Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanOs. L. B0ÜM1, Ds. H. V. LAMJLN en Ds. 1. LITTOOIJ.
5e Jaargang.
Vrijdag 19 Juni 1908.
No. 52.
UIT HET WOORD,
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az.
«Filippus" Scheurkalender
Zeeuwse
ÏBOOEMEHTSPRIJS
per half jaar franco per post .70 cent.
Enkele nummers3 cent.
Drukker-Uitgever
MIDDELBURG.
PRIJS DER iDVERTENTIEN
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere
regel 10 cent meer.
DAVID, VALSCB BESCHULDIGD.
I.
Heere, mijn Godindien ik dat ge
daan heb, indien er onrecht in mijne
handen is; indien ik kwaad vergolden
heb dien, die vrede met mij had; (ja
ik heb dien gered, die mij zonder oor
zaak -benauwde;) zoo vervolge de
vyand mijne ziel, en achterhale ze, en
vertrede mijn leven ter aarde, en doe
mijne eer in het stof wonen.
Psalm YII 46.
David heeft dit lied den Heere gezongen
over de woorden van Cusch, den Benjaminiet.
Nu zouden wij natuurlijk gaarne willen weten,
wie deze Cusch is geweest Maar dit gaat niet
zoo gemakkelijk, wijl de geschiedenis niets
van hem meldt. Uit wat wjj van hem in dezen
psalm vernemen, kunnen wij opmaken, dat
hij behoord heeft tot die lieden welke David
belasterd hebben bij Saul. Wij doen hem dus
geen onrecht, indien wij hem op eene ljjn
plaatsen met Doeg, den Edomiet. Hij heeft
alles aangewend, om David bij den eersten
koning van Israël in een hatelijk daglicht te
stellen, en dezen nog meer in toorn te doen
ontvlammen tegen zjjn schoonzoon. Of hij
daarbij 1°°& waarheid sprak, was hem geheel
hetzelfde, indien hij zijn doel maar bereikte.
Het was een man met een valsch hart, en
mitsdien een zeer gevaarlijk vijand. Wjj kunnen
niet zeggen, van welke woorden hij zich be
diend heeft, maar uit de verzen 4—6 is dui
delijk, dat hij David van trouweloosheid heeft
beschuldigd, en wanneer wij ons in den geest
verplaatsen naar den tijd, waarin dit geschied
is, kunnen wij ons eene voorstelling vormen
van de ongelegenheid, waarin dit David bracht.
Tusschen hem en Saul was eene klove ontstaan,
die al wijder en wijder geworden was. De
laatste haatte den eerste met zijn gansche hart,
en besloot hem te dooden. Doch tot dusver
was het niet gelukt. David, tijdig gewaarschuwd,
verlaat het hof en vlucht naar de woestijn.
Hier weet hij zich te verbergen, en telkens
zich aan het dreigend gevaar te onttrekken.
Wel scheen het soms, dat hij in de hand zijner
vervolgers vallen zou, doch als de nood op
het hoogst was was de redding nabij. Dit ver
bitterde zijne tegenstanders nog meer, en zjj
wendden alles aan om hem in de engte te
brengen. Nu in deze tijd kwamen er oogen-
blikken, waarin de ijver van Saul om David
na te jagen een weinig bekoelde, maar dan
waren mannen als Cusch er bfl om het vuur
aan te blazen door te zeggen wat zouden wij
dien David met rust laten, die zich niet ontzien
heeft tegen zijn wettigen vorst zijne hand te
verheffen, en het er op toelegt om zijn troon
aan het wankelen te brengen. Het zou reeds
eene vreeseljjke misdaad zijn, indien hij open
lijk dezen strijd aangebonden had, maar het
is door alles heen, waar hij onder den schijn
van vriendschap zoo iets bestaan durft. Gij
begrijpt, welke uitwerking zulke woorden moes
ten hebben op een karakter, als dat van Saul,
en opnieuw zwoer deze niet te zullen rusten
vóór hij David uit den weg geruimd had.
Wat kon David daartegen doen? Zich ver
dedigen daarvan kon geen sprake zijn, wijl
elke gelegenheid hem ontbrak. Nochtans het
brandde hem in zijn binnenste, en zijn hart
moet lucht krijgen. In dien uitersten nood heft
hij het oog naar boven, zoekt den Rechterstoel
des Heeren, en stort daar zijne aanklacht uit.
O Heere, mijn God, indien ik dat gedaan heb,
waarvan zij mij beschuldigen indien er onrecht
in mijne handen is, waarbij h\j als 't ware zijne
handen openhoudt voor het alziend oog des
Heerenindien ik kwaad vergolden heb dien,
die vrede met mij hadzoo vervolge de vijand
mijne ziel, zoo zij mij geen uur rust meer ge
gund, ja, hij achterhale haar, zoodat ik geheel
in zijne hand kome. Hij vertrede mijn leven
zelfs ter aarde, zooals men op een verachtelijke
zaak zijne voeten zet om de minachting te
kennen te geven, en hij doe mijne eere in het
stof wonen, opdat al wat er nog van glans aan
mij is, verdwijne. Wij zouden zeggen in dit
geval sterf ik den meest schandelijken dood
onder zijne handen en mijn naam worde prijs
gegeven aan de diepste verachting.
Aan de woorden bespeurt ge, welke stormen
Davids ziel hebben bewogen, welk een hevige
verontwaardiging de wateren van zijn hart in
beroering hebben gebracht. Yeel kan hjj dra
gen en verdragen, maar deze snoode aantijgin
gen niet. Alles wat in hem is, komt daartegen
in opstand, en is er geen rechter op aarde, die
naar hem luisteren wil, dan zal hij uitroepen
voor het oor zijns Gods, wat hem aangegrepen
heeft, wetende, dat Zijn Troon op recht en ge
rechtigheid rust.
Juist, omdat David in dit opzicht geheel on
schuldig is, durft hij zieh te beroepen op Hem,
die harten kent en nieren proeft. Van al wat
zfj hem ten laste leggen is niets aanhet is
niet in zijn hart opgekomen om Saul den voet
dwars te zetten, en daarom is het zulk een
grievend onrecht, dat zij hem aandoen. Nooit
heeft hij in 't geheim listen beraamd, nog veel
minder ten uitvoer gelegd, ten einde den ko
ning eenige schade te berokkenen. Integendeel.
Al wat hy was, heeft hij ten dienste van diens
rijk gesteld. Ja, nadat hij heeft moeten vluch
ten om zijns levens wil, en hij gejaagd is als
een veldhoen op de bergen, heeft hjj Sauls
leven gespaard, ofschoon hjj in de gelegenheid
is geweest om het weg te nemen. Het zij ver
van mij, mijne hand uit te strekken naar den
gezalfden des Heeren, dat is zjjn woord geweest
tegen allen, die hem aanspoorden den koning
te dooden.
Het is zoo bitter, als wij valsch beschuldigd
worden, inzonderheid, als wij ons tegen zulke
laaghartige aanvallen niet verdedigen, en den
snoodaard, die het doet, niet ontmaskeren kun
nen. Hoe ondragelijk is dit 1 Ons hart brandt
van verlangen om den belager van onze eere
openlijk ten toon te stellen, maar er bestaat
niet de minste kans om het gedaan te krijgen.
Aan velen onder Gods volk is dit kwaad toe
gebracht, al ervaart niet ieder het in die mate,
als David, de man naar Gods hart. Wanneer
wij ook dezen bitteren beker te drinken hebben,
behooren wij ook zoo te handelen. Laat elke
verdediging op aarde ons onmogelijk gemaakt
worden, de deur van het hoogste Gerechtshof
blijft open. Wat eene verruiming ondervindt
het hart, dat zich daarhenen wendt, en zich
beroept op Hem, die gewisselijk reeht doet. Wie
zijne zaak in Gods hand mag en durft te geven,
kan er gerust op rekenen, dat hem eenmaal
recht geschieden zal, en deze gedachte doet de
rust terugkeeren en het ontroerde hart bedaren.
Doch, indien dit zoo is en wie kan er
aan twijfelen dan mane het ook ons tot
voorzichtigheid om niemand lichtvaardig te be
schuldigen, ook niet in veel geringere zaken,
wat toch maar al te veel gebeurt want
wij zouden zoodoende maken, dat deze of gene
ons aanklaagde bij den Heere, zijn God. Cusch
heeft gemeend, dat hij straffeloos David kon
belasteren, zelfs in de verwachting wellicht ge
leefd, dat hij zich zelf en zijn huis bevoordeelde,
maar hoe geheel anders is het uitgekomen, en
welk eene pijnlijke ontnuchtering zal het voor
hem geweest zjjn, toen hij ter verantwoording
van zijne roekeloosheid geroepen werd. Velen
sehijnen te leven naar de spreukLaster maar
toe, er blijft altoos wel iets van hangen, doch
zij vergeten, dat er één is, die alle dingen ziet
en hoort. Kunnen wij in Davids lied de afkeer
beluisteren, welke hij voedde tegen dien Ben-
jameniet, hoe ver moet de afschuw wel gaan
bij Hem, die een licht is, terwijl er in 't geheel
geene duisternis in Hem is. Staat gij soms
schuldig aan deze zonde, maak het onrecht, voor
zoover dit mogelijk is, goed en doe belijdenis
voor den Heere en voor den belasterde, want
wie zijne zonde belijdt en laat, die zal barm
hartigheid geschieden.
Bouma.
VARIA,
De lijsten van inteekening op den Christe-
lijkeu Scheurkalender Filippus" met premie
voor 1909 zijn door den uitgever F. P. Dhuij
te Middelburg voor rekening van en namens
het Gereformeerd Traktaatgenootschap verzon
den. De premie is bewerkt door ds. J. v. An-
del te Gorichem, bevat de Handelingen der
Apostelen en zal ongeveer 400 pagina's groot
zijn, op best papier gedrukt. Ieder begrijpt, dat
deze premie kostbaar is. De voorzijde van den
Kalender is geschreven door den redacteur, ds.
A. Littooij en andere predikanten, de achter
zijde door onderwijzers en andere bevoegden.
Met de premie kost hij fl. De kalender alleen
slechts 40 cents.
Het 3child is fijn bewerkt en bevat de schoone
geschiedenis van Jozef. Daaruit vier tafereelen
Jozef verkocht; Jozef voor Farao. Jozef onder
koningJozef bjj Jacob zijn vader. Van de
Rijksdag te Worms en de Hervormers zijn er
verscheidene platen, maar deze treffende ge
schiedenis vond men zeldzaam afgebeeld. In
de Statenbijbels ziet men ze nog. Door boek
handelaars en solide colporteurs zijn inteeken-
lijsten te bevragen bij den heer F. P. Dhuyj.
Daar de Filippus'kalender jaar op jaar spoedig
uitverkocht is, hoewel de oplaag reeds ver
scheidene jaren, ook nu weer, met eenige dui
zenden exemplaren is vermeerderd, komen er
telkens tekort. Men wachte dus niet met in
teekening en bestelling. Doet men het intijds,
alleen dan staan wij in voor de levering. De
oplaag was verleden jaar 36000 en is nu 40000.
Een paar duizend kalenders worden gratis en
ter verspreiding van Gods waarheid jaarlijks
gegeven aan de soldaten, aan de maréchausseés
enz. Daar zorgt ons medebestuurslid ds. Krop-
veld te Rotterdam voor. Reeds verscheidene
malen gaf voor de gratis verspreiding de Ko
ningin-Moeder en daarna onze tegenwoordige
beminde Koningin f 25.
Zendt gij daarvoor ook wat aan ds. Kropveld,
bijv. f 1 of meer? Teekent in elk geval in op
den Kalender, dan maakt ge deze belangelooze
uitgave bij den voortgang mee productief voor
de Traktaatverspreiding in 't algemeen en zoo
werkt gij mee aan dat heerlijk doel, en door
inteekening ontvangt gij wat goeds voor iederen
dag van 'tjaar. Bestelt er eenige meer en geeft
die gij te veel hebt aan arme menschen, dan
evangeliseert ook gij.
Littooij.
Ds. Sikkel schreef over het besluit van den
Kerkeraad van de Kerk te Middelburg C, inzake
het niet aannemen en niet afgeven van doop-
attesten het volgende
„Dit gaat volgens ons te ver.
Wij zijn er volstrekt niet voor gedoopten
die op 18-jarigen leeftijd nog geen belijdenis
des geloofs hebben afgelegd, eene kerkelijke
positie te geven. Maar wat kan er tegen zijn
dat een kerkeraad, die een der doopleden zijner
gemeente ziet vertrekken, daarvan kennis geeft
aan den raad der kerk waar de vertrokkene
zich gaat vestigen Daarom is het volgens ons
niet goed geweest dat het voorstel-Gelderland,
er op aandringende dat aangaande vertrekkende
«doopleden" bericht gezonden worde aan den
betrokken kerkeraad, werd terug genomen. De
zorg van de kerk des Heeren behoort zich in
deze dagen vooral uit te strekken, tot het op
komend geslacht. Er zijn er die geen belijdenis
des geloofs willen doen, omdat de wereld en
de zonde hen meer aantrekt dan het Koninkrijk
Gods. Er zijn er die zich wel zouden willen
voegen bij de gemeente des Heeren om bij
brood en beker Zijn dood te gedenken, maar
die'het niet durven doen, omdat zij meenen
dat hetgeen daarvoor noodig is, hun ontbreekt.
Daar zijn er die hinken op twee gedachten en
nu eens^deze dan wederom die kant worden
getrokken, enz. Die allen hebben de zorg van
de opzieners der kerk zoo noodig.
Sedert de Synode te Groningen zijn er weer
eenige jaren verloopen die niet gunstig waren
voor de geestelijke ontwikkeling van ons op
komend geslacht. En als er verachtering komt,
gelijk tegenwoordig kennelijk het geval is, dan
moeten de ambtsdragers hunne pogingen om
te behouden wat versterven zou, verdubbelen.
Daarom zouden we in overweging geven om
niet als de kerkeraad der Geref. kerk van Mid
delburg (C) aan een kerkeraad die een doop-
attestatie zond, te kennen te geven, dat men
«eenig" opzicht over het aangeduide dooplid
zou houden, maar dat men «zooveel mogelijk"
zou waken over zijn geestelijke belangen".
Ook ds. Renkema vereenigt zich geheel hier
mee. ZEerw. zegt«Terecht schrijft ds. Sikkel
«De zorg van de kerk des Heeren behoort zich
in deze dagen vooral uit te strekken tot het
opkomend geslacht. Eq zoo is het."
Ja, zoo is hetl
Littooij.
Aan allen, die belangstellen in den Theol.
Schooldag, te houden te Kampen op 8 Juli a.s.,
deelen we gaarne mede
„a. dat op Dinsdag 7 Juli a.s. des avonds om
71/2 uur, in de Burgwalkerk, een bidstond zal
gehouden worden
b. dat na afloop van dezen bidstond aan alle
belangstellenden gelegenheid zal worden ge
geven om in de Aula der Theol. School elkaar
te ontmoeten en enkele oogenblikken gezellig
met elkander door te brengen
c. dat de Schooldag op den 8 Juli zal aan
vangen des morgens om 10 uur, in de Burg
walkerk en geleid zal worden door Prof. Dr. H.
Bouwman. Na een openingswoord van den
Rector Prof. L. Lindeboom, zal eene rede wor
den gehouden door Ds. C. Lindeboom, pred. te
Gorinchem, over het onderwerp «De Heils-
feiten". Na deze rede wordt gelegenheid gegeven
tot debat;
d. dat hierna pauze wordt gehouden tot des
namiddags 2 uur
e. dat op dit uur eene rede wordt gehouden
door Dr. G. Keizer, pred. te Tiel, over het
onderwerp Art. 171 der Grondwet, eveneens
met debat
dat des avonds om 6 uur een gemeen
schappelijke maaltjjd zal worden gehouden
g. dat des avonds om 8V2 uur in de Aula
der School een gezellig samenzijn zal plaats
vinden, vooralle belangstellenden toegankelijk".
De Heere zegene deze samenkomst.
Littooij.
Op den te Zutphen gehouden Bondsdag der
Jongelingsvereenigingen sprak ook Dr. A. Kuy-
per Sr. als volgt;
«Dr. Kuyper bepaalde zijn gehoor bij het
eigenaardige verschijnsel, dat telkens weer in
de historie valt waar te nemen. Hfl wees op de
geschiedenis eerst van Israël. In Davids dagen,