JAN DE SCHOENMAKER, .Proeven van Belijdenisvragen. FEUILLETON. Onderzoekt KJ zeiven nanw. KERK, BELIJDENIS, ZENPÏÏfi" DE TENTZENDING. onder lijden en druk, een heldengeslacht. Als Salomo optreedt, dan is de rust gekomen, en met de rust de weelde. En bij dat jonge geslacht valt de heldenmoed van Davids scharen niet meer zoo te ontdekken. Er is daling. B\j het derde geslacht eindelijk, onder Rehabeam, is die daling reeds tot ontaarding geworden. Zoo ging het precies, toen de kerk van Chris tus de wereld inging, zooging het ook in onze eigen historie. Eerst het heldengeslacht der jonge geuzen toen rust en vrede, maar ook de verslapping en eindelijk in de achttiende eeuw de ontaar ding. Wat heeft dit nu te maken met ons? Veel, zegt de spreker. Ik, zoo vervolgde spreker, ben toch reeds bezig met het derde geslacht. Toen ik op 40-jarigen leeftijd begon, wat woeling in de wateren te brengen, toen was er het geslacht van de voortrekkers, Groen, Mackay. Mijn tijdgenooten zijn het tweede geslacht. En in de Jongelings-vereenigingen zie ik reeds het derde geslacht opgroeien. En nu vraag ik, is er nu ook iets van het verschijnsel, waarop ik wees, onder ons te be speuren Het eerste geslacht streed een zwaren strijd. En ook in den levenstoon hoorde men van die bange worsteling. In dien kring heerschte hooge ernst. In het tweede geslacht werkte dat krachtig na maar men kwam langzamerhand uit de benauwing. Nu hebben we het derde geslacht. Is er nu geen verachtering te bespeuren? Men zie nu wel toe billijk te blijven, 't Blijft waar in den toon der oude heeren hoorde men iets, dat herinnert aan den toon die in de zie kenkamer wordt vernomen. Zoodra de genezing gekomen is, heeft, met de blijheid van gelukkig leven, die toon der ziekenkamer uit. Zoo gaat het ook met ons leven. Geen won der, dat, nu de ruimte kwam, de toon onder ons anders is geworden. Maar vergeten we het niet, dat, wat de zaak zelve betreft, er geen verandering mag komen. En dan is er wel iets, dat van teruggang spreekt. Als men met de ouden maar een kwartier samen was. dan spraken zij reeds over de hei lige dingen. Is dat in onze gesprekken ook zoo Ja, men wil er nog wel van hooren, maar het is in vele gesprekken niet de hoofdzaak. Laat ons wakende zijn, opdat we van ver flauwing niet tot ontzieling, en van ontzieling tot ontaarding dalen Er is in deze dagen gesproken van een jolig Christendom. Vrienden, als dat zoo wordt, dan is 'tuit. 't Begrip jolig en 't begrip Christendom saam te voegen is een contradictio in terminis". Schoon en waar. Littooij. Tot verrijking van de kennis onzer lezers nemen we het volgende over uit het Friesche Kerkblad. L. Voor de openlijke toelating tot het Heilig 25) OF HOOFDSTUK VII. Jan Barsink's laatste levensjaren. Daarenboven gaf hij zich zoozeer aan de zonde der geldgierigheid over, dat elke be schrijving daaromtrent nog niet ten halve zou aantoonen hoezeer hij in de strikken des Sa tans en der zonde gevangen gehouden werd. Tot tweemaal toe poogde hij een einde aan zijn leven te maken, door zich te willen ver drinken, doch telkens werden die pogingen verijdeld. Doch tengevolge van dit een en an der kon en wilde ook de oudste der beide weezen niet meer langer bij hem blijven, en in overleg met de voogden werd voor haar een andere plaats gezocht. Zoo leefde Barsink nog ruim vier jaren. Toen werd hij ziek. Ds. Stilma bezocht hem ook ge durende zfln ziekte, doch werd telkens met de meeste onverschilligheid ontvangen. Bij zijn laatste bezoek zag hij ook wel dat het niet lang meer met hem zou duren. Hij sprak ernstig met hem over de eeuwigheid en vroeg hem nogmaals of hij geen behoefte gevoelde zijne zonden voor God te belijdendoch Barsink keerde zich om en bleef het antwoord schuldig. De leeraar vroeg toen.Willen we nog samen bidden, Barsink En meenende dat Barsink antwoordde.Daar heb ik behoefte aan", bad hij voor hem. Later bleek echter dat hij ver- Avondmaal achtte reeds Calvijn een voorge schreven formulier wensehelijk. Hij heeft er dan ook zelf een opgesteld. Ten onzent echter bediende men zich meestal van de vragen uit het Kort Begrip of van het bekende formulier, dat in Voetius' dagen in de kerk van Utrecht gebruikelijk was. Ook in de Nederlandsch Hervormde Kerk deed men dat, tot op het jaar 1862, toen er nieuwe vra gen werden voorgeschreven, waarvan vooral de laatste bekend is geworden .Belooft gij tot den bloei van het Godsrijk .in het algemeen en van de Nederlandsche .Hervormde Kerk in het bijzonder, met opvol- .ging van hare verordeningen, naar uw ver- mogen volijverig mede te werken?" Sedert 1880 mogen er echter in de Neder landsch Hervormde Kerk ook andere vragen worden gesteld, indien slechts .geest en hoofd zaak" der Belijdenis daarin zfln vervat. En wat men zooal onder .geest en hoofdzaak" ver staat bewijst de volgende proeve van belijde nisvragen, die een modern predikant in de Hervormde Kerk zfln leerlingen in de .beves tigingsbeurt" voorlegde 1. Zweert gfl aan uw geweten trouw 2. Belooft gij goed te zfln 8. Belooft gij als reinen te leven In onze Gereformeerde Kerken voelde men sinds eenige jaren ook behoefte aan andere belijdenisvragen dan die uit het Kort Begrip of van Voetius. Zoo publiceerde dr. H. H. Kuyper indertijd in de Friesche Kerkbode de volgende vragen, door den Kerkeraad te Leeuwarden vastgesteld le. Verklaart gjj dat gij de leer onzer Kerk, die gjj geleerd, gehoord en beleden hebt, houdt voor de ware en zaligmakende leer, overeen komende met de H. Schrift, en belocft gjj door Gods genade in de belijdenis van die leer stand vastig te willen blijven in leven en in sterven 2e. Belooft gij, dat gjj volgens deze leer de wereld zult verzaken en uw leven altijd (door Gods genade) godzalig en onstraffeljjk zult aanstellen 3e. Belooft gij, dat gjj u wilt onderwerpen aan de vermaning, bestraffing en kerkelijke tucht, bij aldien het kwam te gebeuren (het welk God genadiglijk verhoede) dat gij in leer of in leven u kwaamt te misgaan Ds. Sikkel stelde later in Hollandia deze vragen voor le. Gelooft en belfldt gjj de waarheid, die God geopenbaard heeft in de Heilige Schrift des Ouden- en Nieuwen Testaments, en die in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt? 2e. Bekent gjj, dat gjj uzelf van wege uw zonden mishaagt en u met schuldbelijdenis voor God verootmoedigt? Gelooft gjj de vergeving der zonden door het bloed vau Jezus Christus, Gods Zoon, uw Heere en Zaligmaker, en geeft gij u in leven en sterven aan Hem als zijn eigendom over? 3e. Vereenigt gij u ook als geloovigen met de Gemeente des Heeren, om toe te gaan tot het heilig avondmaal en de gemeenschap der heiligen naar Gods Woord te onderhouden Hebt gjj u ook ernstig voorgenomen, door Gods genade bjj de zuivere leer te blijven, de keerd verstaan had, en gezegd had.Dat be hoeft niet, man". Zoo althans had hij aan zfln buurman gezegd. Meestal was hfl geheel alleen. De zuster van zijn overledene vrouw kwam zoo nu en dan uit medelijden met hem eens bjj hem, om hem te helpen, en zjjne huishouding wat in orde te brengen, doch ook dit vertrouwde hjj niet? uit vrees, dat zfl iets te weten zou komen van zjjne bezittingen en vooral uit vrees dat zfl er zich iets van toeëigenen zou. Jan's ziekte werd intussehen erger en uit alles werd duidelijk, dat de dood niet meer verre was. En toen hfl dit ook gevoelde, zeide hjj nadrukkelijk, dat ds. Stilma niet bjj zjjne begrafenis mocht zjjn, en ook geen der andere Kerkeraadsleden mocht uitgenoodigd worden. Zoover kwam het zelfs met hem, dat hjj in den nacht vóór zijn sterven, zjjn schoonzuster, die met haar man bjj hem waakte, aan zfln bed riep, en haar verzocht, dat zfl hem den hals zou afsnflden. Deze meende dat hjj krank zinnig was geworden, en toen hfl dit scheen te bemerken, zeide hfl,Ge moet niet denken dat ik krankzinnig ben. Ik weet wel wat ik doe." Zfl onderhield hem ernstig en zeide dat hfl zich moest voorbereiden voor den dood, doch hfl antwoordde.Zwflg mfl van die vrome praatjes. Geef mfl maar een mes, dan zal ik zelf doen wat gjj niet doen wilt." Doch ook aan dit verzoek wilde zfl natuurlflk evenmin gehoor geven. Eu toen eenige uren later zfln buurman eens naar hem kwam zien, zeide hfl tot dezen .Buur man je kunt zoo goed schieten. Haal je ge weer even en schiet me maar dood." Het spreekt wereld te verzaken, een christelijk leven te leiden naar al de geboden des Heeren, en u te onderwerpen aan de christelijke tucht? En nu onlangs drukte ds. Fernhout in de Utrechtsche Kerkbode namens den Kerkeraad van Utrecht de volgende vragen af le. Of gfl van harte gelooft en dies oprech- telflk belfldt, dat de leer, die in 't Oude en Nieuwe Testament vervat is, en in de artikelen des christelijke Kerk alhier geleerd wordt, de waarachtige en volkomene leer der zaligheid is, en mitsdien alle leer verwerpt, die daartegen strfldt 2e. Of gfl een ernstig voornemen hebt om, door Gods genade, in de belijdenis dezer leer tot den einde toe te volharden 3e. Of gfl van harte begeert en u voorgeno men hebt om, naar den eisch dezer belijdenis en naar de verplichting door uwen Doop u opgelegd, den eenigen waarachtigen God: Va der, Zoon en Heiligen Geest, aan te hangen, te betrouwen en lief te hebben van ganscher harte, van ganscher ziele, van ganscher gemoede en met alle krachten, de wereld te verlaten, uwe oude natuur te dooden, en in een nieuw godzalig leven te wandelen. 4e. Of gfl belooft, in de gemeenschap der christelijke Kerk, inzonderheid door een getrouw gebruik der genademiddelen de bediening des Woords en der Sacramenten, te zullen volhar den, en zoo gfl wat de Heere verhoede u ooit in leer of leven kwaamt te misgaan, u te zullen onderwerpen aan de kerkelflke tucht Deze onderscheidene proeven van belijdenis vragen, die met nog andere zouden kunnen vermeerderd worden, hebben reeds aanleiding gegeven tot het uitspreken van het verlangen naar een algemeen formulier voor de openlflke toelating tot het Heilig Avondmaal. Rullmann." I. Veertien dagen lang heeft de tent op het Molenwater gestaan, waarin eiken dag bijeen komsten gehouden zfln. Zfl die haar op Neder- landschen bodem overgeplant hebben, gaan uit van de gedachte, dat er overal en inzonderheid in de groote plaatsen velen zfln, die nooit of bflna nooit hun voet over den drempel van een kerk zetten, en die nimmer de prediking van het Evangelie hooren. Die gedachte nu is zeer juist. Er zfln er helaas in onze dagen ouden en jongen, die inderdaad met elke kerk gebro ken hebben. Het kan wel zfln, dat hun namen nog op een lidmatenboek staan, maar dit is ook alles. Zfl bekommeren zich gelflk men wel eens zegt om kerk of kluis. Hiervoor zfln ver schillende oorzaken, maar in den grond der zaak is het meestal, dat zfl niets meer voelen voor de religie. Wfl drukken het zoo uit, omdat er onder hen velen zfln, van wie men niet be paald zeggen kan, dat zfl vflandig zfln, tenminste niet in hun uitingen, maar onverschillig. De kerk moge vroeger goed geweest zfln en in dienst van de beschaving, doch in dezen tfld is zfl overbodig geworden. Zfl dient nergens echter wel vanzelf, dat ook deze daarvoor niet was te vinden. En weinige oogenblikken daarna was Jan Barsink een lflk. Volgens getuigenis van den docter was Jan 's ziekte een gevolg van velerlei ontberingen en van het gebruik van bedorven spflzen. En dit wederom was gevolg van zflne gierigheid. Toen hfl dood was, vond men bfl hem ongeveer zevenhonderd guldens alleen aan rijksdaalders, benevens nog eenig ander geld. En dit alles behalve het geld dat hfl op interest uitstaande had. En wanneer ooit van een .ezelsbegrafenis" kan gesproken worden, dan kan dit in vollen nadruk gezegd worden van de begrafenis van Jan Barsink. Bfl alle begrafenissen te Laaghuizen is bflna alles wat maar eenigzins familie is, tegenwoor dig, en volgt gewoonlflk een groote schare van bloedverwanten, waaronder ook vrouwen en kinderen, het lflk naar het kerkhof, terwfll ook zelfs vele vrienden tegenwoordig zfln om den gestorvene „de laatste eer" te bewflzen. Bfl Jan 's begrafenis waren slechts vier, die zfln lflk volgden. Bfl zfln graf werd geen enkel woord gesproken, dan alleen de spottende uitdrukking van een der bloedverwanten.Daar ligt de groote vrek 1 En zflne bezittingen Ze kwamen in han den van twee neven en een nicht van Jan, die binnen weinige maanden alles hadden verbrast. Indien Jan eenige jaren tevoren gestorven ware, zou hfl zeer waarschflnlflk met eere alsof hfl den dominé van Laaghuizen ware geweest, begraven zfln geworden. Men zou dan bfl zfln meer toe. In allerlei vereenigingen kan men veel meer genieten, en de vele boeken, tijd schriften en bladen bieden genoegzaam voedsel voor den geest. De kerk is een verouderde in stelling. Het baat ook niet, wanneer de kerk zelve zich schikt naar hun voorstellingen, en den ouden Bflbel sluit om voortaan onderwer pen ter sprake te brengen, die zoo goed als geheel de religie er buiten houden, want ook derwaarts wenden zfl hunne schreden niet. Zfl zfln nu eenmaal de kerk ontgroeid en wie denkt er op volwassen leeftfld aan om een kleed uit zfln kinderjaren pasklaar te maken, wel wetende, dat het mislukken zal. De mannen der Tentzending hebben echter met dezen toestand geen vrede en achten zich verplicht om hen weer tot de kerk te brengen. Zfl vinden het onverantwoordelijk, dat de be lijders van het Evangelie deze lieden ongemoeid laten. Er moet iets gedaan worden om hen weer in aanraking te brengen met de waarheid der H. Schrift, en als zfl dan niet naar de kerk willen om de prediking te hooren, dan zullen zfl gelokt worden naar de tent, die komt en gaat. Zulk een tent is ongewoon en dit zal allicht bfldragen om menigeen te bewegen eens te gaan onderzoeken, wat dit voor een nieu wigheid is. Zoo'n tent heeft bovendien nog geen historie, die er een bepaalde kleur aan geeft. Niemand kan er nog smalend van spreken. Het gaan er heen wekt ook geen vermoedens, die later hinderlflk kunnen zfln. En wat nog meer zegt, het Evangelie kan er in losseren vorm verkondigd worden. De spreker is er vrfler. Hfl kan zich duidelflker uitdrukken, zich gemakkelijker in contact stellen met zfln ge hoor. De menschen zfln er ook aan niets ge bonden. Zfl kunnen er uit en er in gaan. Van het stflve, dat er in een kerk is, hebben zfl geen last. Tegen deze voorstelling zal niemand eenig bezwaar hebben, want het is waar, dat een christen zfln licht moet laten schflnen voor de menschen en met zfln gaven woekeren. Hfl mag niet onaandoenlijk zfln, als hfl ziet, dat er groote scharen zfln, die aan de kerk en aan het Evangelie afgestorven zfln. Het is zfln roeping om wat hfl zelf ontving uit te dragen tot de wereld om het haar te zeggen, dat zfl op haar eigen weg geen geluk maar onheil zal vinden. En dit is niet licht. Wfl staan zoover van elkander af. Zfl van ons, want in hun hooghartigheid zien zfl minachtend op ons neer in de meening, dat wfl nog zoo achterlflkzfln en niets vatten van den wonderlijken vooruit gang, welke er in 't menschelflk leven plaats gevonden heeft. Het is hun onmogelflk te be grijpen, dat wfl aldoor blflven vasthouden aan het woord van de Apostelen en de Profeten, dat toch geen oplossing van de vragen onzes tflds brengen kan. Hoe zfl zich ook inspan nen, gelukken doet het hun niet om in onze belfldenis in te komen, omdat zfl van de ver onderstelling uitgaan, het christendom is een stelsel, een beschouwiug, een idee, maar geen werkelijkheid. Zoodra wfl dus bfl hen aanklop pen, zullen zfl ons wellicht, omdat zfl ons niet voor 't hoofd willen stooten, aanhooren, maar heimelflk met de gedachtespaar uwe moeite, uw flver kunnen we waardeeren, het is even graf hem wellicht tot een voorbeeld voor an deren hebben gesteld en zeker zou dan in de kerkelflke bladen eene mooie advertentie te lezen zfln geweest. Doch nu van dit alles niets. Het kan somwfllen ver gaan met den menseh doch ongelukkiger leven en sterven als van Jan Barsink is ons niet bekend. Daarom, lezers en lezeressen bedriegt U zei ven nietmaar ziet toe voor U zeiven of gfl in het geloof zflt, of Christus in U is, tenzfl dat gfl eenigszins verwerpelijk zflt. En de gemeente te Laaghuizen Het is opmerkelijk, overal waar Ds. Stilma na dien tfld kwam, vernam hfl „Nooit hebben we Barsink ons volle vertrouwen kunnen schen ken, maar dat het zóó met hem gaan zou, had den we toch evenmin ooit kunnen denken". In hem werden ten volle bewaarheid de woorden der Heilige Schrift„Hoogmoed komt voor den val"en„Die rflk willen worden vallen in verzoeking en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke beheerlflkheden, welke de menschen doen verzinken in verderf en on dergang. Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende, zfln afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken." Ter waarschuwing voor een ieder, schreven we de geschiedenis van „Jan de Schoenmaker", en met ernst roepen we allen lezers toe„Be driegt Uzelven niet.' PEKAH. EINDE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 2