Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie van: Ds. L. BOOMA, Ds. H. V. LAMAR en Ds. A. UTTOOIJ. 5e Jaargang. Vrijdag 29 Mei 1908. JSTo. 49 UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABQHHEMENTSPRiJS HEMELVAART. Drukker-Qltgever A. D. LITTOOIJ Az. PB IJS DER ADfERTERTIEN VARIA. Nog eens over het afgeven van attestatiën. „Nog al kras Zeenvs per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers3 cent. Maar ga heen tot mijne broe deren en zeg hunIk vaar op tot mijnen Vader en uwen Vader, en tot mijnen God en uwen God. Joh. 20 17. In onderscheiding van de andere groote heils- feiten ging 's Heilands hemelvaart in allen eenvoud en soberheid toe. Toen het Kindeken in de kribbe lag te Beth lehem, kwam een heirleger van engelen neder en zy deden in Efrata's velden hun jubelzang hooren. By den doop in de Jordaanwateren werd nog iets veel uitnemenders gehoord dan een engelen zang. Het was des Vaders eigen stem, die sprak: „Deze is mijn geliefde Zoon, in den welken Ik myn welbehagen heb." Golgotha was omringd van machtige won- derteekenen. De zon werd verduisterd, de aarde beefde, het graf gaf dooden terug en het voor hangsel scheurde. En wat ware daarnaar afgemeten dan wel te wachten bij de majestueuze opvaart naar den hemel Van Elia lezen we, dat een vurige wagen met vurige paarden hem als in triumf ten hemel droeg. En immers, meer dan Elia is hier Doch zie, in het geschiedverhaal is van geen enkel buitengewoon teeken sprake, behalve dan dat er daarna twee engelen by de jongeren stonden ter verzekering van Zyn wederkomst op de wolken. Geen heerlijkheid des Heeren omhult den Olijfberg met gouden glansen. De vurige wa gen blijft uit. En geen engelen-loflied of stem des Vaders wordt gehoord. In alle stilte en eenvoudigheid steeg Jezus opwaarts en een wolk onttrok Hem aan het gezicht der jongeren. De reden ligt voor de hand. De hemelvaart heeft in den grond der zaak niets van een wonder. Ze is niet anders dan de thuiskomst van den Zoon in de woning zyns Vaders, nadat Hij hier op aarde zyn dienstwerk had volbracht. Zyne nederdaling in dienstknechtsgestalte was een wonder, dat de engelen tot verbazing en verrukking bracht. De Zoon van God op Golgotha in bange verlatenheid verzonken, het is het wonder aller wonderen. En de aarde beefde van ontroering en de hemelen ontzetten zich. Maar wie zou zich verbazen, nu de Messias inging in de heerlijkheid, die Hy by den Vader had, eer de wereld was? Toch is er een wonder in die hemelvaart. En dat is de betrekking, waarin wy tot den opgevaren Heiland staan en die deze gebeur tenis maakt tot een bron van oneindige ver troosting. Maria had aanstonds na de opstanding een heuglijke tijding te brengen aan zyne jongeren. „Ga heen tot mijne broederen en zeg hun Ik vaar op tot mijnen Vader en tot uwen Vader en tot mijnen God en uwen God." Die benaming broederen treedt hier in een heerlijk licht door hetgeen er volgt. Myn Vader, zegt de Heiland, is ook uw Vader, en myn God ook uw God. Ik ben uw oudste Broeder. Ben Ik de Zoon, gy zyt kinderen Gods. Nog nimmer was die wederzydsche betrek king zoo innig, zoo nadrukkelijk geteekend. Eertijds sprak de Heiland zyn jongeren ge woonlijk aan als „myne discipelenJoh. 13 vs. 35: „Hieraan zullen zy allen bekennen, dat gy myne discipelen zyt, zoo gy liefde hebt onder elkander". En Joh. 15 vs. 8„Hierin is myn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt, en gij zult myne discipelen zijn." Een enkele MIDDELBURG. maal werden ze begroet als Zyüe vrienden. Zoo lezen we in Joh. 15 vs. 14: „Gy zyt myne vrienden, zoo gy doet, wat Ik u gebied". Maar thans na de opstanding luidt het zon der eenige voorwaarde zoo innig en teeder: myne broederen. Zonder eenige voorwaarde. Hier is geen „indien", zooals er in de zoo even genoemde teksten nog bijstond. En dat ondanks het on broederlijk gedrag, door die jongeren nog pas aan den dag gelegd. Allen immers hadden in den nood hun Meester verlaten. Een Petrus had Hem zelfs door een schandelijke verloo chening onteerd. En toch nu juist herinnert Hy hen duidelijker dan ooit aan de nauwe banden, waarmee zy aan Hem verbonden zijn. Hier schittert de ryke wonderlijke genade van onzen oudsten Broeder, die zich naar Pau- lus' woord niet schaamt zulke trouwelooze, zon dige discipelen broeders te noemen. En wat heerlijk licht doet dit stralen over zyn heengaan naar Zijnen en onzen Vader. Hy voer ten hemel als onze oudste Broeder, als de Eerstgeborene (Rom. 829). En waartoe Om in de eeuwige woonplaats van Gods majesteit ons te vertegenwoordigen voor het aangezicht des Vaders, zoolang onze ingang in het Vaderhuis nog toeft. Om voor zyn onmondige, minderjarige broe deren de onbevlekkelyke, onverwelkelyke en onverderfelijke erfenis te aanvaarden op grond van Zyne gerechtigheid. Om de gemeenschap met den Vader te vol maken door de uitzending van den Geest der genade en der gebeden in Zyn kerk op aarde. Om onze Voorspraak te zyn tegenover de aanklachten van den verklager der broederen. Om als Hoogepriester met zyn eigen bloed in te gaan in het heiligdom, als onze Overste Leidsman en Voleinder des geloofs van uit het Vaderhuis ons zwak en dwaalziek hart te re- geeren en te leiden, als onze Voorlooper een plaats te bereiden, waar we eens met Hem zullen wonen zonder vlek of rimpel in het ge bouw by God in den hemel. „Ik vaar op" het is dus eene belofte. Heeft Hy zyn werk voor onze verlossing op aarde gedaan, Hy gaat alsnu dat werk vol einden in den hemel, totdat alles aan en voor ons gedaan is, wat is toegezegd. „Ik vaar op" het is eene vertroosting. De roeping, ons op de schouders gelegd, is zwaar en moeilijk, maar Christus ging ten hemel om ons te zegenen en te zalven. „Ik vaar op" het is eene vermaning. Boven is het Vaderhuis en daarom zy het aangezicht van de jongeren hemelwaarts gericht. Naar boven ging hun oudste Broeder en daarom zy niet op aarde, maar in den hemel hun hoop en toevlucht en hun schat en hun hart. Wie zyn deze gelukkige broeders van Jezus? Wie mogen in de troost der hemelvaart deelen Immers zy, die niet uit den bloede noch uit den wil des vleesches noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zyn. „Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand weder geboren worde, hy kan het Koninkrijk Gods niet zien". Joh. 3 3. Zy, die Christus door het geloof hebben aan genomen. „Maar zoovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hy macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk, die in Zyn Naam gelooven". Joh. 1 12. Zy, die Christus liefhebben„Indien God uw Vader ware, zoo zoudt gy my liefhebben", Joh. 8 42. Die Gods volk liefhebben„Een iegelyk, die liefheeft dengenen, die geboren heeft, die heeft ook lief dengenen, die uit Hem geboren is", 1 Joh. 5 1. van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zy, die door Gods Geest geleid worden, naar het bekende woord van Paulus„Want zoo- velen als er door den Geest Gods geleid wor den, die zyn kinderen Gods," Rom. 8 24. Zy, wier harte lust heeft in de betrachting van den wil des Vaders. „Want zoo wie den wil myns Vaders doet, die in de hemelen is, dezelve is myn broeder en zuster en moeder", Matth. 12 50. Wel hem, die deze kenmerken deelachtig is. Nog een wyle strompelen door het woestijn zand dezer wereld, en de poorten van het Va derhuis zullen zich ontsluiten, en de Eerstge borene zal hen inleiden in de volle gemeen schap. G. Doekes. Met waardeering van den arbeid en met dank aan God moeten wy erkentelijk zyn voor hetgeen onze Professoren voor onze Kerken deden en doen. Wy mogen niet dulden, dat dit vergeten en met ondank beloond wordt. Evenmin mogen wy dulden dat zulks plaats heeft wanneer zy met toestemming der Kerken om gewichtige redenen, op het terrein van het Staatkundig leven zyn overgegaan, en de Kerken en den lande gewichtige diensten heb ben bewezen. Doch op hetgeen zy deden en doen onvoorwaardelijk af te gaan, ons te ver laten, het voor het einde van alle tegenspreken te houden, mogen wy evenmin. Het is zelfs zonde wanneer wy dat doen. We stellen dan vleesch tot onzen arm. Aan geestelijke hoerery maken wy ons dan schuldig. Het onder de ge heel eenige leiding des Heiligen Geestes ge schreven Woord is voor ons gelooven en han- delén alleen de onfeilbare regel. De rotsman Petrus dwaalde en deed verkeerd, toen hy veinsde met de Joden en de besnijdenis bleef toedienen terwijl de doop al moest toegediend worden. Hieruit blykt dat zelfs de apostelen konden dwalen. Zoo nu ook is het onweer sprekelijk, dat onze hooggeachte Dr. H. H. Kuyper zich vergist heeft in twee dingen, waarover ook wy pas schreven in dit ons blad. Om dat te bewijzen, neem ik uit twee onzer Bladen één stuk over, waarin dat bewezen, dus onwedersprekelyk duidelijk gemaakt wordt, 'k Vertrouw daarom, dat het voor de eigen lezers van De Heraut niet verzwegen, maar ridderlijk zal erkend worden. Om daarvan ook onze lezers te overtuigen, wyl ook wy een en andermaal in dien geest schreven over het afgeven van attestatiën ter zelfder plaatse, om willekeurige zelfs zondige redenen, nemen we hieronder één stuk over, geschreven door ds. Bouwman in het Friesch Kerkblad en een ander stuk over dezelfde zaak geschreven door ds. Westerhuis in „De Wachter." Littooij. Onze opvatting omtrent het in geding zijnde besluit der Groninger Synode vermeldende, laat De Heraut er opvolgen „Nu is deze uitspraak nog al kras, want „Ds Bouwman was tydens de Synode te „Gro ningen nog niet eens predikant en weet van de „beraadslagingen dezer Synode niets af Nu is, zoo mogen wy thans óók wel zeggen deze uitspraak nog al kras! De Heraut schynt van gevoelen te zyn, dat iemand aan de rapporten en besluiten eener Synode niet genoeg heeft om de meening van deze te verstaan, maar daartoe de beraadsla gingen zelve moet hebben bijgewoond. En op dien grond acht zy het al te kras, dat iemand, die de Synode niet zou hebben bijgewoond, omtrent de strekking van een Synodale uitspraak een andere meening durft staande te houden dan Dr. H. H. Kuyper. den schryver der betrokken artikelen in De Heraut. (1) Nog al krasWant luister eens even hoe De Heraut het glad mis heeft I Ds. Bouwman was, toen de Groninger Sy node gehouden werd, al vier jaar predikant; stond reeds in zyn tweede Gemeentewoonde toen op slechts een paar uren afstand van Gro ningen en heeft heuseh de Synodale beraadsla gingen trouwer bijgewoond dan De Heraut ver moedt Meer zullen we daarvan voorloopig maar niet zeggen. En nog te krasser is de bewering, omdat juist omgekeerd Dr. H. H. Kuyper de bewuste zittingen _der Synode niet bijwoonde, reeds de week tevoren wegens droeve familieomstandig heden, evenals Prof. Rutgers, was vertrokken, en dus volgens het door „De Heraut" ingeno men standpunt „van de beraadslagingen der Sy node niets af weet.'1 (Zie art. 100 en 119 der Acta.) Zoo valt de Redactie in haar eigen zwaard En wat de beteekenis van de bepaling van 1892 en van het besluit der Groninger Synode betreft, worden wy door de betuigingen van volkomen instemming met onze beschouwing daarover, ontvangen uit verschillende deelén des lands, ook van mannen, die aan den ar beid der Groninger zoowel als van vroegere en latere Synoden een zeer werkzaam aandeel hadden, nog te meer overtuigd dat, natuurlijk niet de meening, welke „De Heraut" ons toe dichtte, maar wel de opvatting, die wy zelfs hebben voorgedragen, de juiste is. Trouwens de toon, waarop „De Heraut" ons te woord staat, het feit dat zy onze argumen ten verwygt, ons een gevoelen toedicht dat we niet verdedigd hebben, en dan tegen wind molens gaat vechtenen dus blijkbaar geen kans ziet, met steekhoudende bewijzen ons te weerleggen, is misschien wel het duidelijkst bewys dat wy juist gezien hebben. {Friesch Kerkblad.) BOUWMAN." (1) My dunkt, dat kan de meening van dr. H. H. Kuyper niet zyn. Z. H. G. toch was niet er by toen de weder zydsche overeenkomsten en hare redenen over wogen zyn door de Deputaten, voor de ver- eeniging der Kerken. Dit niet willekeurig afgeven van attestatiën maakte één van de bedingen uit, waarop anderen en ik nadruk hebben gelegd, om de reeds aan gegeven reden. Daarom dat„met wederzijdsche bewilliging" Natuurlijk met recht van beroep op meerdere vergaderingwant de Kerkeraden mogen ook niet willekeurig handelen. Zyn er goede rede nen dan behoort men toe te stemmen. Littooij. De Heraut beweert, dat de Synode van Groningen heeft beslist, dat een kerkeraad geen attestatie mag weigeren aan een lid, als dit in dezelfde plaats blijft wonen en van Kerk A tot B of van Kerk B tot A wenscht over te gaan. Voorts beweert zy, dat de Synode van Gro ningen het eerst een concreet geval heeft te behandelen gehad. Deze bewering van De Heraut is onjaist. Reeds in 1893, één jaar na de Vereeniging werd de Synode geroepen, de bepaling, dat de Kerkeraden op één plaats niet zonder we derzydsche bewilliging leden van elkander mogen overnemen, te ver klaren. Twee leden van Arnhem A wenschten tot Arnhem B over te gaan, de Kerkeraad van Arnhem A weigerde, attestatie te geven. Bedoelde leden beriepen zich op de classis

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 1