INGEZONDEN. Kerk- en Schoolnieuws. Verantwoording van Liefdegaven. opvoeden met alle middelen, die u daarbij ten dienste staan, met zachte en harde, met milde en strengemet uw woord, met uw voorbeeld, met de roedemet vermaning, met aanmoedi ging, met goedkeuring en lof, met berisping en kastijding. Tuchtig uwen zoontrek hem in de richting, waarin gij wenscht, dat hij loo- pen zalleid hem voort en leer hem van jongsaf het pad te loopen, dat gij voor hem verkiest, en doe het zoo, dat hij er zelf pleizier in krijgt en vermaak in schept, zoodat hij later vrijwil lig dat pad blijft loopen. Dat is zoo ongelukkig. Yele ouders laten eerst hun kinderen hun eigen gang gaan, en zien ze dan, dat het ver keerd gaat, dan zouden ze hen wel met geweld van den verkeerden weg willen wederbrengen. Doch dan gaat het niet meer. De boomen moeten in hun eersten groei geleid en gebogen worden. De eerste indrukken bij een kind zijn de diepste. Gewen ze aan de tucht van jongs af. Leer ze gehoorzamen zonder vragen. Laat ze niet toe iets te doen, wat ge hun later o zoo gaarne zoudt beletten en verbieden. Kinderen opvoeden is een moeilijk werk. En vooral hen op te voeden in de vreeze en vermaning des Heeren. Want danmoetge hun o zooveel verbieden, waar ze lust in hebben, en ook o zooveel gebieden, waar ze geen lust toe gevoelen. Schrik voor die moeilijkheid echter niet terug. Maar zoek kracht in het gebed, en wijs heid in Gods Woord. Speel niet met de op voeding uwer kinderen. Handel met hen niet op goed geluk. Laat u door vaste beginselen leiden. Sta er onverbiddelijk op, dat ze uw wil doen. Geef de teugels niet over. Maar maak door onverstandige gestrengheid uw juk niet gehaat. Het juk der gehoorzaamheid moet een zacht juk zijn, dat met vreugde wordt gedragen. Uw kinderen moeten leeren gevoelen, dat in gehoorzamen zegen ligt. Daarom tuchtig uwen zoon, spaar ook de kastijding, de roede niet, opdat het ook de ellende versta, die de ongehoorzaamheid met zich brengt. Er zouden in staat, maatschappij en kerk minder onhandelbare menschen zijn; er zou meer onderdanigheid, eerbied, trouw, toewij ding, karakter zijn onder ons volk, als er in de huisgezinnen meer tucht was indien de ouders hun kinderen meer eerbied inboezem den in gelijke mate als zij hun vertrouwen en liefde wisten te wekken. Ook hier zullen diev ouders hun pad het zuiverst houden, die het houden naar Gods Woord, en die hun kinderen tuchtigen over eenkomstig Gods Woord. Ook aan dit gebod is een belofte verbonden. Tuchtig uwen zoon, en hijzalu gerustheid aan doen, en h\j zal uwe zielevermake- lijkheden geven. Kinderen, die aan de tucht gewend zjjn, zijn een zegen voor de maat schappij. Laman. De onmisbaarheid van de Christelijke School. III (Slot). Om de eere van onzen dierbaren God moet de School met den Bijbel door ons begeerd worden. Dan staan we op een zuiver standpunt. Dan brengen we de ware zelfverloochening in prak tijk. De ware zelfverloochening bestaat toch volstrekt niet uitsluitend in het doen of laten van velerlei dingen, waarvan onze bedorven natuur juist het tegendeel wil. Maar voornamelijk hierin dat we onszelf voor bijzien en het oog slechts op onzen God richten, de verheerlijking van Zijn Naam in alles zoeken. Ook maakt dat het leven in deze bedeeling reeds zoet en heerlijk. Want te leven voor of ten nutte van een ander maakt ons veel ge lukkiger, dan dat een ander leeft voor en zich toewijdt aan ons. Vandaar dat ouders zich zooveel gelukkiger gevoelen bij het zich toewijden aan hunne kinderen, dan de kinderen die deze toe wijding genieten. Daarom, wanneer we zoo geheel en al voor onzen God leven, en bij alles wat we verrich ten Zijn eer en glorie op het oog hebben, dan geeft dat ontzaggelijk veel meer genot aan de ziel, dan wanneer we in de eerste plaats onszelf bedoelen, n.l. ons waarachtig welzijn, ons ziele- heil. Het moet altoos zijn en blijven een liefhebben van God boven alles, dus ook boven onszelf, boven onze zaligheid. Daarom moet ook de christelijke school gezocht en begeerd allereerst en allermeest om Godswil en in de tweede plaats om het kind. En op dat standpunt staande, staan we ook sterk tegenover onze tegenstanders. Dat komt ook uit op schoolgebied. Wanneer ge met de voorstanders der open- barè school gaat spreken over het belang der christelijke school met oog op het kind, dan kunt ge er zeker van zijn, dat ge een stroom van tegenwerpingen zult moeten aanhooren, waarvan de weerlegging voor een ieder niet even gemakkelijk zal zijn. Begint ge daarentegen de onmisbaarheid van de christelijke school aan te toonen met het oog op de eere Gods, dan zult ge ondervinden, dat uw tegenstander spoedig met een mond vol tanden staat, en niets tegen uwe bewering kan inbrengen. Wanneer ge dan het beeld neemt van een ouden vader, die, alleen overgebleven zijnde en nu bij zijne kinderen zjjn tehuis hebbende, door die kinderen wordt doodgezwegen, dan is dat beeld zoo klemmend juist van toepassing op de openbare school, dat hare sterkste voorstan der moet toestemmen, dat de School met den Bijbel voor wie in den God des Bijbels gelooft, onmisbaar is, en dat voor het zielsbesef van zulk eene geloovige God op de openbare school krenkend wordt behandeld. Schrijver dezes weet dit bij ervaring. Meer dan eens heb ik tegenover tegenstan ders de christelijke school verdedigd. Van een paar keeren zij hier iets meegedeeld. De eene keer deed ik dat tegenover één der voorstanders van het liberalisme en de andere keer tegenover een openbaar onderwijzer. In beide gevallen weigerde ik te spreken over het al dan niet nuttige van de christelijke school voor het kind, maar leidde het gesprek terstond tot de vraag: „hoe wordt de God des Bijbels daar bejegend En telkens konden ze niet anders dan mij gelijk geven. 't Is mjj meer dan duidelijk gebleken, dat we ook tegenover onze tegenstanders het sterkste staan, zoo we de onmisbaarheid van de school met den Bijbel bepleiten met het oog op God, op Zijn eer. Daarom als mij gevraagd werd, hoe moet ik do christelijke school verdedigen of hare on misbaarheid aantoonen, dan zou ik antwoorden mijn broeder of zuster, bespreek of bepleit de onmisbaarheid allereerst en allermeest uit het oogpunt van de eere Gods. Dan zult ge èn tegenover halve of twijfel achtige voorstanders, èn tegenover besliste tegen standers het sterkste staan. En bovenal, zóó bevordert gij het best de eere uws Gods, en zult ge wellicht bij uzelf de liefde tot Hem aanwakkeren. K. Oüssoben. Naschrift. Het in mijn vorig stuk bedoelde geval, dat een man zijn vrouw doodzweeg, vond plaats in ééne der Noordelijke provincies, en is reeds van ouden datum. Aan een ander geval werd door mij in het minst niet gedacht, gelijk een der lezers ver moedde. En dat kan ook niet, want ik wist van een ander geval totaal niets af. K. O. Geen vrije keuze in het stuk der religie. Als gij aan de voorstanders der nieuwe op voeding vraagt, welke hun methode is bij het opvoeden en onderwijzen der kinderen, dan ontvangt ge meestal tot antwoordwij gaan van het beginsel uit, dat de jeugd moet leeren zelfstandig te zijn. De regel, die op den voor grond staat en bij hun onderwijs alles beheerscht, ishet kind moet vrij en zelfstandig wezen. Daarom dweept men ook met de majesteit van het kind. Het kind is als een souverein, vrij en zelfstandig. Die vrijheid en zelfstandigheid wil men vooral ook laten gelden ten opzichte van het onder richt in den godsdienst. Volgens de nieuwe opvoedkunde moet met het godsdienstonderwijs aan de jeugd niet zoo vroeg mogelijk, maar eerst laat worden begonnen, opdat het kind, als het groot geworden is, bevoegd zij te dien opzichte een zelfstandige keuze te doen. Tegen deze gedachte hebben wij ernstig bezwaar, zoo wel uit opvoedkundig als uit theologisch oog punt. Het onderwijs in den godsdienst, zou, als dan ten langen leste de tijd daarvoor gekomen is, moeten voorbereiden tot een later vrije keuze. Dit, dunkt ons, is in strijd met de verhouding die er tusschen een onderwijzer en zjjn leerling behoort te bestaan. Deze betrekking draagt een zedelijk karakter, als die vaneen vader tot zjjn zoon. Zij wordt door den aard der zaak zelf in het leven geroepen. De onderwijzer is een drager van een schat, dien hij uitdeelt aan zijn leerlingen. En de leerling gaat op de school, omdat hij de dingen zelf niet weet, en daarom noodig heeft van anderen, die het wèl weten, onderwezen te worden. Het denkbeeld der vrije keuze, het volgen van eigen inzicht en mee ning, zal bij elk vak van onderwijs zeker wor den veroordeeld. Alleen bij het godsdienston derricht niet. Eigenwijze leerlingen zijn steeds voor den onderwijzer een plaag, behalve voor den onderwijzer in de religie. Hier mag de leerling vrij denken onzelfstandig kiezen. Dit is ook in strijd met het karakter van elk onderwijs. Onderwijzen toch is ontwikkelen, is bouwen op een gelegden grondslag. Daarvan kan nu moeilijk sprake zijn, wanneer als doel van het onderricht geldt, de vrije keuze van den leerling. Bij zulk onderricht kan het eind punt precies het tegenovergestelde zjjn van hetgeen, waarvan men is uitgegaan. Godsdienst loosheid zal dan dikwijls de uitkomst zijn van het onderwijs in den godsdienst. Godsdienst onderwijs, dat zich door het denkbeeld der vrije keuze laat richten, bouwt niet, maar breekt af, ontwikkelt niet, maar verwart. Als men distels ziet opkomen, waar koren gezaaid werd, kan men moeilijk aannemen, dat het gezaaide zich heeft ontwikkeld. Het denkbeeld der vrije, zelfstandige keuze is in geen enkel vak van onderwijs toegelaten. De uitkomsten van het onderricht moeten, zal het goed zjjn, niet daarin bestaan, dat de leer ling den onderwijzer geheel naspreektook niet, dat hjj naar eigen opvatting zich een denk beeld van de zaak vormt, maar als resultaat moet gelden, dat de leerling de zaak, die hem onderwezen is, overeenkomstig haar eigen aard en wezen heeft leeren kennen en erkennen. Vroeger rustte alle onderwijs op twee zuilen, de autoriteit en de piëteit. Deze beide nu wor den door de moderne paedagogiek verworpen. Op de school is geen plaats voor godsdienst. En noch de onderwijzer, noch de leerstof, maar het kind zelf is het centrum, maatstaf en doel der opvoeding. Het kind staat niet in afhan kelijkheid en met ontvankelijken zin tot zijn onderwijzer, maar als een majesteit, die door den meester nederig moet worden gediend. De nieuwe paedagogiek erkent geen ander dan een zedeljjk gezag, dat ook nog op aller- fei wjjze ondermijnd wordt. Daartegenover nu belijdt de Christen, dat er een gezag is niet alleen van zedelijken, maar ook van rechtskundigen aard, 't welk hem tot gehoorzaamheid verplicht en waaraan hij zich heeft te onderwerpen. „Dat gezag berust op een Goddelijk bestel, op een Goddelijke be schikking en verplicht mij om der consciëntie wil tot gehoorzaamheid." Zulk een Goddelijk bestel nu is er ook op de school zoowel voor den onderwijzer als voor het kind. De nieuwe opvoedkunde echter verzet zich hiertegen. Een van boven opgelegde meening is, volgens haar, geen eigenlijke meeniug. Ieder doe vrijwillig zjjn eigen keuze. Onpartijdig onderwijs in den godsdienst, of, gelijk men het liever uitdrukt, „in de godsdiensten", zal maken, „dat werkelijk eigen overtuiging ge boren wordt en met volle bewustzijn de keuze zal gedaan worden." Geen ouder betreure het, zoo zegt zij, als de keuze van zjjn kind een andere is dan de zijne was. Dankbaar en te vreden moge hjj zjjn met het besef, dat hij zjjn kind een grooten dienst bewezen heeft, door het zelfstandig te leeren zoeken en vinden. Duidelijk blijkt hier, dat de moderne opvoed kunde geen geopenbaarde waarheid, geen leer stellige kennis wil. De mensch is niet aan het gezag van Gods Woord onderworpen. Hij be paalt zelf, wat is en wat niet is. Wij, die gelooven in het goddelijk gezag der Heilige Schriftuur, staan lijnrecht tegenover deze gedachte. Wij behoeven de waarheid niet te zoeken. God heeft ze ons uitdrukkelijk ge openbaard in zijn Woord. Terecht schrijft de heer F. van der Kooy in zjjn brochure „Op Gereformeerden Grondslag", dat wjj de kinde ren opbrengen in den gedachtenkring, dat er reeds gekozen is. „De weg ligt afgebakend. De baan des levens is aangewezen. We ver langen positieve leiding in de aangegeven richting. „En daarbij handelen wij niet, alsof wjj de waarheden des heils voor het kind hadden te rechtvaardigen. Wij trachten allen schijn te vermijden, alsof het kind eigenlijk boven de waarheid staat. Alsof het er zijn oordeel over heeft uit te spreken. Wij leggen integendeel de waarheid der Schrift aan den leerling op als DE absolute waarheid. En zulks met gezag. Want de waarheid behoeft onze toestemming niet, maar wij behoeven veeleer haar. Zjj ver vult de innigste behoeften van den mensch". Wij houden onze kinderen het Goddelijk gezag der Heilige Schriftuur voor en leeren hun, dat de dingen niet zijn, zooals de mensch het belieft goed te vinden, maar zooals de Heere in zijn Woord ons openbaart. Wjj planten onzen kinderen voor Gods Woord en Wet, voor zjjn heilige ordinantiën eerbeid en ontzag in, en wijzen hen steeds op den godsspraak van den profeet Jesaja: „Tot de wet en tot de getui genis 1 Zoo zjj niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen heb ben." Jesaja 8 20. J. P. Tazelaab. DRIETAL te Rijswijkds. J. E. Gondappel te Dieren ds. Y. K. Kuijvenhoven te Ambt- Vollenhoven ds. J. Tholen te Hasselt. BEROEPEN te Diemen: ds. H. Yolten te Tienhoven. Aan de Vrije Universiteit is geslaagd voor het prop. examen voor de Theol. Facul teit de heer W. S. Pontier. Algemeene vergadering van de Nationale Vereeniging voor Gereformeerd Voorbereidend Hooger Onderwijs te Kampen. Deze algemeene vergadering zal D.V. worden gehouden Donderdag 16 Juli a.s., te Utrecht, in het „Gebouw voor Kunsten en Wetenschap pen* aanvangende 121/2 uur. Agendum: 1. Opening door den voorzitter. 2. Lezen der presentielijst van afgevaardig den en leden. 3. Lezen en vaststellen der notulen der vorige Algemeene Vergadering. 4. Behandeling en toelichting (zoo noodig) van het jaarverslag, art. 10c, en mededeeling van den secretaris. 5. Verslag van den penningmeester. 6. Voorstel van het bestuurDe reiskosten (3de klas spoor, 2de klas boot) te vergoeden aan stemhebbende leden dezer vergaderingbij aanneming, reeds ingaande voor deze verga dering. 7. Voorstel van de afdeeling Harlingen„De contributies in de maand September te innen". 8. Rapport van de commissie voor propa ganda naar het op de vorige algemeene verg. aangehouden voorstel (Vetten): Het bestuur zorge voor eenige sprekers, die de belangen var het Gymnasium in verband met de Theol. School op verzoek der Afdeelingen bepleiten. De kosten hiervoor worden door de Nat. Vereen, gedragen," en in verband met Art. 8 der Statuten, laatste alinea. 9. Verkiezing van Curatoren primi,óf secundi, in de vacatures, door vertrek enz. ontstaan in de Provincies Drente, Gelderland, Utrecht, Noord- Holland, Zuid- Holland, en Noord- Brabant, met voordracht van het Bestuur, en voor de twee aftredenden naar Art. 4, 2de alinea en löh. Naar het vastgestelde rooster treden nu de Curatoren van Groningen en Friesland af. 10. Bespreking van de vraag Of ook meisjes als leerlingen tot het Gymnasium zullen worden toegelaten? Het voor en tegen zal ingeleid worden door de H.H. Dr. Wessels te Zuidlaren, en Mr. H. v. d. Vegte te Zwolle. 11. Rondvraag. 12. Sluiting. Tot trouwe opkomst wordt vriendelijk uit- genoodigd en deze vergadering in de voorbede der broeders en zusters aanbevolen. Namens het Bestuur: J. Kok, Secretaris. Bedum, Juni 1908. P.S. Bjj genoegzame deelneming zal er na afloop een gemeenschappelijke maaltjjd (in hetzelfde gebouw) gehouden worden a f 1,50 de persoon. Men gelieve de namen der deelnemers vóór 14 Juli aan den Secretaris te melden. Het VERSLAG wordt dezer dagen verzonden. Vlissingen BVoor de Zending ontvangen f 1.25 contributies en van H. B. W. 6500 ge bruikte postzegels. Namens den Kerkeraad, P. G. Laebnoes, Scriba. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Hooggeachte Redactie l Met leedwezen las ik het besluit van den Kerkeraad van Middelburg C, aangaande het niet afgeven noch aannemen van Doop-attesta- ties. De vraag rees bij mjj ophoe moet het gaan met onze kinderen, indien ze van onder het ouderlijk toezicht zjjn in een andere plaats, zonder kerkelijk toezicht. Die gedachte benauwd het hart van ouders, die rekening houden met hun Doop en de leer des Verbonds. Mag en kan een kerkeraad zich daar van onttrekken Ik geloof, op grond van het Woord Gods, ten volle van neen. Daarom beaam ik hetgeen daartegen ingebracht wordt, en kon het zjjn zulke besluiten in te laten trekken. Het spijt mij, dat er nooit tegen zulke dingen geschreven wordt door kerkeraden of ledenwe hebben er toch het hoogste belang bij. Laten we dan ook niet met ons stilzwijgen, als leden van de Geref. Kerk, zulke dingen steunen, maar veeleer er naar staan om ook onze stem te verheffen met die mannen, die ook hun oogen willen laten gaan over onze dier baarste panden, opdat ze voor struikelen be waard mogen blijven. Met dank voor de plaatsing, Johs. Boot, Lid der Geref. Kerk te Haamstede.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 3