Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland, Onder Redaetie vanDs. L. B0ÜM1, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 6e Jaargang. Vrijdag 26 Juni 1908. No. 1. UIT HET WOORD, Met medewerking van onderscheidene Predikanten. 1B0MNEMENTSPBIJS Drukker-Uitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER ADVERTENTIE!) Organisme en geïnstitueerde Kerk. Zeeuwsen Kerkblad. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. DAVIDS VLUCHT. II. Heere, m\jn God, op n betrouw ik: verlos my van alle mijne vervolgers, en red mij, opdat hij mijne ziel niet roove als een leeuw, verscheurende, terwijl daar geen verlosser is. Sta op, Heere, in uwe toorn, verhef u om de verbolgenheden mijner be- nauwers en ontwaak tot my Gij hebt het gericht bevolen. Zoo zal de ver gadering der volkeren u omsingelen keer dan boven haar weder in de hoogte. Psalm YII 2, 3 en 7, 8. David lydt onder het onrecht, dat hem door Cusch, den zoon van Jeminé aangedaan is zyn hart is geschokt over zoo gruwelijke aan tijging; al wat in hem is komt er tegen op, dat velen van zyn eigen volk zoo over hem oordeelen. Is dat nu het loon voor zijne moedige daden, voor zijne vurige vaderlands liefde, voor den eerbied, welken hij altijd ge voed heeft jegens den van God gezalfden ko ning Hoe gaarne zou hij al zijne tegenstan ders uitdagen om zich te verantwoorde*? c?er de beschuldigingen, welke zjj hem naar het hoofd hebben geworpen, opdat h\j ze in al hare nietigheid ten toon kon stellen, maar daar is geen rechtbank op aarde, waarvoor hij zijne zaak bepleiten kan, geen rechter, die naar hem hooren wil. Wat een pijnlijke toestand zijne ziel zal, als zij geene lucht krijgt, er on der bezwijken. Maar, ofschoon er geen uitzicht bestaat, dat hij tot zijn recht komt, één weg is nog opeD, en dien zal hij bewandelen. Wij beluisteren hier de taal der oostersche verbeeldingskracht, maar geheiligd door het geloof. In het land der belofte bevinden zich vele hooge rotsen, waarin soms onderscheidenen spelonken zijn. Welnu, in zijn oog is God zulk eene rots, met vele holen. David verheft zich op de vleugelen des gebeds boven al zijne vijanden en vlucht tot deze Sterkte. Hij ver bergt zich als 't ware in God, en roept uit, gelijk er in 't oorspronkelijke staat: In Ube trouw ik. Hij begint zich veilig te gevoelen. Hier nederzittend kan geen pijl hem treffen, geen vijand hem deren. Steeds dringt hij die per door in het binnenste van deze Rots, en wie zal het wagen hem daaruit te halen. Na uitgesproken te hebben, wat zijne sterkte is, bidt hijverlos mij van alle mijne vervol gers en red mij. Het is hem, alsof hij de me nigte ziet, die hem zoekt, die al zijne gangen naspeurt, alles in 't werk stelt om hem in handen te krijgen. Nooit heeft een jager met zooveel ijver, met zooveel geduld en volharding het wild gezocht, als de tegenstanders David hebben vervolgd. Als het weerloos dier, door jagers vervolgd, tot eene spelonk de toevlucht neemt, en het hoort daar buiten het blaffen der honden, dan siddert het. Zoo gaat het David thans. Van alle kanten komen zij, die naar zyn leven staan, geen middel laten zij onbeproefd om hem op 't spoor te komen, rusten kunnen zy niet, vóór zij hem tenonder- gebracht hebben, en uit de vele gevaren, die hem omringen, roept hij om redding tot zijn God, opdat zij zijne ziel niet rooven als een leeuw, verscheurende, terwijl daar geen ver losser is. Menigmaal heeft hy zelf gezien, hoe het gaat, als een leeuw zyn prooi heeft besprongen, en voor zulk een vreeselyk tooneel huivert hy. Indien hy eens vallen mocht in de hand zijner haterszyn lot zou gelijk zyn aan het hert, dat in de macht van den koning des wouds is geraakt. Op verschooning heeft hy niet te hopen, want zy dorsten naar zyn bloed. Is het vreemd, dat zyn gebed wint in kracht, dat de MIDDELBURG. drang om den Heere te bewegen hem uit deze benauwdheid te bevrijden immer sterker wordt. Als hy schuldig was, als hy aanleiding gegeven had tot zulk een vervolgingswoede, als hy iets had gedaan, dat zulke maatregelen tegen hem kon rechtvaardigen, hy zou het gemakkelijker kunnen dragen, hy zou niet zoo durven bid den maar hy is zich bewust, dat hy noch aan den koning, noch aan iemand van zyn huis een steen in den weg gelegd heeft, en uit dien hoofde durft hy tegen den Alwetende zeggenHebben myne tegenstanders gelijk, ik heb my in uwe hand gesteld, lever my dan aan hen uit, opdat zy met my kunnen doen, al wat zy willen. Gij bemerkte, dit lied van David, dat hij den Heere gezongen heeft, gelijkt op een berg stroom, die wild en woest zich een baan breekt naar beneden. Het water schuimt en bruischt, er is een geduchte werking in. Zoo bewogen is ook des bidders hart. Het is in voortdurende beweging. Maar het is tevens duidelijk, dat het langzamerhand kalmer wordtnaarmate het zyne jammeren geopenbaard heeft voor 's Heeren oor, naar-die-mate keert de ruste weder. Er komt zelfs een oogenblik van plechtige stilte. De ziel ademt vrijer; de onstuimige wateren der angst hebben zich neergelegd. Hy heeft de zelfbeheersching weder geheel teruggekregen Het verbroken overwicht is hersteld. Wij aanschouwen hier de waarheid van het woordwentel uwen weg op My en Ik zal het maken. Wy denken licht, dat het zeggen wil, dat God het later in orde zal bren gen, maar het geeft meer te kennen. God be gint de vervulling van deze rijke toezegging te geven in hetzelfde oogenblik, als wy onzen weg op Hem beginnen te wentelen, want onze weg, die als een zware steen onze schouders neerbuigt gaat in het gebed van ons af op Hem over. Op welk eene wijze dit geschiedt kunnen wij niet verklaren, dat is voor ons ver borgen, maar dat het zoo is, weten wy by be vinding. Wy zochten, als David den Heere, wyl onze ziel zich neerboog onder de lasten, en het kan zelfs zijn, dat wy denken te be zwijken, maar wy drongen in het geloof door de wolken henen, wy openden onzen geprang- den boezem, en zie er daalde kalmte in ons hart, de vroegere veerkracht kwam terug, en wy begrepen zelf niet, welk eene verandering ten goede er gekomen was. Het gebed neemt hier echter geen einde. Na zulk eene pauze herleeft het met kracht. Sta op Heere in uwen toorn. Kunt ge het u stouter denken? Er kome een einde aan. Zit niet langer neder op uwen troon, o God, maar ver laat uwen zetel en doe u gelden. Ziet ge niet, hoe de verbolgenheid mjjner benauwers van uur tot uur hooger rijst, evenals de wateren van een rivier, die buiten hunne oevers treden, en weldra, over dyken en dammen zich niet bekommerende, met geweldige kracht een gansch landschap verwoesten. Zou het in zulk een ure geoorloofd zyn aan hen, die bevolen hebben, dat men alles aanwenden moet om het land voor watersnood te bewaren, om rus tig bij den haard te blijven zitten, zonder eene hand uit te strekken En moogt Gy dan, die wilt, dat het recht gehandhaafd wordt, aan schouwen, dat de vervolgers van uwen knecht uitvoeren, wat zy willen, zonder u zelf tegen hen te verzetten Neen, dit is niet bestaanbaar met uwe eeredit moogt gij niet toestaan het is tyd, dat Gy U zelf openbaart in Uwen toorn, opdat het blyke, dat Gy leeft, en nog altoos den goddeloozen aan banden legt. Nu heeft het den schijn, alsof Gij werkeloos zyt, en Gy zyt toch nimmer een ledig aan schouwer. Laat er dan een einde komen aan dezen onhoudbaren toestand, en daag de schul digen voor uwen Richterstoel. Wat zal dit eene van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. verandering geven. De volkeren zullen zich rondom u stellen zy zullen met heilig ontzag tot U opzien met eerbiedigen schroom zullen zy wachten op de uitspraak uwer lippen, en zy zullen zich verwonderen over uwe gerechtig heid. Aangrijpende schildering voorwaar, vol waardigheid en majesteit. Welke grootsche gedachten wekt zy op. In 't midden de Rechter des hemels en der aarde, gekomen om uitspraak te doen over het geding, dat aanhangig is tu8schen Zyn gezalfden en diens belagers, om Hem heen al de volken geschaard in eerbie dige afwachting. Het wordt om de breede schare al stiller en stillerniemand verroert zich met ingehouden adem luistert ieder. De Heere spreekt. Het pleidooi is beslist. De Rechter verheft zich en keert terug naar Zyn Troon boven de sterren, terwyl allen Hem nastaren, en door het schitteren van zyne onkreukbare rechtvaardigheid als aan den grond genageld staan. Zalig zyn zy, die als David zoo vluchten tot den Heere hunnen God, want in deze vlucht komt het meest ontroerde hart tot de ware rust. Bouma. VARIA, Men kan tot de kerk als organisme, m. a. w. tot het geheel, tot het lichaam van Christus behooren, voor zoover het in den hemel en hier op aarde i3, zonder daarom nog te behooren tot eene plaatselijkegeïnstitueerde kerk. Immers het kan wezen, dat wy door Geest en Woord zyn toegevoegd aan het lichaam van Christus, maar nog niet tot de keunis en het besef zyn gekomen dat de Heere eene gemeente, een kudde op de aarde heeft, waarmee wy één zyn en leven en waarbij wy ons voegen moeten. Maar wy kunnen uit het rechte beginsel en met een oprecht hart ons niet voegen en be hooren by eene geinstitueerde, plaatselijke kerk zonder bij het organisme in zyn geheel te be hooren. Dat de lidmaten van Christus kerk terzelfder plaatse woonachtig als broeders en zusters kerkelijk samenleven en samenwonen, dat ze zich als zichtbare kerk institueeren, dus de ambten instellen en onder het door den Heere aan de ambtsdragers gegeven gezag zich stellen, is naar Gods wil en woord. Men brengt door dat een en ander te doen de kerk van God tot meerdere en hoogere openbaring en plaatst daardoor het licht op den kandelaar, men wordt er in den regel door Gods genade, door ten zegen voor de plaats zyner inwoning ouders en kinderen komen er door onder opzicht en zoo noodigonder de tucht der ambtsdragers. Ja, de kinderen zoowel als de ouders. Als de reeds opgegroeide kinderen zich publiek misgaan, moeten zij niet alleen door de ouders, maar ook door de ambtsdragers behandeld worden zy behooren dan door de ouders en als incomplete lidmaten door de ambtsdragers onder behandeling genomen te worden terwyl de ouders daarenboven behandeld moeten wor den, als zy voor hunne kinderen geen zorg dragen. Geschiedt dat nietdan gaat de staat, de wereldlijke macht, vooral tegenwoordig, de kerk te dezen opzichte te boven. Deze macht, de overheid, toch ontneemt dan niet slechts den ouders maar ook der kerk het gezag, dat zy van Godswege over de kinderen hadden, dik wijls uit godsdienstig oogpunt tot groot nadeel der kinderen. Met de al lang beklagenswaar dige kinderen die pas van hier naar elders zyn gedaan en gegaan is dat, helaas, reeds het geval. Het spreekt vanzelf, dat de Kerk met geene dwingende macht, kan, mag én wil optreden. De straffen, die de kerk toepast, zyn van een anderen, van een geestelijken aard. Doch ook de kinderen moeten naar hunne vatbaarheid en ouderdom, indien noodig, behandeld wor den gewis, ook de kinderen, zoo ze er al vat baar voor zyn. Maar ook daarom moeten zij, niet alleen met het oog op opzicht en onder wijs, zoo ze metterwoon elders heengaan, een attest als dooplid meekrijgen naar de kerken te dier plaatse, zoo deze met ons in Kerkver band staan en leven. Zulk een attest behoort gevraagd en ook gegeven en aangenomen te worden. Want al is het waar, dat de kinderen niet Roomsch, niet Luthersch, niet Gereformeerd ge doopt worden, maar dat het verbond en deszelfs beloften hun worden beteekend en verzegeld, desniettemin zyn ouders en kinderen aan den God des Verbonds verschuldigd, onder het ge zag zich te stellen, dat Hy heeft verordend, dat naar zyn Woord zich openbaart, leeft en handelt. En dat doen immers, naar wy ge- looven, niet de Roomsche en de Luthersche, maar wel de Gereformeerde Kerken. Daarom moeten ook zy, waar zy ook wonen, zich bij deze kerk voegen en aan het haar gegeven gezag zich onderwerpen. Tal van kerkelijke Bladen hebben thans hier over geschreven en allen in dien geest, ook de hooggeachte Redacteur van de Bazuin deed het de verledene week met een enkel woord. Zy keurden namelijk gemeenschappelijk het besluit van Middelburg (C.) af. Gewis terecht. Want ik herhaal, dat broeder W. zich vergist, ais ZEerw. bij vernieuwing zegt, dat de Groninger Synode 1.1. in betrekking tot de kinderen (de incomplete leden), op advies van Rutgers en Bavinck, heeft besloten, geen doopattesten meer aan te nemen of af te geven. Want op de Synode te Groningen ging het bij die gelegen heid niet over de door ons bedoelde incomplete ledenmaar over hen, die reeds oud genoeg waren om belijdenis te doen en het al maar uit stelden en niet deden, en toch meer rechten en meer positie wilden hebben, dan aan doopleden toekomen. Dat nu adviseerden deze professoren en besloot de Synode aan hen niet te geven. Zeer terecht. Maar dit heeft met de huidige quaestie van de doopleden niets uit te staan. Maar met het oog op hen, over wie het verschil alleenlijk loopt, wordt geen hoogere positie of meerder recht gevraagd, dan waarop ze als doopleden recht hebben, van en bij de geinstitueerde Kerken, krachtens het vrijwillig aangegaan kerk verband door de Gereformeerde Kerkenwaarop zy recht hebben, als zy metterwoon elders henengaan. Zy zyn, ook naar de catechismus zegt, als kinderen der geloovigen, in het verbond van God en in zyDe gemeente begrepen en daarom staan ze ook in betrekking tot de geinstitu eerde, plaatselijke, Gereformeerde Kerken Gods. Deze toch zyn openbaar geworden als Kerken, die naar de ordeningen des Heeren leven, door zich bij elkaar te voegen, de ambten in te stellen en die met en ook voor hunne kinderen te erkennen daarom ook voor hunne kinderen attesten vragen en afgeven aan de Kerken, waar mee ze in Kerkverband leven, opdat die kin deren leden der kerk blijven en in de voor rechten deelen op de plaats waar zy eventueel komen en verblijven. Dit mag en moet by hun vertrek wel tot de eerste zorgen van de ouders en ook van de opzieners behooren. Immers het geldt hun hoogste belangen en voorrechten. In de eerste plaats moet het geschieden om 's Heeren wil, wyl zy in Gods verbond en zyne Gemeente begrepen zijn en omdat het kerkverband, dat er ten dezen is, door het bestel Gods, het mogelijk maakt en het eischt. Zouden wy nu in dezen tyd, in „de eeuw van het kind' hierin verzuim plegen Immers neen. Overeenkomstig de theorie is toch weldra ook de praktijk. Dat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 1