Hoek die uit Nieuw-
Dordreeht tot haar is overgekomen. De zoolang
gekoesterde wensch is door 's Heeren neder-
buigende ontferming alzoo vervuld, en de vele
en langdurige inspanning het hiertoe te bren
gen genadiglijk békroond.
Het heele jaar door wordt catechetisch onder
wijs door den predikant gegeven. Iedere week
wordt huisbezoek gedaan door dragers van het
regeerambt. Om de 14 dagen worden de ker-
keraadsvergaderingen gehouden.
De kranken worden geregeld bezocht. Leden,
die bij deze kerk zijn aangesloten wonen (behalve
in Duisburg, (Neudorf, Düsseren, Hoehfeld,
Casselerfeld en Neukamp,) te Muhlheim (Laarn),
Mühlheim (Ruhr), te Keulen, Düsseldorf, Gel-
senkirchen en te Langenberg bij Elberfeld.
In deze laatste plaats wonen 3 familiën, waar
van er 2 des Zondags geregeld samenkomen
om elkaar te stichten door lezing van Gods
Woord, gebed, psalmgezang en 't lezen van eene
predicatie. Alleen wanneer te Duisburg het
H. Avondmaal wordt bediend of aan kinderen
de H. Doop dient toegediend te worden, komen
deze leden te Duisburg ter kerke.
Deze kerk bracht het vorige jaar pl.m. 1700
Mark (pl. m. f 1000,—) saam. 1500 M. (f 900,—)
moeten er jaarlijks bij, om den dienaar des
Woords van leeftocht te voorzien.
èn om den roep van zijn groote geleerdheid.
Deze laatste is dan ook bepaald verbazingwek
kend. En het moet worden gezegd, dat hij er
geen verkeerd gebruik van maakt. Want zij
bestaat niet in het bezit van tooverformules en
tooverkrachten, die den mensch gelukkig of
ongelukkig kunnen maken. Hij is te cynisch
aangelegd, om zich met die duistere kunst in
te laten. Maar hij schijnt in zijn tijd van ge
dwongen rust de Javaansche mythologie te
hebben bestudeerd. En nu weet hij alles te
vertellen van den ouden tyd, toen de goden
nog menschen werden en op aarde allerlei
wonderen verrichtten. Als hij daarover begint
uit te weiden, met een zekerheid alsof hij het
zelf gelooft, hangen de menschen aan zijn lip
pen en blijven ze met pleizier halve nachten
naar hem luisteren.
Kan hij er iemand een genoegen mee doen,
dan wil hij ook wel eens praten over den gods
dienst. Van zichzelf roert hij dit onderwerp
niet zoo gemakkelijk aan, maar als hij er vrien
delijk toe gedrongen wordt, bekent hij, dat hij
vroeger Mahomedaan was, wat in dit verband
zeggen wil, dat hij het nog is, doch, sedert hij
in de desa woont, de voorgeschreven dagelyk-
sche Islamsche gebeden heeft nagelaten. Niet
dat hij iets tegen het Mohamedanisme heeft,
want alle godsdiensten zijn hem even goed.
Zelfs het Christendom vindt hij voortreffelijk.
Maar hij houdt er nu eenmaal zijn eigen over
tuiging op na, die hij wel verklaren wil, maar
die hij niemand opdringt, want twisten over
den godsdienst, acht hij uit den booze.
Dat alle godsdiensten even goed zijn is het
hoofdartikel geworden van zijn geloof sbelijde-
De administratie van het fonds voor 'tpre-
dikantstractement wordt gevoerd door den depu
taat van de classis Arnhem, op dringend verzoek
van den Kerkeraad te Duisburg, en staat onder
controle van genoemde classis.
De jongelingen hebben eene Geref. Jonge-
lingsvereeniging, die ongeveer 10 leden telt en
onder kerkelijk toezicht staat, 's Maandagsavonds
van elke week vergaderen zij in den Confir-
mantensaal van de Lutherkirche.
Er bestaat ook eene Christ. Zangvereeniging
„Hosanna", met pl.m. 20 leden, dienende om
bekendheid met en liefde voor de geestelijke en
nationale liederen onder Hollanders in den
vreemde te onderhouden en op te wekken.
De kerk van Duisburg heeft den arbeid te
Essen weer opgevat. Bijzonderheden kunnen
op 't oogenblik nog niet wereldkundig gemaakt
worden. Ook te Mühlheim-Styrum wordt ge
tracht een lokaal te krijgen.
Uit een en ander blijkt wel, dat de broeders
aldaar steun noodig hebben. Ook is ds. Hoek
bereid om in een onzer gemeenten het woord
te bedienen en de belangen van de kerken,
welke in Duitschland zijn te bepleiten. Het is
een arbeid, die inzonderheid bedoelt om de
Nederlanders, die over de grenzen getrokken
zyn te brengen onder of te bewaren bij de
de Gereformeerde prediking.
Wij leggen hiermede dit vriendelijke en
dringende verzoek aan de lezers van ons blad voor
en wij hopen dat het een gunstig onthaal
mag vinden.
Wat bij ons mocht inkomen, zullen wij ver
antwoorden in ons blad en gaarne overzenden
aan het adres. Bouma.
UIT HET LETM,
Men behoeft volstrekt niet van adel te wezen
om een edel mensch te kunnen zijn. Mannen
en vrouwen met een edel karakter vindt ge
onder alle standenal vallen de edele menschen
uit hoogere kringen eerder in het oog dan de
edele naturen onder de lieden van lageren
stand. Wat in de hoogte schittert, trekt eer
der de aandacht, dan wat in de diepte bloeit.
Dit verklaart ten deele het feit, dat men over
edele menschen sprekende, doorgaans de namen
noemt van mannen en vrouwen van aanzien;ter
wijl er vele eenvoudige lieden zijn mei een edel
hart, wier namen slechts aan weinigen bekend
zijn. Niettemin, ook onder de kleinen in den
lande treft men niet zelden een zieleadel aan,
welke ge te vergeefs zoekt bij anderen, die
onder de grooten der aarde worden gerekend.
Alle groote mannen zjjn geen edele mannen.
Al wat blinkt en schittert in de wereld, blinkt
en schittert niet met een edelen glans. Over
al wat edel is, ligt een glans; maar niet alles,
wat glanst, is daarom ook edel. Er zijn onder
de menschen enkelingen, die boven de anderen
uitschitteren, hetzij door lichaamsschoon,
hetzij door geestesgaven, hetzij door uiterljjke
voorrechten van rijkdom, stand, positieen
die toch geen edele menschen zijn.
Een edel mensch zijt ge door uw hart. Uit
het hart zijn de uitgangen des levens. Ge
kunt onmogelijk een edel denkend, en een edel-
nis en hij meent voor dit lievelingsdenkbeeld
krachtige argumenten te kunnen aanvoeren.
Doch laten we hem zelf het woord geven.
Alle godsdiensten, zoo zegt hij, zijn door God
aan de menschen gegeven en hebben allen
hetzelfde doel, de verheerlijking Gods. Ofschoon
in dezen tegenwoordigen tijd de godsdienstige
plechtigheden, die de mensehen verrichten, ver
schillend zijn, in later dagen zal dat alles één
worden. Daarom mag de één den ander nooit
verachten om zjjn godsdienst, maar ieder moet
er voor zorgen, dat hjj zijn eigen godsdienst
getrouw waarneemt. (Dat hij zich aan dezen
regel zelf niet gehouden heeft, is iets waarover
hij zich nooit heeft bekommerd.)
Bij voorkeur verdedigt hij zyn stelling met i
de geljjkenis van vier blinden en een olifant.
Op zekeren dag waren er vier blinden, die
gaarne wilden weten hoe ze zich toch een olifant
moesten voorstellen. Om aan deze begeerte te
kunnen voldoen, gingen ze samen naar een
plaats, waar een olifant bewaard werd en ver
zochten aan den oppasser hen met het beest
in aanraking te brengen. De bewaker nam de
vier blinden beurtelings bij de hand en liet
den eerste een poot, den tweede den staart,
den derde een oor en den vierde de slurf van
het dier betasten. Toen zij samen weer naar
huis gingeu, vroegen ze elkander Welnu, hoe
ziet een olifant er uit 1 Wel, zei de eerste, als
een groote ronde koker. Neen, beweerde de
tweede, de olifant is een bezem. Dat is niet
waar, antwoordde de derde, je moet je een olifant
voorstellen als een waaier. Terwijl eindelijk de
vierde met alle kracht staande hield, dat een
olifant er moest uitzien als een stamper. Ieder
gevoelenden een edel handelend mensch wezen,
indien uw hart niet edel is. Ge kunt een
Mderdenkend mensch zijn, maar daarom zijt
ge nog geen edeZdenkend mensch. Ge kunt
I een /ywgevoelend mensch zijn, maar daarom
zijt ge nog geen edeZgevoelend mensch. Ge
I kunt een ftZoefthandelend mensch zijn, maar
daarom zijt ge nog geen edeZhandelend mensch.
Is het hart edel, dan eerst is de mensch edel,
edel in alles, in denken, spreken, gevoelen,
handelen, in heel zijn levensopenbaring, in heel
zijn verschijning.
Men kan voor een enkele maal een edele
daad verrichten, zonder nog een edel mensch
te zijn. Een edel mensch is edel, in al wat hij
doetzooals een deftig man zich niet bij ©ogen
blikken deftig voordoet, maar deftig is in al
zijn gedragingen, ook in de meest gewone, omdat
zijn aard, zijn natuur zich niet verloochenen kan.
Wat is nu een edel hart? Een edel hart is
een hart, dat het goede zoekt. En een edel
mensch is dus een mensch, die gedreven wordt
door zijn hart om het goede te zoeken, het
goede in anderen, en het goede voor anderen.
Deze omschrijving moge niet volledig wezen;
ze noemt toch een zeer voorname karaktertrekf
waaraan een edel mensch kan worden gekend.
Hij zoekt het goede in anderen. Over het
algemeen openbaren de menschen de geneigd
heid om b\j de beoordeeling van personen en
zaken meer te letten op de gebreken dan op
de deugden. De gebreken worden uitgemeten
met de el, en van de deugden wordt nauwelijks
met een enkel woord gerept. Op een bladzijde
afbrekende kritiek, vindt men nauwelijks een
regel waardeering. In de onderlinge gesprekken
gaat het kwade der wereldsche dingen meer
over de tong dan het goede.
Edele naturen, ofschoon niet blind voor het
verkeerde en gebrekkige, zoeken daarentegen
het goede in de menschen en de dingen. Ze
zijn zacht in hun kritiek en mild in hun oor
deel. Hun lust is gelegen in waardeeren. Zij
werpen om het kaf het koren niet weg. Terwijl
anderen om weinig kwaads soms veel goeds
verachten, zien zij in veel kwaads toch nog
altijd iets goeds. Hun kracht is niet het af
breken, maar het opbouwen. Ook als zij afbre
ken, is het hun doel het goede te behouden.
Zij zoeken het goede, en omdat zij zoeken, vin
den zij ook altijd iets goedsen waar anderen
verachten, daar hoort ge van hun lippen een
woord van lof.
Een edel mensch zoekt ook het goede voor
anderen. Dat kan ook niet van alle menschen
worden gezegd. In den regel zoeken de men
schen meer het goede voor zichzelven, al is het
ook ten koste van anderen. Als men zelf een
trede naar boven kan komen door een ander
een duw naar beneden te geven, dan laat men
dit doorgaans niet na.
Edele karakters leven daarentegen meer voor
anderen dan voor zichzelven. Ze hebben voor
een ander alles over, zelfs al moeten zij zich
zelven er iets voor ontzeggen. Hun leven is
een leven van offerande. Te helpen is hun lust
te dienen hun vreugdde welvaart van den
naaste hun voldoening.
Zulke edele menschen vindt ge ook onder
degenen, die God niet vreezen. Sommige kin
deren der wereld stellen door hun zieleadel
voerde voor zijn opvatting vervolgens allerlei
bewijzen bij. Maar hoe langer ze er over rede
neerden, hoe minder zij het eens konden wor
den. De twist liep ten laatste zoo hoog, dat zij
elkander te lijf gingen, totdat er gelukkig juist
iemand voorbij kwam, die hen vroeg, waarom
zij toch zoo hevig met elkander vochten. Nadat
zij het geval verteld hadden, zei de voorbijgan
ger het is niet erg verstandig hierover met
mekaar te gaan twistenjullie hebt immers
allemaal gelijk. Die beweert dat de olifant een
koker is, heeft gelijk, want hij raakte zijn poot
aande tweede spreekt ook waarheid, want
hij betastte den staartde derde eveneens, want
hij raakte het oor aan en de vierde niet min
der, want hij voelde aan de slurf. Zoodra de
blinden dit hoorden waren zjj tevreden gesteld
en beleden, dat zij heel verkeerd hadden gedaan
met elkander te twisten.
Deze gelijkenis, zoo meent onze gastheer,
verklaart zeer duidelijk, hoe het met het on
derscheid tusschen de godsdiensten gesteld is.
Zij zijn alle één, evenals de olifant één is. Maar
de menschen bezien ze nog verkeerd en begrij
pen hnn onderlinge overeenstemming niet.
Daarom twisten zij er nog over evenals de
blinden over den olifant. Maar dit is erg dom
en die het goed begrijpen, doen het dan ook
niet meer, omdat zij wel weten, dat alle gods
diensten één zijn.
Wij weten nu, dat onze vriend ons erg dom
zal vinden, als we hem rechtuit vertellen, dat
er wel onderscheid is tusschen godsdienst en
godsdienst. We laten dus dit punt voorloopig
rusten en trachten eerst liever te weten te
komen, hoe hij denkt over het onderscheid