,'tIS NU GENOEG. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. DE TENTZENDING. Jaarverslag. de theorie, op advies van Rutgers en Bavinck, op de Synode te Groningen alzoo d.i. gelijk beweerd werd, niet was, bleek, dewyl zy advi seerden, dat zij tot ouderdom gekomen en na genoegzame waarschuwingen vermaning moeten verklaard worden niet meer tot de kerk te be- hooren. Dit nu moet gewis geschieden door de plaatselijke kerk waarmee zij behoorden te leven en in wier midden zij gevestigd zijn en immers niet door de kerk in wier midden zij vóór hun vertrek, wellicht voor twintig o: dertig jaren, geboren, gedoopt zijn en geleefd hebben, maar wèl, waar zij krachtens het kerk verband met attest zjjn heengegaan en door verzuim zich bezondigd hebben. Littooij. Dewijl Be Heraut in Zeeland veel en het Friesch Kerkblad niet gelezen wordt, en der gelijke attestatie-quaestie als waarover deze bladen polemiseeren in een onzer kerken op een groot dorp, op een classis en op de Prov. Synode van Zeeland aanhangig was of nog is, zoo werd mij dringend verzocht het antwoord van Friesch Kerkblad in ons blad op te nemen, wat wy bij dezen doen. Het gaat over de vraag of, waar er twee onzer kerken zijn, bijv. een A en B, de lidmaten zonder bewilliging der Kerkeraden, naar believen, geheel willekeurig en zoo vaak zij willen van de eene naar de andere kunnen overgaan Het Kerkblad schrijft als volgt: Wfj z\jn met Be Heraut droevig teleurgesteld. Haar antwoord in het nummer der vorige week heeft ons gesmart. Eerst verzweeg de schrijver der bewuste ar tikelen, Dr. H. H. Kuyper, onze argumenten tégen zjjne beschouwing. Toen dichtte hij ons een dwaas gevoelen toe, dat wij niet verdedigd, maar met duidelijke woorden afgewezen hadden. Zoo had hij in zijn bestrijding voor zijn lezers gemakkelijk ge wonnen spel en liet hij ons den indruk maken van den ridder van de droevige figuur. Daarna waren wy nog te kort predikant, wisten wij van de beraadslagingen der Synode niets af en konden daarom tegenover Be He raut geen andere verklaring van het besluit der Groninger stellen. Nu het den Redacteur gebleken is, dat hij zich daarin deerlijk vergistewerpt hij het over een anderen boeg. Allereerst lezen we: „We vroegen, met welk recht Ds. Bouwman, die nog geen predikant was toen de Groninger Synode gehouden werd en haar ook niet als lid had bij gewoond, deze officieele interpretatie van een Synodaal besluit kon geven. Ds. Bouwman antwoordt, dat hij reeds vier jaar predikant was, toen de Groninger Synode werd gehou den en dat hij als toehoorder de zittingen der Synode wel eens bijwoonde. Omgekeerd zou Dr. H. H. Kuyper, die tijdens de Synode weg geroepen werd, allerminst het recht hebben over de besluiten dezer Synode mee te spreken." Ziedaar alweer zooveel scheeve voorstellingen als we zinnen aanhaalden Het is niet waar, dat Be Heraut schreef, dat wij als lid (nog wel onderstreept!) de Synode niet bijwoonden. Zij schreef dat wij van de be raadslagingen der Synode niets afwisten. Wij schreven niet, dat wij wel eens de zittin gen bijwoonden, maar dat wij, vlak bij Gro ningen wonende, ze trouwer bijwoonden dan Be Heraut vermoedde en dat juist, toen de kwestie behandeld werd, Dr. H H. Kuyper al de week te voren was vertrokken. Wij hebben met geen enkel woord verklaard, dat naar onze meening Dr. II. H. Kuyper daar om „allerminst recht zou hebben over de be sluiten dezer Synode mee te spreken". Maar wij schreven, dat Dr. H. H. Kuyper de beraad slagingen niet had gehoord en dat volgens de voorstellingen van Be Heraut iemand, om het besluit der Synode te verstaan, de beraadsla gingen moest gehoord hebben. Dr. H. H. Kuyper legde zélf dien pijl op den boog, en nu die in verkeerde richting schoot en hèm trof in plaats van ons, wordt het voor gesteld alsof hij uit onzen koker kwam Het is niet waar, dat wij een officieele inter pretatie gegeven hebben. Be Heraut weet, dat wij daartoe evenmin opdracht ontvingen of bevoegdheid bezitten als Dr. H. H. Kuyper. We hebben eenvoudig naar ons beste weten het rapport laten spreken en gezegd hoe blijk baar en naar ons inzien dat rapport der Com missie en het besluit der Synode moest ver staan worden, en wij namen daarbij heel wat minder een houding aan alsof wij een officieele verklaring konden geven, dan genoemde Re dacteur. Ook Dr. H. H. Kuyper heeft niet het recht om in dezen zijn gezag te laten gelden. Wel laat hij thans hooren, dat hij, al woonde hfi dan de bewuste beraadslagingen niet bij, toch scriba der Synode was. Maar Ds. J. Wester huis was ook scriba van die Synode en beeft bovendien wèl de beraadslagingen gehoord, en deze staat, gelijk allen, die de bewuste zittin gen bijwoonden en ons hunne meening kenbaar maakten, geheel aan onze zijde. De zaak, waarom het wat betreft het Gro ninger besluit ging, was deze Het rapport der Commissie, die omtrent de bewuste attestatie-kwestie op de Groninger Synode prae-advies had uit te brengen, bestond uit twee deelen. In het eerste deel vermeldde de Commissie de grondenwaarop de aanvrage van den broeder steunde en waarom de Com missie oordeelde, dat aan zjjne begeerte moest worden voldaan. En het tweede bevatte meer algemeene overwegingen. Nu had Be Heraut zoo kras mogelijk beweerd, dat een attestatie moest afgegeven aan een per soon enkel omdat deze het wilde, zelfs al waren zjjne beweegredenen ook zondig. Met de gronden, waarop de aanvrage steunde, had H niets te maken. „Over de motieven schreef Be H., waar om de betrokken broeder die attestatie aan vroeg, heeft de Synode niet geoordeeld. De beweegredenen, die de Synode tot dit besluit brachten en die in het rapport zijn neergelegd, zfin van gansch algemeenen aard. Ze luiden aldusen hierop liet Be Heraut alleen het tweede deel afdrukken. Terwijl ze ook in haar eerste rubriek aan ons nog nadrukkelijk ver klaarde, dat de Synode gelastte de attestatie at te geven, nniet op grond van exceptioneele omstandigheden of omdat in dit geval de over gang haar wenschelyk toescheen", d. i. niet op grond van het eerste deel van het rapport, maar alleen om de algemeene overwegingen in het tweede deel. Baartegen nu kwamen wij op. In 't algemeen maakten wij de opmerking, dat de Synode alleen de conclusion aannam en niet het geheele rapport. En voorts stelden wij in het licht, dat Be Heraut den inhoud van het rapport niet juist mededeelde, alleen het tweede deel vermeldde en het eerste deel verzweeg en dat hare ver klaring juist door het eerste deel weerlegd werd. Wij lazen in het tweede deel de overwegin gen, waarop de Commissie oordeelde, dat een Kerkeraad niet enkel door zijn weigering, al waren er ook nog zoo ernstige redenen voor het aanvragen van de attestatie, een lid kon dwingen en duurzaam binden, maar dat ook in dezen beroep op een meerdere vergadering open stond. En in het eerste deel, dat Be Heraut ver zweeg èn weersprak, vonden wij vermeld de gronden, waarom de Commissie oordeelde, dat in dit bepaalde geval de begeerte van den broe der moest worden ingewilligd. Be Heraut liet dus de eonelussiën alleen op het tweede deel rusten en stelde het eerste deel van het rapport ter zijde. En wij daarentegen meenden, dat het rapport in zijn geheel moest genomen worden. En wat doet nu Be Heraut 't Is bjjna ongelooflijk Maar zonder schroom stelt zy het nu aan haar lezers voor alsof wij „zoo stellig en be slist mogelijk verklaarden, dat de Groninger Synode haar conclusie in zake de attesten uit sluitend op het eerste deel van het rapport en niet op het tweede had gegrond", en het tweede deel had verworpenalsof Be Heraut daarente gen het geheele rapport tot zyn recht had laten komen alsof wy nu feitelijk ongelijk hebben er kend en het ons alleen aan ridderlijkheid ont breekt, dit nn ook openlijk uit te spreken De zaak wordt nu dus zonder blikken of blozen gladweg op haar kop gezet! Het is nu, dunkt ons, dan ook genoeg Wy zullen er geen woord meer over ver spillen. Maar tegen zoo oneerlijke polemiek laten we met broederlijken ernst ons protest hooren. Bouwman. De zaak waarom het ging was alleen deze, dat man en vrouw, nu ze getronwd waren tot ééne kerk wilden behooren. En dat alleen heeft de Synode, evenals de mindere Vergaderingen, goedgekeurd en ingewilligd. Dus het gold niet het overgaan om allerlei zelfs zondige redenen. Littooij. II. De Kerk noemden de kerkvaders meestal de militia Christi en daarmede gaven zy te kennen, dat zij strijdend op de aarde is. Nu was dit in de eerste eeuwen zeer duidelyk, want de kerk stond in het midden van de Joodsche en Heidensehe wereld, die haar bitter vijandig was, en haar met al haar geweld poogde uit te roeien. Zoodra iemand er aan dacht om tot haar over te gaan, begreep hy ook, dat allen, met wie hy tot dusver verbonden was, zich tegen hem zouden verzetten. Later, omdat de omstandig heden geheel veranderd waren, is dit denkbeeld meer op den achtergrond geraakt. Doch ten onrechte, want onze vaderen heb ben reden gehad, als zy de kerk een strijdende noemden. Zonder strijd kan de kerk hier niet. Al stelt de Overheid het geweld der wapenen niet ten dienste van hare tegenstanders, al roept zy hare leden niet voor hare rechtbanken, toch zyn er vyanden, die het op haar ondergang en verderf toeleggen en haar met wortel en tak zouden willen uitroeien. Stryd om in te gaan, dit woord van den Heiland behoudt aldoor zyn kracht. Ofschoon de kerk een en ondeelbaar is, toch zien wy dit niet. Wie alleen op het uitwendige afgaat, kent slechts vele kerken. Hy aanschouwt Geref., Luthersehe, Baptisten Kerken en nog andere en hy merkt, dat die kerken elkander heftig bestrijden. Dat nu kan hy betreuren. Vooral in een tyd als de onze. De vyanden van de kerk zyn zoovele en machtig, zy bedreigen haar van alle zyden, zy kunnen nu reeds niet laten zich over haren ondergang, die naar zy meenen niet ver verwijderd is, te juichen. En nu verblydt hy zich, als hy ziet, dat er toenadering komttus- sehen allen, die het goede voor haar zoeken. Hy denkt het zich dan als een leger dat tegen een gemeenschappelyken vyand te velde is ge trokken. Eén leger maar dat bestaat uit onder scheiden corpsen, waarvan elk een eigen vaandel heeft. Daarom vindt hy die tent ook zoo mooi, want dan staan op een platvorm naast elkander een Geref., een Hervormd, een Evangelisch predikant, die allen de kruisbanier hoog houden en hy roept in vroolyke stemming uitzie, zoo moest het meer zyn, al dat verschil over kerk moest maar wegvallen, want dan zou de Chris tenheid veel sterker staan. Wy kunnen daar inkomen, wy verstaan deze blijdschap, wy zouden mede willen juichen. Doch. Och wat nu weer. Die vurige yveraars kun nen zich niet begrijpen dat iemand nog een bezwaar kan hebben en in hun voortvarend heid beschouwen zy elk bezwaar als een vrucht van Kerkisme en enghartigheid. Hoewel wy dit weten, achten wy het toch noodig om even de keerzijde van de medaille te laten zien, en wy hopen dit zeer onpartijdig te doen. Vooraf willen wij nog iets zeggen om eventueel mis verstand te voorkomen. Voor Kerkisme zyn wy bang. Want wy heb ben overvloedig gelegenheid gehad om de heil- looze werking daarvan te zien. Al dat blinde ijveren voor deze of gene Kerk sticht geen nut, maar eindelooze verwarring. Al dat roepen ik heb de Vaderlandsche Kerk lief, of welke andere ook, is een bewys van onbekendheid met de historie van Christus' Kerk en getuigt van een oppervlakkigheid, welke by geen Chris ten gevonden moest worden. Wanneer men ons wil oproepen om tegen dezen vyand te strijden, wy verklaren ons ten allen tyde bereid, want hy belemmert de openbaring aan het lichaam van Christus. Vecht zooveel het mogelijk is tegen dezen vyand, en als het gelukken mag hem te overwinnen en te dooden, wy zullen ons verheugen. Waar en door wie het geschiedt, is ons hetzelfde, als het maar gebeurt. Eveneens zyn wy voor samenwerking. Wy juichen het toe, wanneer voorstanders van chris telijk onderwijs, ook al staan zy kerkelijk ge deeld, de handen ineenslaan om gemeenschap pelijk een sehool te bouwen en te verzorgen. Wy gelooven zelfs, dat dit uitnemend kan. Dit blijkt trouwens wel op vele plaatsen. En dit kan natuurlijk haast op elk gebied. Hoe goed is het geweest, dat er een coalitie tot stand gekomen is tusschen drie staatkundige partyen in ons vaderland, die alle beoogen om het oude christendom op onze publieke erve te handhaven en meer tot zyn recht te doen komen. Die samenwerking heeft kostelijke vruchten gedra gen en wy hopen, dat zy nog lang zal blyven bestaan, want er is nog overvloedige reden voor. Zoolang de revolutie in bond met andere richtingen, het er op blyft toeleggen om de oude grondslagen van ons volksleven te be dreigen en er geheel andere voor in de plaats te stellen, is het roeping voor allen, die in het Woord des Heeren de bron van alle wysheid eeren, schouder aan schouder te staan, teneinde te beproeven, of het niet mogelijk is den krach- tigen aanval des ongeloofs af te slaan. Nu het duideljjk geworden is, dat wy niet uit Kerkisme noch uit vijandschap tegen samen werking handelen, willen wy er toe overgaan om een enkele groote schaduwzijde van de tentzending aan te wyzen. Doch dit zullen we by welzijn de volgende week doen. Bouma. UIT MET LEYJKN, Ons werd toegezonden het 28ste jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag. Een boek van Cl 170 bladzijden. De lyst van leden en be gunstigers alleen is ongeveer 130 blz. groot. Uit een vergelijkend staatje over de jaren 1907 en 1908 blykt, dat het getal leden van 422 klom fot 429, en het aantal begunstigers van 9971 tot 11326. Ook in Zeeland was er vooruitgang. Er kwamen hier 3 leden by, en 82 begunstigers deden het getal 549 tot 631 klimmen. Zuid- Holland en Friesland staan bovenaan met 3459 en 1934 contribuanten, Drente met 249, Noord- Brabant met 279 en Zeeland met 631 contri buanten sluiten de ry. Ook is er een vergelijkend staatje over 1905, 1906 en 1907, wat betreft de collecten in de Geref. Kerken van Zeeland. In de classis Mid delburg stegen de collecten in 1906, maar daal den ze aanmerkelijk in 1907, nog beneden de helft. Alleen Gapinge, Ylissingen A en Yeere bleven ongeveer op gelijke hoogte. In de clas sis Zierikzee gingen enkele kerken achteruit, andere aanmerkelijk vooruit. De classis Goes is als die van Middelburg sterk gedaald. Tholen mindere en vermeerdere. Ook in Axel is schom meling. Het tekort was dit jaar slechts f447,15 tegen f 7426,81 in het vorige, hoewel door de benoe ming van een nieuwen professor de uitgaven vermeerderden. Dr. Bouman werd hoogleeraar in de Medische Faculteit. Het fonds voor deze faculteit steeg reeds tot f 17000maar zal de faculteit er nog een paar hoogleeraren by kunnen krijgen dan moet er jaarlijks pl. m. f 10,000 zyn. Om de uitbreiding van de me dische faculteit te helpen bevorderen, werden overal in den lande comité's geconstitueerd, ook in Zeeland gewestelijk deel van Walcheren, gewestelijk deel van Zuid-Beveland, gewestelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen, gewestelijk Schouwen en Duiveland. Prof. Kuyper Sr. werd emeritus. Over dit emeritaat schrijft het verslag Het is niet mogelijk' onder woorden te bren gen, wat de Yereeniging en hare stichting aan dezen stichter-hoogleeraar verschuldigd zyn. Als een „goed instrument" heeft God dien „voortrekker" op het gebied van het onderwijs willen „regeeren". „Het werk zal niet mislukken, als wy per soonlijk maar bereid zyn er by onder te gaan", zoo schreef dr. Kuyper aan zyn eerste ambt genoot, dr. Rutgers, toen er over de oprichting van onze Hoogeschool werd gecorrespondeerd en hoe hevig tegengestaan, hoe voortdurend miskend, zelfs verdacht gemaakt, het heeft den Heere behaagd zijn Woord te bevestigen„Zoo wie zyn leven verliezen zal, om Mijnentwille, en om des Evangelies wille, die zal het behou den." Yeel, onuitsprekelijk veel, heeft de Heere ons in den hoogleeraar dr. Kuyper gegeven en heel veel heeft Z. Hooggeleerde voor onze zaak moeten lyden. Toch is ook aan hem het woord bewaarheid, dat wie zyn weg wel aanstelt, het heil des Heeren zien zal. Het plantje door dr. Kuyper met veel moeite gewonnen, is nu nog wel geen volwassen boom, maar geeft toch teekenen van levensvatbaarheid en werpt zulke goede vruchten af, dat het niet als overmoed kan worden be schouwd, dat het, nu zonder dr. Kuyper, wel zou kunnen leven. Toen de eerste proefschriften van de studen ten onzer Hoogeschool in het licht kwamen, aarzelde men niet, deze stukken in plaats van aan de studenten, aan de professoren toe te schrijven, en by het laatste van dr. Kuyper beproefde men den laster op andere wijze, door dit werk aan de bekwaamheid van eenige stu denten van de Vrye Universiteit toe te schrij ven. Eervol werd dan ook het emeritaat ver leend, maar desniettemin hadden wy nog langer van de bekwaamheden van dezen door den Heere met zooveel en velerlei gaven versierden hoogleeraar willen genieten. Evenwel, wy zullen het moeten leeren, dr. Kuyper te noemen zon der actief verband met de Y. U., en de V. U. zonder de persoonlijke medewerking van dr. Kuyper, maar die les zal moeilijk zyn." Tot zoover het verslag. Zoo is het hooglee- raarswerk van dr. Kuyper dan afgeloopen. Viva Voce althans, met „leven de stem" zal hy zyn discipelen niet meer onderwijzen. Het college loopen bij Prof. Kuyper heeft uit. Het geslacht, dat dit voorrecht mocht genieten, is voleindigd. Toch blijft dr. Kuyper magister ook voor de komende geslachten. De rede door dr. Kuyper op de laatstejaar- vergadering gehouden, en in dit verslag ook opgenomen, is een verkwikking. Zulke blad zijden bewaart men. Want zy zeggen ons, wat groote dingen God gedaan heeft, en hoe de Heere in de laatste eeuw zyn volk heeft be zocht. Het is dan ook zoo goed te verstaan, dat het hart van velen pijn gevoelt over het feit, dat een man als dr. Kuyper in zijn ouderdom, we willen nog gelooven zonder booze bedoeling, wordt achteruitgeschoven, hoewel zyn oog niet

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 2