JAN DE SCHOENMAKER,
FEUILLETON.
KERK, BELIJDENIS, ZENDING.
DE GEZANGEN.
De Concept-Regeling.
Kerk- en Schoolnieuws.
Offielëele Berichten.
B1BICHT.
Op verzoek is thans de datum van
de Prov. Synode vastgesteld op DINS"
DAG 16 JUNI.
Onderzoskt üzelven nauw.
Arnhemdeze deelde hun mede, „dat hun ver
zoek om den Kerkeraad der Gereformeerde
Kerk A te Arnhem te gelasten, dat hij hun de
attestatie gave, om die in Kerk B te kunnen
brengen, door de classis niet kon worden inge
willigd. De classis achtte dien overgang niet
gewenseht tenzij die mét goedvinden van de
beide betrokken kerkeraden kon geschieden."
Daarop wendden zy zich tot de Provinciale
Synode van Gelderland. Deze zond het vol
gende antwoord
„De Provinciale Synode, uw verzoek gelezen
hebbende, en vernomen het oordeel door de
classis daarover geveld, sluit by dat oordeel
zich aan, en deelt u mede, dat zy zulk een
overgang niet wensehelyk acht, tenzij met we-
derzydseh goedvinden der beide Kerkeraden,
en nadat behoorlijk de redenen, die tot zulk
een overgang dringen, zyn opgegeven."
Alsnu deden de in hunne oogen onbillijk
behandelde leden een beroep op de Algemeene
Synode. In hun protest komen de volgende
drangredenen voor: „Er. zyn zoo vaak diep
liggende redenen, die beter verborgen blijven.
Het zet zoo vaak kwaad bloed, als oude zaken
weêr moeten worden opengekrabd. Ook kan
men vele dingen weten, terwijl toch het bewijs
in rechten niet wel kan worden geleverd. Me-
dedeeling van redenen kan somtijds zelfs strij
den tegen de liefde, die alle dingen bedekt.
Ons dunkt, de Synode moest het ongewensekte
van overgangen blijven uitspreken, doch ver
klaren, dat zoo iemand verklaart, om redenen,
die zyne consciëntie binden, overgang te be-
geeren, hun die overgang mag worden ont
raden, doch niet geweigerd. Dit is toch
ook een recht der lidmaten.
Daaren boven kunnen wy natuurlijk, als we
ons de moeite willen doen, om eenigen tijd te
verhuizen, attestatie aanvragen naar die ge
meente en straks weer met attestatie uit die
kerk overkomen naar Arnhem B. Dat kan
ieder, die eenigszins gefortuneerd is en stil
leeft. Doch een arme en gebondene kan dit
niet. En ook daarom wilden wy deze zaak
uitvechten, opdat er geen tyrannie zy in de
kerken van Christus, waar het beginsel van
v r ij w i 11 i g e liefdedienst en v r ij w i 11 i g e
gehoorzaamheid blyve bewaard."
Het is opmerkelijk, dat in dit stuk dezelfde
argumenten voorkomen, als in Be Heraut.
De protestant geeft ook toe, dat de Kerkeraad
of eene meerdere vergadering een lid, dat attes
tatie vraagt, het heengaan ontraden, doeh niet
weigeren zal.
Hy beroept zich op zijne vrijheid en zyn
recht. D i t nu was het éérste concrete geval,
dat de Synode ter beoordeeling werd voorgelegd.
Deze Synode kon nog beter dan eenige
latere de beteekenis van het Artikel verklaren
vermist drie vijfde van hare leden ook leden
waren geweest van de Synode van Amsterdam.
Wat heeft de Synode gedaan
Hare Commissie (Rapporteur J. H. Feringa)
heeft het volgende geadviseerd
„Uwe Commissie, overwegende, dat de door
adressanten verlangde overgang van de eene
afdeeling der Kerk van Arnhem tot de andere
in stryd is met Hoofdstuk III Art. 3 sub. 2 der
nadere bepalingen inzake de vereeniging der
Kerken, nu de Kerkeraad van Arnhem A in
genoemden overgang niet heeft bewilligd en
de classis dus wel afwijzend beschikken moest,
overwegende, dat alleen duidelijke en welge-
gestaafde opgave van redenen de vraag aan de
orde kan doen komen of men van den gestelden
regel ten deze zou afwijken, en zoodanige moti
veering, ondanks het advies der Provinciale
Synode, door adressanten reeds by voorbaat
aan de Generale Synode is onthouden of ont
zegd,
en van oordeel, dat de vraag of adressanten
ook op andere wijze hun wensch kunnen ver
krijgen, alsmede de tegenspraak tusschen hun
beweren, uitzondering te zyn en hun later
zeggen voor anderen op te komen, als niet ter
zake dienende, onbeantwoordt kan blijven
adviseert uwer vergadering,
de beslissing der Provinciale Synode van
Gelderland te handhaven op grond der ge
noemde overwegingen."
In Art. 51 lezen we
Na breede discussie en verwerping van een
tweetal amendementen, wordt de conclusie van
het Rapport ongewijzigd aangenomen.
Nu geldt de regel, zegt Be Herautdat de
uitlegging en verklaring van eenige Synodale
regeling in de eerste plaats door de Generale
Synode zelve behoort gegeven te worden.
Welnu, hier hebben wy eene verklaring, die
aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat
en waarmee lijnrecht in stryd is de verklaring,
door Be Heraut gegeven.
{Be Wachter.) J. Westebhuis.
I.
Enkele lezers vroegen, of ons blad ook niet
kort wilde geven een overzicht van de ge
schiedenis der gezangen, gelijk ze gezongen
worden in de Herv. Kerk en wy kunnen aan
dit verzoek gehoor geven, wyl het ook voor
anderen nuttig kan zyn.
Artikel 69 van de Dordsche Kerkenordening
luidt: In de kerken zullen alleen de 150Psal
men Davids, de tien geboden, het Vader Onze,
de 12 artikelen des Geloofs, de Lofzangen van
Maria, Zacharia, Simeon gezongen worden, 't
Gezang O God, die Onze Vader bist, wordt in
de vrijheid der Kerken gesteld om 't zelfde te
gebruiken of na te laten. Alle andere gezangen
zal men uit de Kerken weren en daar eenige
al bereids ingevoerd zyn, zal men dezelve met
de gevoegelykste middelen afstellen.
Ieder kan alzoo zien, hoe onze Gereformeerde
vaderen er over dachten. Geenszins waren zy
vijanden van schoone geestelijke liederen,
want het zou zelfs niet moeilijk vallen aan
te toonen, dat zij dergelijke voortbrengselen
der dichtkunst uit vroegeren en lateren tijd
hoog hebben gewaardeerd, en op dat spoor
hebben de Gereformeerden van volgende eeuwen
altijd gewandeld. Hoe bekend waren in hun
kringen de gezangen van Lodensteyn en an
deren en nog altijd stellen zy deze gave als
een weldaad door God aan zyn menschenkin-
deren bewezen op pry's. Maar zy maakten on
derscheid tusschen het Kerkelijk en het huise
lijk gebruik. In de samenkomsten der Gemeente
wilden zy hebben, dat hoofdzakelijk de psalmen
van David de plaats moesten innemen.
Wy moeten hier echter evenaan toevoegen,
dat deze bepaling van de Kerkenordening niet
overal met blijdschap werd ontvangen.'Fries
land en Drenthe bleven weigeren er zich naar
te gedragen en er waren in alle gewesten, die
haar niet toejuichten. Er bestaat een oud
Kerklied „o Lam Godes onschuldig" dat zeer
bekend en geliefd was en dat ook vaak ge
durende de 17e eeuw in de Kerkelijke samen
komsten gebruikt werd. De voorstanders van
de gezangen beroepen zieh gewoonlijk ook met
gevolge van de opvoeding en het onderwijs, dat
hy hun gaf, in wetenschap en ontwikkeling ver
boven de andere catechesanten stonden.
Dat Ds. Stilma hiervoor echter niet te vinden
was, laat zich begrijpen. En toen Barsink nu
genoodzaakt was, deze meisjes te zenden tege
lijk met andere catechesanten, bleek ook dat
zy volstrekt niet boven anderen uitmuntten,
maar veeleer by anderen achter stonden.
Zoo verliep ruim een jaar waarin Ds. Stilma
Jan Barsink al meer leerde kennen. En hoe
meer en hoe beter hy hem leerde kennen, hoe
duidelijker het ook werd dat Jan maar liefst
den dominé op een afstand hield.
Omstreeks dien tijd echter gebeurde er iets,
tengevolge waarvan hy nog meer openbaar
werd. Na een© ongesteldheid van slechts enkele
dagen stierf zyne vrouw. Deze had een tame
lijk grooten invloed op hem gehad en had hem
met wijsheid en zachtheid menige verkeerdheid
onder 't oog gebracht. En hoewel hy dit niet
altoos in dank aannam, maar somwijlen dit met
bitterheid beantwoordde, had zy hem toch in
vele dingen met verstand geleid. Doeh nu werd
dit anders. Hy stond nu weer alleen. En ook
by deze gelegenheid kwam zyn hoogmoed weer
kennelijk aan den dag. Toen zyn vrouw be
graven werd, riep hy den leeraar alleen en
zeide: „Nu moet dominé op het kerkhof vooral
zeggen dat myn vrouw altoos zoo goed geweest
ingenomenheid op uitlatingen van Dattheen,
Marnix, Voetius e. a. De laatste zegt bijv.De
Hervorming heeft wel alle gezangen afgeschaft,
welke eenigszins met de schrift in strijd zyn,
maar nergens is er bepaald, dat alleen gezan
gen welke onmiddellijk van Goddelijken oor
sprong en in de schrift aanwezig zyn, in de
Kerken moeten worden gezongen." En ook
heeft zy geoordeeld, dat het niet aangaat om
alle psalmen te laten zingen.
Maar voorbijgezien mag niet worden, dat
deze uitlatingen een zeer algemeen karakter
dragen, waaruit niet met volstrekte zekerheid
volgt, dat deze mannen gunstig zouden ge
oordeeld hebben over den bestaanden handel.
Zeer zeker hebben zulke uitsprake waarde,
doch niemand heeft recht er meer in te lezen
dan er in staat.
Heelemaal pleit er niet voor wat men ook
meermalen bijgebracht heeft, dat Voetius met
een lied op zijn lippen gestorven is. Dit toch
leert ons enkel, dat hy zulke gedichten heeft
gekend en gewaardeerd, dat hy er zich ver
trouwd mee gemaakt had en wensehelyk zou
het zyn, dat menig schoon lied uit de oudheid
meer bekend was in alle kringen en dat me
nigeen stervenkon, zooals hy gestorven is.
Met de woorden van Bernand van Clairveaux
ging hy de eeuwigheid in, woorden die uit
een heilbegeerig gemoed voortgekomen waren
en in een zulk een hart ook weerklank zullen
vinden.
Myn dierbaarste Jezus
Hoop mijner zuchtende ziele,
U zoeken myn vrome tranen
En 'tgeroep uit *t diepst van myn ge-
[moed.
(Wordt vervolgd).
De Wachter gaat voort met de behandeling
van wat de Kerkelijke Pers levert over de Con
cept-regeling en thans kreeg Middelburgs
Classis ook een beurt. Het is zeer kort en wy
nemen het over.
Ook de Classis Middelburg heeft zieh uitge
sproken.
Die had op een vorige vergadering eene
commissie benoemd om prae-advies uit te bren
gen.
Nu blijkt niet, dat de voorstellen der com
missie op de Kerkeraden overwogen zyn.
't Heeft er veel van, alsof men gedacht heeft
„Die broeders zullen 't wel goed voorstellen."
Dit is alles, maar genoeg, zelfs meer dan
genoeg, want de lezer zal de gedachte wel
verkregen hebben, dat die Kerkeraden van
Middelburg's Classis zeer veel vertrouwen in
een Clasikale commissie stellen en alles maar
laten gaan, zooals het wil. Of de lezer een der
gelijke beschouwing over de Kerkeraden als
een eervolle vermelding acht, zou ik in twijfel
kunnen trekken, doch daarover kunnen wij
gevoegelijk het zwijgen bewaren, wanneer hy
slechts letten wil op het volgende
Juist is in dit bericht, dat de Classis een
commissie had benoemd aan haar opdracht ge
geven om de volgende vergadering te dienen
van prae-advies. Op welke wijze echter had zy
deze taak uit te voeren Zy had niet alleen de
vergadering te adviseeren, maar moest ook de
resultaten van haar arbeid laten drukken op
het agendum. Dit heeft zy dan ook gedaan,
zoodat elke Kerkeraad de gelegenheid kreeg
om het advies van de Commissie eerst in
eigen vergadering te overwegen. Welk werk
is voor de weezen, en dat ik ook zoo menigmaal
gebeden heb, dat de „Heer" haar wijsheid zou
schenken om hen verstandig te leiden en op
te voeden".
Ds. Stilma zag hem by deze woorden ernstig
en doordringend aan, en antwoordde„Broeder
Barsinkhet is niet rnyne gewoonte om by
begrafenissen in 't openbaar te spreken over de
dooden. In besloten kring en onder vrienden
en bloedverwanten mag daarover eens gespro
ken worden, doch op 't kerkhof doe ik dat niet.
Ik neem dergelijke gelegenheden liever te baat
om een ernstig woord te spreken tot de levenden.
Ge zult my dus ten goede moeten houden, dat
ik ook nu van deze gewoonte niet afwijk".
En zoo geschiedde ook. Wel werd op het
kerkhof met een enkel woord gesproken over
de stille godsvrucht der ontslapene en werd
het groote voorrecht geschetst van een leven
in den dienst des Heeren en werden daartoe
de aanwezigen ook vermaand, maar van hare
bijzondere deugden sprak de leeraar niet.
Later bleek, dat Barsink zich daaraan niet
weinig had geërgerd.
Na den dood zijner vrouw geraakte Jan
echter geheel aan het dwalen.
Slechts nu en dan kwam hy eens ter kerk.
Eerst liet hij het voorkomen, dat dit kwam,
omdat hy door droefheid zoo overstelpt was,
dat) hy niet ter kerk kon komen; doch al
elke Kerkeraad van het toegezonden advies
heeft gemaakt, kan ik natuurlijk niet zeggen,
maar wel bleek op de Classis, dat onderschei
den Kerkeraden de zaak behoorlijk hadden
overdacht en goed rekenschap wisten te geven
waarom zy in hoofdzaak medegingen met de
Commissie en waarom zy in enkele dingen
daarvan verschilden. Elk artikel van het con
cept is afzonderlijk ter sprake gebracht, de
voorgestelde wijzigingen aan het oordeel der
broederen onderworpen en eindelijk voor het
geheel nog gestemd.
Mag ik vertrouwen, dat de schrijver van
deze zaak in de Wachter deze nadere toelich
ting in het Blad opneme en erkenne dat hy
geen stevige grond onder zyne voeten had,
toen hy zoo over de handelwijze van Middel
burgs Kerken schreef
Bouma.
DRIETAL
te Apeldoorn ds. A. Doorn te Franeker
ds. S. O. Los te Nieuweroord
ds. J. D. Wielenga te De Leek.
BEROEPEN
te Stellendamds. T. Bouma te Doorn
te Spijkds. C. J. Bos te Sliedrecht
te Iersekeds. R. W. Huizing te Koudekerk.
Na bevestiging door ds. J. W. Gunst
van Woerden naar aanleiding van 2 Cor. 4
7 heeft ds. J. F. van Hulsteyn Zondag zyn
dienstwerk te Waarder aanvaard, predikende
over Psalm 51 14b en 15.
Door de classis Appingedam is uitge
sproken, dat het minimum traktement van
predikanten f 1000,— 'sjaars behoort te zyn.
Aan de afgevaardigden werd ter behandeling
door de Kerkeraden het volgend voorstel op
gedragen De Classis besluite, om desvereischt
aan die kerken, die niet by machte zyn om
het traktement op f1000,te brengen, finan-
cieelen steun te bieden uit de kas voor hulp
behoevende Kerken, voor zoover de kas dat
toelaat.
Zondag deed ds. W. Oosterheert, van
Kielwindeweer overgekomen, te Midwolda zyne
intrede, naar aanleiding van Efeze 619. De
bevestiging had plaats door ds. C. Diemer van
Uithuizermeeden, naar aanleiding van Efeze 4
11 en 12.
De heer Basoski, voorganger der Geref.
Kerk te Ouddorp op Flakkee heeft als zoodanig
voor de tweede maal een benoeming ontvan
gen naar de Geref. Kerk te Moerdijk, en heeft
thans die benoeming aangenomen.
De afgevaardigden mogen wel rekenen op
een avondvergadering.
De Pastorale Conferentie is nu Woensdag
17 Juni.
Namens de Raden der Geref. Kerk
te Middelburg A, B en C.
Veere, 25 Mei 1908. Gisteren maakte onze
geachte leeraarden WelEerw. heerds. A.Scheele
aan de gemeente bekend dat hy eene roeping
heel spoedig bleek, dat dit de ware oorzaak
niet was.
En ook nu weer, toen hy over zyn gedrag
onderhouden werd en op het verkeerde daar
van werd gewezen, werd hy boos. Eerst zeide
hy„Niemand heeft zooveel verloren als ik."
Doch als men dan andere voorbeelden uit het
leven hem noemde, waar de verliezen nog tref
fender en de slagen nog smartelijker waren,
dan sprak hy„Maar in al die gevallen was
het ook meer dan verdiend, doch waaraan heb
ik dat nu verdiend
En of men hem dan al wees op de boosheid,
die in aller menschen hart woont, waardoor wy
onszelven alle rampen hebben waardig gemaakt,
of op het zondige van den opstand tegen God
of het murmureeren over de leidingen des Hee
ren met Zyne schepselen, niets vermocht
iets op hem uit te werken.
Zooals we te voren reeds meedeelden, was
Barsink vooral in de laatste jaren een welge
steld burger geworden, die niet alleen een
eigen huisje had, maar zelfs ook een klein ka
pitaaltje uitstaande had, waarvan hy rente trok
Doch wyl hy van zyne gewone inkomsten goed
leven kon, werd die rente telken jare by het
kapitaaltje gevoegd, zoodat dit gaandeweg
grooter werd.
Tengevolge van deh dood zyaer vrouw moest
echter van zyne bezittingen aangifte gedaan
24) OF:
HOOFDSTUK VII.
Jan Barsink's laatste levensjaren.
Ds. Stilma meende op dit antwoord van Jan
Barsink althans nu maar niets meer te moeten
zeggen, omdat hy bemerkte, dat Jan tamelijk
geprikkeld was hoewel hy dit trachtte ver
borgen te houden en vreesde, dat, indien hy
op die laatste woorden nu ook nog iets zeggen
zou, Jan's boosheid op treurige wyze openbaar
zou worden.
Tevens bleek uit deze en meer andere ont
moetingen en gesprekken den leeraar duidelijk,
dat Jan door sommigen over het paard getild
was, en het ook niet zoo gemakkelijk zou gaan,
hem weer op zyn rechte plaats te brengen.
Ook in andere dingen werd het duidelijk,
dat hij eigenlijk een zeer onhandelbaar mensch
was.
Zoo was Barsink onder andere op zekeren
avond by Ds. Stilma gekomen om te vragen,
of de weezen, die hy verpleegde niet afzonder
lijk ter catechisatie konden gaan, wijl zy ten-