i Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. B0UM1, Ds. H. W. LAM AH en Ds. A. LITTOOIJ. 5e Jaargang. Vrijdag 5 Jnni 1908. No. 50. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drukker-Ditgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER ADVERTENTIES VARIA. „Bij vertrek van doopleden. rkblad per half jaar franco per post .70 cent. Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere regel 10 cent meer. DE PINKSTERDOOP. Maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden. Hand. 1 5. De uitstorting des Heiligen Geestes was eene Doopsbediening. Gel\jk elk kindeken, in de gemeente ge boren, den Doop ontvangt, zoo ook de ge meente in haar geheel. Zy werd gedoopt, toen ze was uitgetogen uit de moederschoot van Israels volksbestaan. Maar hetzij ge op de doopéling let of op den Dooper of ook op den Doop zelf, het was eene Doopsbediening in geheel eenigen zin. De doopéling was de bruid van Christus, ver tegenwoordigd door de kleine schare van hon- derd-en-twintig getrouwen. Geen doopéling zoo schoon. Voor het uiterlijke was het niet, wat de we reld eene schitterende vergadering zou'noemen. Galileesche visschers en minder geachte vrou wen zietdaar de kern van het eenvoudige kuddeken. En toch laat alle grooten en edelen en wijzen der wereld samenkomen, ze zullen niet zulk eene uitnemend schoone ver gadering uitmaken als toen in Jeruzalem bij eengezeten was. Met de Kerk is niets te ver gelijken. De Koningstelg, die Hfi zijn bruid wil [noemen, Is meest om haar inwendig schoon te [roemen. Geen doopéling zoo rijk. Er worden koningskinderen tot den doopvont gedragen, die erfgenaam zijn van geheele lan den. Maar die jonggeboren Kerk had de belofte van een veel uitnemender erfenis. Zij zal de geheele aarde beërven en ook den hemel met al de onnaspeurlijke schatten, daar weggelegd. „Alles is uwe", dus kon Paulus haar toeroepen. Hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, het zij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, ze zijn alle uwe. Doch gij zyt van Christus en Christus is Gods." Geen doopéling voor zulk een lang leven op aarde bestemd. Vele onzer doopelingen worden na enkele weken, maanden of jaren weggenomen. Israël, de keurling des Ouden Verbonds, doorleefde ettelijke eeuwen. Maar de Kerk van het Nieuwe Verbond zal blfiven tot aan het eind der eeu wen. Koningskronen vielen in het stof des doods* Staten en volken gingen te gronde. Machtige scheppingen van menschelijk vernuft werden doorknaagd door den tand des tfids. Maar de Kerk van Christus doorstond alle be- proevingsvuur. Wel kende ze tijden van inzin king, maar gelijk een arend vernieuwde ze altoos weer haar jeugd. Geen doopéling werd zulk een vruchtbare moeder. In menigte is de Kerk sedert haar Doop uitgebroken. Reeds op den Doopdag werden niet minder dan drieduizend zielen haar toe gevoegd. Ontelbaar is de schare, uit haar moe derschoot voortgekomen. Uit alle taal en volk wordt deze en die in Sion geboren. Zfi is de moeder der geloovigen. Geen doopéling tot zoo hooge taak geroepen. Aan haar zijn de woorden Gods toebetrouwd, ze is de pilaar en vastigheid der waarheid, de profetesse, die de deugden Gods heeft te ver kondigen. Voorts zijn haar de sleutelen van het hemelrijk gegeven. Buiten de Kerk is geene schuldvergeving noch zaligheid. De Heiland omhing haar met priesterlijke waardigheid. En ook is de Koninklijke glorie haar deel als het geestelijk Jeruzalem, de residentie van der ko ningen Koning, waarin en waardoor Hij zfin majesteit openbaart. Groot mag dan het voorrecht heeten, tot haar te behooren. Te deelen in haar schoon heid, rijkdom, leven en taak. Haar moeder te mogen noemen krachtens wedergeboorte. Maar heilig moet ook de plicht zijn, om deze moeder te eeren om Christus wil. „Wel moeten zij varen, die u beminnen." Maar letten we ook op den grooten Dooper bij deze plechtigheid. Johannes sprak er reeds van„Ik heb ulieden wel gedoopt met water, maar Hij zal u met den Heiligen Geest doopen." Hier dus geen dienaar, maar de Zender zelf. Als met eigen hand dient Jezus van uit den hemel den doop toe. Het werk was al te groot, dan dat een nietig schepsel daarbij den dienst had kunnen verrichten. Voor dezen Doop des Geestes was almacht noodig. Wie den Geest Gods zal uitgieten, moet alle macht hebben in hemel en op aarde. Welnu, die macht is Christus gegeven. Hij is gezeten ter rechterhand Gods. Het Pinksterwonder volgt op de Hemelvaart. De Kerk tot profetesse der waarheid zalven, kon Hij alleen, die onze hoogste Profeet en Leeraar heet. Zonder den Geest der waarheid was de Gemeente niet bij machte geweest, hare hooge taak uit te voeren. En het geheim van hare profetische gave ligt dan ook in de ver vulling van Jezus' belofte „De Geest der Waar heid zal u in al de waarheid leiden want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zoo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. Die zal mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mjjne nemen en zal het u verkondigen". (Jo hannes 14 2526. De priesterlijke wijding en heiliging kon alleen geschieden door den eenigen Eoogepriester, die den Geest ontvangen had niet met mate. Was H[j als het Hoofd zijner christelijke Kerk gezalfd met den vollen stroom des Geestes, Hij deed van dien stroom uitgieten in het lichaam op aarde. En zoo was het ook het eigen werk van onzen eeuwigen Koningom Zijne Kerk in het Konink lijk ambt te zetten en een sprank van Zijne majesteit op haar over te dragen. Het was dan ook een geheel eenige Doop die hier werd bediend. De dienaar doopt met water, maar Christus doopte zijne Kerk met den Heiligen Geest. Gevoelt gij het onderscheid en het verband tu8scben den veelvoudig herhaalden waterdoop en dien eenigen Geestesdoop Het water in onzen doop is niet meer dan teeken en zegel, maar de Heilige Geest, die op den Pinksterdag werd uitgestort, is de betee- kende zaak zelf. Het water in onzen doop wordt aan het enkel© lidmaat der gemeente toegediend, maar de Heilige Geest is uitgestort in de Kerk als een lichaam. Zietdaar het onderscheid, waarin het verband merkbaar is. De doop met het water, die wfi aan het nieuwe lidmaat toedienen, ontleent zijne be- teekenis aan den Doop der Kerk op den Pink sterdag. Onze doop toch is het zichtbaar teeken en zegel van onze inlijving in de met den Geest gedoopte Gemeente. Hij betuigt en ver zegelt ons, dat we lidmaat zijn van dat heilig Lichaam van Christus, waarin de Geest is uit gestort. Men lette er daarom wel op, hoe ons Doops- formulier nadruk legt op het lidmaatschap der Kerk. In de eerste vraag wordt van de ouders de belijdenis geëischt, dat onze kinderkens als lidmaat der gemeente behooren gedoopt te wezen. Bedenk dus, wat voorrecht het is, lidmaat te zijn van Christus' Kerk. Een levend lidmaat staande met het lichaam en alzoo met het Hoofd in levensgemeenschap als des Geestes deelachtig. Maar bedenk ook, wat kwaad het is9 van dat lichaam der Kerk van Christus afgesneden te worden of ook zichzslven daarvan af te snijden. G. Dobkes. Volgens hetVerslag van onze laatstgehouden© Classis, 5 Mei, die ik slechts zeer korten tfid, om afscheid te nemen als lid er van, bijwoonde, is door de Kerk van Oostkapelle aan de Classis de vraag gedaan„Hoe de Classis denkt over het afgeven van doop-attesten, wordt niet in behandeling genomen. Aan deze kerk wordt opgedragen een bepaald voorstel in deze te doen ter behandeling op de volgende vergadering." Dewijl de Kerken en ambtsdragers ook van elkander kunnen en moeten leeren, hoe men ten dezen opzichte niet en wél behoort te ant woorden en te handelen kan dienstig zijn, wat wij over deze zaak lazen in verschillende kerke lijke bladen van de verledene week. 't Is niet alleen leerzaam, maar naar ik ge loof ook heilzaam en goed. De Wachter schrijft „Attesten voor doopleden. Volgens mededeeling in de Zuider-Kerkbode besloot de Kerkeraad van Middelburg (C) geen doop-attesten uit te reiken of aan te nemen. Dr. Wagenaar deelt dat mee in hot volgende artikel Op de Voorl. Synode van Utrecht (1) werd bepaald„bij vertrek van doopleden kan hier van kennis gegeven worden aan den kerkeraad hunner tegenwoordige woonplaats". Te Groningen werd ingediend een advies RutgersBavinck. Hierin leest men „In onze eeuw is by sommige kerken een streven om aan de gedoopten, die op hun 18e jaar nog geen belijdenis gedaan hebben, een kerkelijke positie te geven om ten hunnen behoeve een nieuw soort lidmaatschap, dat van „volwassene doopleden" in het leven te roepen om hen als zoodanig ongemoeid te laten voortleven om bij verhuizing naar elders kerkelijke attestatie als dooplid voor hen in te voeren, enz. En in overeenstemming daar mede komt dan ook de gedachte op om hen, zoo zij op zedelijk gebied zich misdragen, aan de kerkelijke tucht onderworpen te verklaren* Dat nu zijn altemaal dingen, die eigenlijk niet aaDgaan. Het zou gelijk staan met een officieel ter zijde stellen van het Woord des Heeren, die uitdrukkelijk wil, dat de leden Zijner kerk tot belijdenis en tot Avondmaalsviering zullen komen. Het zou een ondermijning zfin van den grondslag der kerk, in zoover die als instituut berust op de belijdenis en verbintenis harer leden". Dit rapport werd aangenomen. Te Groningen was een voorstel-Gelderland, dat de Synode er op aan zou dringen aangaan de vertrekkende doopleden bericht te zenden (1) Is dat eene gemeenschappelijke Zoo niet, dan geldt ze als regel de vereenigde Kerken niet. Doch 'tis goed, maar niet genoeg. Wat te Groningen bepaald is, wel. Wat in dit rapport voorkomt, beaamden de Kerken altoos. Maar het ging over heel wat anders. Tegen het noodeloos uitstellen van 't doen van belijdenis waren de Kerken altijd. Maar niet tegen het afgeven van Doopattesten. Littoou. aan den betrokken kerkeraad. Het werd „te ruggenomen 1" Dat de eéne kerkeraad aan den ander z. g. doopattestaties overzendt wat werkelijk soms voorkomtdat berust op de principi- eel-foutieve gedachte, dat de Gereformeerde Kerken een algemeen Genootschap uitmaken, en de afdeelingsbesturen elkaar de leden van 't Genootschap overdoen (2) De Kerkeraad van Middelburg (C) besloot in zfin jongste vergadering om a. geen doopattestatie uit te reiken of te accepteeren b. bfi mogelijke toezending den betrokken kerkeraad te antwoorden, dat geen doopattes ten worden aangenomen en geen „doopleden* ingeschreven, doch dat hfi gaarne bereid is op verzoek der ouders hunne te M. vertoevende kinderen catechetisch onderricht te geven en eenig opzicht op hen te houden". Tot zoover de Zuider-Kerkbode, waarop De Wachter zegt: Dat „wat werkelijk soms voorkomt "is kostelijk. Het moet wel iedereen verbazen, dat er nog zulke dwaze kerkeraden zfin. Neen erger nog, die menschen zfin niet Ge reformeerd. Ze gaan principieel fout. En geen klein weinigje. 't Zfin Genootschaps-menschen. En toch, ondanks die min fraaie veroordee ling die van te voren vast staat, veroorloven wfi ons er tegen op te komen. Het verheugt ons zelfs dat deze zaak door een vraag van de kerk van Oostkappelle toch op de classis Mid delburg komen zal. Dat bespaart die classis de moeite om onge vraagd zich over dat besluit uit te spreken. Want het besluit van Middelburg (C) is on houdbaar en onverantwoordelijk ten opzichte van de jeugd. Reeds in het doopsformulier wordt erkend, dat de te doopen kinderen leden van 's Heeren Gemeente zfin. Ze zfin naar de uitdrukking van Zondag 27 „in Zfine Gemeente begrepen." Zelfs in het door dr. W. geciteerde stukske uit het advies RutgersBavinck wordt dat uit gesproken in den zin: „dat de Heereuitdruk kelijk wil, dat de leden Zfiner kerk tot be lijdenis en tot Avondmaalsviering komen." En wanneer ze nu leden zfin, kunnen zfi dat dan niet blfiven wanneer zfi verhuizen. Of kun nen zfi wel, wat bfi volwassenen niet kan, lid blfiven op de vorige woonplaats. Of worden zfi door verhuizing buiten alle kerkelfik verband gezet, omdat zfi „onmondige" leden zfin. Wfi meenen dat een kerkeraad waar zulke jongelieden komen, er niet af is met te zeggen (2) Dat de Kerken zich daardoor aanstellen als waren zfi één geheeleen Genootschap is m.i. zoo niet. Ze doen het niet omdat zfi van die gedachte uitgaan, maar wèl, omdat zfi, presbyteriaal, van de gedachte uitgaan, dat de Gereformeerde Kerken in een zeer nauw kerke lfik verband staan met elkander, ja één ge- meenschappelfiken kerkengroep uitmaken. Daarom elkander steunen en helpen. En bfi attest elkanders leden overnemen als leden hunner Kerk, hetzfi ze jong zfin of oud, die om goede, wettige reden van de eene naar de andere plaats metterwoon gaan. Ze deden het omdat zij dan niet zouden ophouden leden van eene plaatselijkeGereformeerde Kerk te zijnt op dat zfi, naar het récht van hun lidmaatschap, zoolang zfi zich als kinderen des Verbonds ge dragen, en dat gegrond is in het Woord Gods, onze belfidenisschriften en Kerkenordening in de voorrechten der onmondigen, incomplete leden, in de voorrechten der Kerk in opzicht, onderwfis en in vermaan, en zoo noodig in meerdere tuchtoefening zouden deelen. Littoou.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 1