Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland.
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAHAN en Ds. A. LITTOOIJ.
5e Jaargang.
Vrijdag 22 Mei 1908.
No. 48.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
ABONNEMENTSPRIJS
Drukker-Oitgever
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER ADVERTENTIES
VARIA,
Zeenvsch
per half jaar franco per post 70 cent.
Enkele nummers3 cent.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
HET- LEVEN VAN JEZUS.
Want Ik leef en gij zult leven.
Joh. XIV: 19b.
Jezus en de discipelen zyn vergaderd in de
paaschzaal. Hij spreekt tot hen over zijn been
gaan Hij wijst hen op de ontzachlyke ge
beurtenissen, die weldra plaats vinden zullen.
Voor zijn oog staat het bloedig Golgotha maar
ook het paleis zijns Vaders, 't welk Hij weldra
binnentreden zal. Langzamerhand dringt de
gedachte tot het bewustzijn der apostelen door,
dat de ure der scheiding niet ver meer verwij
derd is, en daardoor vervult droefheid hunne
harten. Zjj kunnen zich niet voorstellen, dat
er nog moed en kracht in hen kan zijn, indien
Hij hen verlaat. Hoe donker blikt zulk eene
toekomst hen tegen. Zoolang Hij bij hen is,
zjjn zij sterk, vreezen zij voor geen gevaar,
maar als Hij heengaat en zij achterblijven
moeten, dan is er geen verwachting meer. Al
hunne hoop zal vergaan, en al hunne sterkte
verdwijnen.
Nu zij eenmaal er toe gekomen zijn om het
denkbeeld der scheiding te aanvaarden, wil
Jezus hen troosten, en Hij verklaart, dat de
scheiding slechts van korten duur zal zjjn.
Tusschen Hem en de wereld wordt de band
welke er eenige jaren bestaan heeft, verbroken,
en daarom zal zij Hem niet meer zien, maar
de band, die er tusschen Hem en de zijnen
bestaat, kan niet verbroken worden en om die
reden zullen zjj Hem na korten tjjd wederzien,
want zonder aanmatiging kan Hjj zeggen Ik
leef en gij zult leven.
Ik leef. Merkwaardig woord. De vijanden
maken zich gereed om Hem gevangen te nemen
en hebben vast besloten Hem ter dood te
brengen. Wat zij zoo vurig wenschen, zal ge
beuren ditmaal zal Hij hunne handen niet
ontgaan. Dit is aan den Heiland bekend, Hij
weet, dat elke schrede hem nader brengt aan
het oogenblik, waarin Hij het hoofd zal buigen
en zijn geest zal bevelen in de hand des Va
ders. Desalniettemin spreekt Hy Ik leef, en
daarmede geeft Hij te kennen, dat Hy dit
leven in Zyne macht heeft. Niemand zal het
Hem kunnen ontnemen, geen Cajaphas hoe,
listig, geen Pilatus hoe machtig, heeft erover
te beschikken. Zelfs de dood, de koning der
verschrikking, zal geen scheiding kunnen
brengen tusschen Hem en het leven.
Wy behoeven de waarheid hiervan niet aan
te toonen, want op den derden morgen wer
den de zegels verbroken en de grafsteen weg-
.gewenteld, terwijl Jezus zich veertig dagen
lang aan zyne discipelen vertoont met vele
gewisse kenteekenen, zoodat zy later nooit
meer getwijfeld hebben bij de vraag, of Hij
metterdaad wel recht had zoo te spreken. Doch
daaruit vloeit nog iets anders voort. Omdat
Hij leeft, zullen al de zjjnen leven. Hy heeft
het wondere vermogen om Zjjn leven aan an
deren mede te deelen en dit doet Hjj zoo vol
komen, dat zjj op hunne beurt met Paulus
zeggen kunnen Ik leef, doch niet meer ik,
maar Christus leeft in my, en wat ik nu leef,
dat leef ik door het geloof in den Zone
Gods, die zich voor my overgegeven heeft
Evenals de rank het leven van den wjjnstok,
•▼•nals een lid het leven van het lichaam deel
achtig is, zoo zjjn allen, die door het geloof
den Christus zijn ingelijfd, Zyn leven deelachtig.
De wereld dacht op den dag der kruisiging,
dat zy van den gehaten Nazarener af was, dat
Hy haar nu niet meer verontrusten zoudoch
ofschoon zy Ilem sedert die ure niet meer ge
zien heeft, toch heeft zy zich bedrongen, want
op den Pinksterdag stond Hy in de Apostelen
weer in het midden en deed Hy zich met macht
gelden. Zelfs sterker dan ooit te voren bracht
Hy het gansche volk in beweging en ver bui
ten de grenzen van het land der belofte werd
over Hem gesproken.
Zoo is het altijd gegaan en zoo gaat het nog.
De tegenstanders pogen zijn invloed te breken,
zjj willen Hem binnen bepaalde grenzen slui
ten, Hem niet toelaten in het volle, rjjke men-
schenleven, maar Hy lacht met al hunne raad
slagen, verwijdert alle beletselen, verbreekt
alle zegelen, wentelt alle steenen weg en eer
zjj het vermoeden is Zyn Naam weer op aller
lippen, en spreekt men van Hem weer niet
alleen in de woonkamer en in de Kerk, maar
ook in de hoogste vergaderingen des lands en
op de publieke markt des levens. IJdelheid
der ydelheden staat geschreven op elke onder
neming, die bedoelt Hem te weren en Hem
van allen invloed te berooven. Zoolang Hy aan
menschen, aan zondaren, die van nature dood
zjjn in zonden en in misdaden Zyn eigen leven
kan instorten, en deze macht zal Hjj altjjd
blyven bezitten, zoolang zal Hy ook in 't mid
den dezer wereld zich doen gelden en alle
overleggingen zijner vijanden te schande maken.
Neen, daarover behoeft ge u nooit te ver
ontrusten, dat Hij den strijd niet zou kunnen
volhouden, al wordt die nog zoo hevig, maar
hierover moogt ge u wel bekommeren, of Hy
ook in u leeft, of Hy ook in u zyn belofte
vervuld heeft. Dat is trouwens de groote zaak
weer, waarop het voor ieder onzer aankomt,
want zonder Hem hebben wy geen leven dat dien
naam verdient. Het moge eene weldaad zjjn,
dat gjj ademt in het uitspansel, dat ge werken
en strijden kunt op aarde, leven is nog niets
anders, iets meer. Wanneer gy het waarlijk
ontvangen hebt, komt het daarin allereerst
uit, dat uw hart gedurig weer uitgaat naar
Hem, wijl u dit duidelijk wordt, dat het niet
in U is, maar in Hem, en gelijk zich eene
bloem wendt naar het licht, zoo keert gij u
dan telkens weer tot hem, die Uw leven is.
Gjj staat er naar, dat het zich overvloediger in U
zal doen gelden, daar gjj van dag tot dag tot
uw schrik bespeurt, dat er nog zooveel in U is,
dat aan den dood herinnert. En nu moge het
U toeschijnen, dat het leven niet in u trium-
pheeren zal, gij moet u daardoor niet laten
ontmoedigen, wijl daartegenover Zyne belofte
staat: Gij zult leven, en gjj kunt er gerust op
rekenen, dat deze belofte haar werk ook in U
zal verrichten, wat er ook gebeure, indien
gy tenminste weet, wat het beteekenthet
leven in eigen hand te verliezen, en het alleen
te zoeken in Christus. Zie het maar in de
Apostelen. Zij meende dat er voor hen geen
leven meer zjjn zou, als Jezus heenging, edoch
juist na zjjn vertrek bloeide het leven in hen
op met kracht, die de wereld in gisting en in
verbazing bracht. Bouma.
Concept voor het verband tnsschen de Ker
ken en de Theol. Fac. der V. U.
Van hetgeen wjj vóór veertien dagen over
het Concept der Deputaten voor de opleiding
alsmede over de beoordeeling van dat Concept
schreven, nam één der Redacteuren van De
Wachter een gedeelte in hun blad op.
Onze geachte broeder deed dat met bjjna
volledige instemming. Het luidt
„Van 2 zjjden hoort hy (Ds. L.) stemmen die
hem denken doen, dat eenheid van opleiding met
wijziging van dit concept niet is te verkrijgen.
Hjj wijst op de Utr. Kerkbode, die de Ver-
eeniging met hare stichting, naar zjjn oordeel
vry wil houden, ook al zou die der Kerken er
mee vereenigd worden.
Ook naar het oordeel van Ds. Littooy heeft,
als het nypt en weer nijpt, de Vereeniging
met dit Concept het laatste woord.
Verder wijst Ds. L. er op dat andere broe
deren daar niet aan willen, omdat het niet in
laatste instantie, het zeggenschap geeft aan de
Kerken, maar aan de Vereeniging.
Dat spijt Ds. L. ook, maar omdat het voor
hem geen schriftuurlijk gebod is, dat de Kerken
zelve voor de opleiding moeten zorgen, zou
hy wat water in den wjjn willen doen om des
vredes wil.
Maar toch blijft hy volhouden, dat het het
meest gewenscht is dat de Kerken zorgen.
Wanneer daar nu ook nog bij komt, dat de
waarheid en trouw aan het woord van '92
hunne rechten houden, dan heeft die toegeef
lijkheid toch geen grond. Zoo wordt geen
ware vrede bevorderd.'
Zooals de lezers zien, is de instemming by na
volkomenimmers juist hetgeen waarvan de
Utrechtsche Kerkbode niets weten wil, namelijk
dat de Kerken alle zeggenschap hebben dat
moet er, zal de instemming van De Wachter,
met hetgeen ik schreef en wenseh eene vol-
komene zijn, nog by. Zoo bemerkt gy, dat de
twee groepen van broederen, die thans van geen
verzoening en samengaan, in betrekking tot
ééne gemeenschappelijke opleiding willen weten,
om geheel verschillende redenen en gansch
uiteenloopende begeerten het Concept der Depu
taten besnoeien willen. Het geeft toch niet alles,
dus niet genoeg, zegt de ééne groep van broe
deren, het geeft veel te veel, zoo luidt het by
de andere broederen. Geeft elkaar zóóveel ge
wonnen, zegt met my de derde groep, omreden
wy ten dezen opzichte, volgens de geschiedenis
en de belijdenis der Kerken niet voor een uit
drukkelijk gebod van God staan.
Voor „waarheid en trouw* wensch ik te leven
en te sterven, als het overeenkomsten geldt,
waarin naar Gods Woord, onze belijdenis en
de praktijk der Kerken geene veranderingen
mogen gebracht worden, dan toch gelden deze
overeenkomsten voor ons Gereformeerden on
veranderlijk. Doeh zoo is het ten dezen opzichte
niet. Wel acht ik nog, wat Gijlieden absoluut
eischt, het beste en daarom gewenscht. Maar
dat kunnen wy, zooals lang en genoegzaam
gebleken en gehoopt is niet verkrijgen. Daar
om moeten èn wy èn de broederen uit de
Doleantie voortgekomen elkander naderen en
toegeven, wyl wy ten deze niet staan voor een
gebod Gods dies voor een stuk van onze
belijdenis en de praktijk onzer vaderenen
omdat het sinds jaren is gebleken, dit ons ver
schil een kanker in onze Kerken in betrekking
van het broederlijk en zusterlijk samenleven is.
De splytvlam is innerlijk begonnen en duurt
voort, ach, waar zal het einde wezen.
De vlammen breken meer en meer, ja in be
trekking tot verschillende zaken en op verschil
lend terrein uit. Ze zijn uitgebroken en duren
voort, op het terrein van de opleiding voor
den dienst des Woords; van het al of niet
plaats vragen en nemen aan de staatsruifook
op staatkundig terrein is de eenheid van op
treden niet aanwezig, maar twisten zelfs de
leiders van ons anders homogeen volk.
Na zooveel zegeningen van God te hebben
ontvangen, na zoo ongedacht rijken invloed te
hebben gekregen op verschillend levensterrein,
verteeren wy elkander, ja, by toeneming zelfs
by toeneming elkander te verteeren is onver
antwoordelijk en ongehoord.
Daarby komt dat, wat de opleiding betreft,
wanneer het gety verloopt, men de bakens
moet verzetten. Dat is sinds de verrassende
benoemingen ook het geval.
Waren ze niet geschied of niet aangenomen,
dan zou de geneigdheid om wat toe te geven
en de begeerte naar ééne opleiding van de
andere zyde gewis sterker zyn.
En ik wensch niet te sterven
quentie, als het niet móet.
aan conse-
Littooij.
In de Friesche Kerkbode lezen wy onder 't
opschrift
„Gewenscht.
In de pers doet het bericht de ronde, dat
D.D. Sikkel van Amsterdam, Van Es van
Leeuwarden en Diemer van Apeldoorn een be
weging op touw zetten, om te zien, of er in de
Gereformeerde predikantenwereld sympathie is
voor de idee, door Ds. Sikkel voorgesteld in
„Het Brood der Kerk", en om dan by gebleken
eenstemmigheid voorstellen te concipiëeren voor
de a.s. Generale Synode.
Of het bericht geheel juist is, laten we in
't midden. Doch gewenscht zouden we het wel
vinden, dat deze zaak binnen korten tyd beslist
werd.
De geschiedenis van de vroegere Chr. Geref.
Kerk leert ons, dat eerst nadat de Generale
Synode had gesproken, de drukte bedaarde.
Zoolang de Kerken zich niet uitspreken, is er
ruimte voor allerlei geschrijf.
Of nu een predikanten-conferentie op den weg
naar de Generale Synode ligt, staat te betwij
felen. Maar die weg is te bekend, om voor
informaliteiten te vreezen.'
Een predikanten-conferentie is zeker niet de
kerkelijk aangewezen weg naar de Generale
Synode. Toch hoop ook ik dat er, nu er door
den ouden broeder Diemer, (thans met Ds.
Sikkel en Ds. Van Es) gelijk vóór vele jaren,
weer een beweging is ontstaan voor het vragen
van staats-subsidie voor onze dienaren des
Woords zooals vroeger, op de Classikale, Pro
vinciale en Synodale Vergaderingen grondig
zal gesproken en besloten worden en daarover
eene beslissing zal vallen. Natuurlijk in den
&eest van weleer en zooals vóór ettelijke jaren
schier elk dacht dat het wezen moest en blijven
zou. Littqou.
In De Wachter van 15 Mei 1.1. leest men
Br. E. te B. vraagt, of het werk van Dr.
Kuyper, „Voor een Distel een Mirt", onvoor
waardelijk kan aanbevolen worden.
Dat dit werkje te koop aangeboden wordt
door een boekhandelaar, en daartoe ook een
circulaire aan een Kerkeraad wordt aangeboden,
is in het belang van den eigenaar. Wien dit
werkje aangeboden wordt, moet zelf weten, of
hy het koopen wil.
Vraagt men ons oordeel er over, dan geven
wy toe, dat in deze meditaties vele schoone
dingen worden gezegd tot nuttige stichting en
leering. Vergis ik my niet, dan heeft de ge
achte schrijver zelf eens gezegd het zyn maar
„Meditaties" en het is geen wetenschappelijk
werk. Dit neemt niet weg, dat men ook in
eenvoudige Meditaties, meer voor de praktijk
des levens dan voor de wetenschappelijke ont
wikkeling bestemd, de zaken naar de Schrift,
en in overeenstemming met onze gereformeerde
leer moet voorstellen.
En dat is naar myne overtuiging in
„Voor een Distel een Mirt" niet altyd het ge
val*.
Reeds jaren geleden nam öok ondergeteekeBde
de vrijheid te schrijven, dat dit werkje, hoe
schoon en pittig ook, met oordeel des on
derscheids behoort gelezen te worden. Juist
omdat het Meditaties zyn, door onzen hoogst be
kwamen en hooggeachten Dr. A. Kuyper Sr.
geschreven.
De verbondsbeschouwing en die der sacra
menten er in gegeven, kan ik, hoe innig deze
beschouwing ook is, niet in ieder opzicht
accepteeren. Als die van Berea moeten wy
doen, die de dingen onderzochten of ze alzóó