Kerkistisch of Kerkelijk.
Kerk- en Schoolnieuws.
Ofticiëele Berichten.
Verantwoording van Liefdegaven.
Handboek voor de beoefening der BQbel-
sclie Geschiedenis, van E. Stook e.a.
Bewerkt door Dr. W. B. Rinkema.
Van Strijd en Overwinning. De groote
Synode van 1618 op '19 en wat er aan
voorafging. Voor het christelijk volk
beschreven door Dr. L. H. Wagenaar,
Geref. Pred. te Middelburg. Uitgave van
J. C. Schenk Brill.
Christelijke Jongelingsvereeniging
„Herman Faukeel".
opzicht maar blijven moeten, zooals ze nu
zijn. Ook w\j erkennen, dat hier velerlei te
herzien is, zoowel in onze maatschappelijke
gewoonten als in ons Burgerlijk recht. Maar
als wij in Hilda van Suylenburg schande hoo-
ren uitroepen over een land „dat artikels in
zijn wetboek heeft, die de vrouw vernederen
en onrecht aandoen", komt ons voor den geest
wat de Hoofdredacteur van „De Standaard"
gezegd heeft: „De vroegere usantiën en wet
telijke bepalingen zijn volstrekt niet een dwaze
greep in den blinde geweest, maar een vrucht
van dieper doordenken dan Hilda vermag, en
van veel rijker levenservaring; en feitelijk is
het onder de heerschappij dezer nu zoo ge
wraakte instellingen langen tijd gelukt, een
gelukkig leven aan man en vrouw beiden te
verzekeren".
Doch zij het ook, dat hierin, mede door het
drijven der emancipatie, eenige verandering en
verbetering kome, die zeker noodig is voor
zooveel, wat niet meer bij onze toestanden
voegt, één ding wordt bij dat roepen om wets
wijziging vergeten, n.l. de zonde; bepaaldelijk
de zonde van man en vrouw. Men ziet de
grondoorzaak, ook dezer ellende, voorbij en
verwacht alle heil van herziening der wetten.
Dit is de wondeplek der feministen, dat zjj
een scherp oog hebben voor de gebreken in
de maatschappij, maar vreemdelingen zijn in
hun eigen hart. De herziening van het Bur
gerlijk Wetboek zal alles in het reine brengen
Men wil verbeteren, beschaven, ontwikkelen,
humaniseeren, maar alles buiten den Heere en
Zijn heilig Woord om. Als wij de toekomst-
idealen der emancipatie hooren, komt het
woord eens dichters ons voor den geest
„Zouden doode wetten 't leven
Aan een sluim'rend volk hergeven
Neen, niet voor dat Christus' Geest
Daalt in stulpen en op tronen,
Die uw dochteren wjjdt en zonen,
Daagt het blij herlevingsfeest".
Wie gelooft, dat de emancipatie ons zooveel
beter tijden en heerlijker volkstoestanden zal
brengen, geeft zich over aan den ij delen waan,
dat eenige paragrafen in het Burgerlijk Wet
boek zullen in staat zijn 's menschen levens
loop en levenslot gelukkiger te maken.
Daartegenover zeggen wij, dat de uitne-
mendste wetten en staathuishoudkundige
theorieën, altijd jammerlijk schipbreuk zullen
lijden, zoolang de menschen die ze toepassen,
vervreemd blijven van Gods Woord. Of gij de
kast van uw horloge prachtig oppoetst, baat u
weinig, als het uurwerk van binnen stuk is.
De verbeteringen naar het emaneipatiestelsel
zijn dus van hoogst twijfelachtig karakter, wijl
z\j Gods ordinantie willen terugdringen. Op
dezen weg is geen verbetering te wachten.
Integendeel, „wie God verlaat, heeft smart op
smart te vreezen".
Verandering, verbetering vragen ook wij
van zooveel, dat niet goed is, maar een ver
betering, wier kern is, zuiverder uitvoering
van de ordinantiën Gods, die Hij ons gaf in
zijn Woord. Daarnaar met dieperen ernst
biddend te staan, zij de prikkel, die voor ons
komt uit de hand van het feminisme.
Laat dit de vrucht zijn bij de belijders des
Heeren, dat z\j opgewekt worden, toch met
nauwgezetheid de ordinantiën Gods te eeren.
Want zelfs in Christelijke kringen wordt dit
in het stuk van man en vrouw niet meer ge
daan. Wel staat het duidelijk inde Schrift:
„Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onder
danig", maar bij menige Christelijke vrouw
sleet het ganschelijk uit hart en geweten weg.
Zelfs in onze Gereformeerde gezinnen beschouwt
menige vrouw zich gelijk aan den man. De
goddelijke regel dat de man het hoofd der
vrouw is, wordt maar al te vaak op zijde
geschoven. En waar de vrouw zich er nog
aan onderwerpt, laat menigeen niet onduidelijk
gevoelen, dat zij het doet, wijl ze het doen
wil, omdat zij het zelf goed vindt, of ook tot
genoegen van haar man. Maar volstrekt niet
uit gehoorzaamheid aan het believen Gods.
Dit is nu in beginsel de groote zonde van het
feminisme, die het huwelijk bederft en heel
de maatschappij ontwricht. De man, die zich
kromt onder het juk zijner vrouw, begaat de
groote zonde van Ezau, toen hij zijn eerstge
boorterecht verachtte en voor een schotel
linzenmoes prijsgaf.
Met allen ernst moet hiertegen worden ge
waarschuwd, omdat daardoor de revolutie-
stroom, die daar buiten de golven hoog op
en wild voortstuwt, verwoestend ook in onze
woningen binnendringt.
Zoo wij de ordinantiën Gods niet strengelijk
vasthouden, hebben wij geen vasten grond
onder de voeten, om de machtige beweging
der emancipatie recht te weerstaan, die door
quasi-mannelijke stoerheid" vele vrouwen „tot
caricaturen vervormt en tot lachwekkende
Bennink Januonius.
paillassen op 't tooneel van 't leven".
Tegenover het feminisme der wereld, is het
de roeping des Christens, den eisch van Gods
Woord hoog te houden, en het machtig devies
„God schiep u man of vrouw blijf, wat God
u schiep", weer in gulden letteren duidelijk
aan een iegelijk te toonen.
Indien God u schiep als man, betoon u dan
een man, in uw huis en in uw beroep. Wie
hierin nalatig en ontrouw is, werkt het femi
nisme in de hand. En dit geschiedt helaas
op deze wijze dikwijls.
^.Maar zoo gij vrouw geboren werdt, weet
dan, dat God de Heere, het alzoo over u be
schikt heefteerbiedig zijn bestel en laat het
uw begeerte en uw gebed zijn, dat het u
gegeven worde, den innerlijken rijkdommen het
kostelijk sieraad van het vrouwelijk gemoed te
ontwikkelen.
Zoo eerst zal er zegen dalen in het hart,
en geluk en welvaart komen in ons huis.
Dan zullen man en vrouw elkaar verstaan,
elkaar liefhebben, elkaar steunen. Hoe meer
de man en de vrouw niet alleen in uiterlijke,
maar ook in innerlijke gehoorzaamheid aan
's Heeren Woord wandelen, zal alle betrekking
in het huiselijk leven zuiverder worden. Daar
zullen zij elkander eeren, [en te zamen den
Heere liefhebben. En in dien liefdedienst zal
de man al de schatten'l'van het manlijk hart
in gebed en geloofswerkzaamheid ontwikkelen;
en zal de vrouw al den rijkdom van haar
vrouwelijk gemoed ten toon spreiden. Zóó
zullen die twee waarlijk één zijn, in den
hoogsten en teedersten zin, elkander tot hulpe
in alle dingenmaar boven alles in het zoeken
van Hem, die in Christus Jezus, den zegen
gebiedt, Iden grootsten, den alles omvattenden
zegen het leven tot in eeuwigheid.
J. P. Tazelaar.
Kerkistisch noemt men iemand, die alles
binnen den kring van zijn kerk wil trekken
en die, niet verre verwijderd van Rome's leer
der alleen zaligmakende kerk, moeilijk iets
waardeeren kan, dat buiten zijn kerk plaats
vindt.
Jarenlang was men gewoon om de vroegere
Christelijke Gereformeerden kerkistisch te noe
men en de Ned. Hervormden voor te stellen
als lieden met een ruim hart, die er niet aan
dachten, om de grenzen zoo eng te trekken.
Langzamerhand is echter gebleken, dat de
Gereformeerden heel wat ruimer van opvat
ting zijn dan de Ned. Hervormden. Wanneer
men hoort, ;"wat]men, om slechts iets te noe
men, de jonge lieden, die belijdenis doen in
de Ned. Hervormde Kerk op het hart bindt,
dan zou men haast gaan gelooven, dat de Ned.
Hervormden meer met hun kerk, dan met het
geloof in Christus ingenomen zijn, want de
jeugdigen] worden '1 bijna" op een eed'gevergd,
dat \ze toch vooral trouw aan de kerk zullen
blijven.
Nu is daarin] wel iets," dat] we begrijpen
kunnen, maar anderzijds moeten wij bekennen,
dat die manier van handelen ons erg averechts
voorkomt. Het komt bij het doen van belij
denis toch "[allereerst en voornamelijk aan op
het geloof in: Jezus Christus.
Of men dan niet kerkelijk mag zijn, d. w. z.
of men dan de belangen van de kerk, waartoe
men behoort niet mag voorstaan en bevorde
ren Zeker, dat mag niet alleen, maar dat
moet. Als men ^gelooft, dat er in deze bedee
ling door allerhande oorzaak geen eenheid van
de zichtbare kerk kan zijn, maar dat er eene
pluriformiteit der kerken is, dan zal dit geloof
iemand bewaren van kerkistisch te worden,
doch evenzeer zal die overtuiging hem dringen
om kerkelijk te wezen.
Wat wij dan [onkerkelijk noemen. Dit, dat
men eigenlijk alleen vraagtwaar kan ik een
goede preek hooren 't Is zeer de vraag, of,
wat men „goed" noemt, dien naam ook ver
dient. Dat is onkerkelijk. Dat is het.'instituut,
waarin men opgenomen is, verwaarloozen.
Dat is inderdaad zonde. Want ieder, die ver
plichtingen heeft, hetzij op maatschappelijk of
kerkelijk gebied en die verplichtingen niet
nakomt, maakt zich schuldig. En ieder, die
tot eene kerk behoort, heeft verplichtingen.
Mag men die maar zoo verwaarloozen Het
is echter het voornaamste niet, dat iemand
zich aan finantieële verplichtingen onttrekt,
want dat is nog op eene andere manier te
vindenmaar ieder die leeft in eene kerk,
doet dat, omdat hij haar de zuiverste openba
ring van het lichaam van Christus houdt,
indien hij tenminste een ernstig lid is.
Maar gaat het dan aan, om den dienst des
Woords elders te zoeken? Zal God zijn zegen
geven over eigenwillige handelingen?
Yelen meenen tegenwoordig, dat men het
met de kerk niet zoo erg behoeft te nemen.
Alsof de kerk eene instelling van menschen
wareDie onverschilligheid omtrent de kerk
verraadt niet veel goeds. Als het er dan niet
op aankomt, in welke kerk men is, waarom
hebben dan onze vaderen rgebroken met de
Ned. Herv. kerk Waarom hebben zij smaad
gedragen Waarom zelfs de gevangenis niet
gevreesd
Wanneer die mannen eens uit hun graf
konden opstaan en ze zagen velen hunner
geestelijke kinderen in haar kerkelijke wandel,
zouden ze niet roepen„gij hebt uw eerste
liefde verlaten. Gedenkt dan van waar gij uit
gevallen zijt."
Kerkelijk moet men wezen, anders blijkt men
geen overtuiging te hebben op kerkelijk ge
biedmaar Kerkistisch mag men niet zijn. Wij
sluiten niet alles op binnen de grenzen onzer
kerk. L.
(jRott. Kerkbode.)
DRIETAL
te Apeldoorn A:
ds. A. Doorn te Franeker
dr. T. Hoekstra te Hazerswoude en
ds. J. D. Wielenga te De Leek.
TWEETAL
te Rhijnsburg
ds. P. A. Veenbuizen te Almelo;
ds. P. Warmenhoven te Zetten.
te Nunspeet:
ds. D. Hogenbirk te Nederhorst den Berg
ds. J. Gispen te Barneveld.
BEROEPEN
te Aarlanderveends. P. Warmenhoven
te Zetten
te Midwoldads. W. Oosterheert te
Kielwindeweer
te Nunspeetds. D. Hogenbirk te Nederhorst
den Berg
te Winsum: ds. Tj. Petersen te Oosterzee.
AANGENOMEN
naar Wijchel en Balk: Cand. E. van der Laan
te Uithuizermeeden
naar Neededs. N. H. Boukema te Zweelo.
BEDANKT
voor Pernisds. J. van Haeringen te
Heek v. Holland
voor Scharendijkeds. H. Haspers te
Hardingsveld
voor Alblasserdamdr. J. Ridderbos
te Oosterend
voor Nieuwendam ds. K. Doornbos te Boxum.
Ds. J. J. Dekkers, sedert 1904 em.-pred.,
is in den ouderdom van 73 jaar te Dordrecht
overleden.
De overledene \diende achtereenvolgens de
Kerken te Naaldwijk (1868-1870), Scharne-
goutum (1870-1873), Joure (1873-1889), Ouder
kerk a/d Amstel (1889-1893) en Hoogvliet
(1893-1904).
Een goed voorbeeld. Te Zuidwolde bouwen
de Gereformeerden een Kerk, welke ruim elf
duizend gulden moet kosten. Maar alvorens
een begin gemaakt te hebben, hebben de leden
eerst bijna tienduizend gulden gegeven, zoo
dat als] de Kerk gereed is, zjj ook bijna be
taald is.
Wolphaartsdijk, 8 April 1908. Zondag 1.1. was
het eene verblijdende, doch ook eene aandoen
lijke ure. Onze geliefde leeraar Ds. H. Elffers,
door de classis Goes eervol emeritaat verleend,
was door ongesteldheid aan huis en veel aan
bed gebonden en naar het toescheen niet meer
in^staat met]een afscheidswoord op te treden.
Door de goedheid Gods werd Z.Eerw. thans
in staatsgesteld, om de begeerte van zijn hart
vervuld te zien. Met Z.Eerw. was ook de ge
meente verblijd en in dankbare stemming op
gekomen. Een aandoenlijke ure was het Z.Eerw.
voor het laatst als Herder en Leeraar te zien
optreden. Eene ure als thans door de gemeente
werd doorleefd, is niet van mensehen maar
van den Heere geschonken. sVóór 221/2 jaar
geroepen van Hillegom en gezonden door den
Heere, Zijnen Zender, heeft Z Eerw. al die ja
ren de gemeente trouw bearbeid en niet zon
der zegen.
Z.Eerw. bepaalde de gemeente bij 1 Petr.
5 10, bij het gepredikte woord, dat was ver
richt door de genade Gods. Z.Eerw. had als
dienaar des Heeren den vollen raad Gods
verkondigd.
Na het zingen van Ps. 82 2 werd de
Edelachtb. Heer Burgemeester en de Raads
leden toegesproken en dank gezegd voor hunne
tegenwoordigheid, en den zegen des Heeren
toegewenscht. Daarna richtte Z.Eerw. tot den
Heer A. van de Linde, hoofdonderwijzer, ins
gelijks in ons midden, en tot alle belangstel
lenden een enkel woord, en eindelijk tot de
gemeente, die Z.Eerw. aanmoedigde op den
voorgestelden weg voort te gaan, vertrouwende
enkel en alleen op den Heereden kerkeraad
werd voorgehouden met de belangen der kerk
tot den Koning der Koningen te gaan, en ver
wezen naar het 10e en lie vers van Ps. 34.
Onder het zingen van Ps. 122 3 trad Ds.
R. J. v. d. Veen op als afgevaardigde van de
classis Goes en tevens als consulent. Hjj zegde
den scheidenden Leeraar dank voor de aange
name lessen, op de classieale vergaderingen
gegeven en bidt Z.Eerw. toe een aangename
rusttijd. Als tolk van kerkeraad en gemeente
richt Z.Eerw. eenige hartelijke woorden tot
Ds. Elffers, waarna staande Z.Eerw. wordt
toegezongen Ps. 134 3. De consulent sprak
kerkeraad en gemeente een troostrijk woord, toe
verzekerende in de kracht Gods in alles bü te
willen staan, wees op het verlies van een be
minden Leeraar en wekte vuriglijk op tot ge
bed tot Hem, die alles geeft en niet verwijt.
Na een woord van dank aan den consulent
uitgesproken te hebben, sloot Ds. Elffers deze
plechtigheid met het uitspreken van de zegen-
bede.
Namens den Kerkeraad,
A. Nagblkerkb, Scriba.
Vlissingen B. Voor de kerk ontvangen van
de knapenvereeniging „Obadja" alhier f 10,
Namens den Kerkeraad,
P. G. Laernobs, Scriba.
ZENDING.
In dank ontvangenGeref. Kerk Veere
f 23,35 en port. Laman.
BOEXBEOORDEELINe.
De afleveringen van het O.-Testament heb
ben dit werk een goeden naam verschaft in
onze kringen, en de eerste afleveringen van
het N.-T. dragen er toe bij om het een blij
vende gunst te verzekeren. Het maakt de be
oefening der bijbelsche geschiedenis gemak
kelijk en vruchtbaar.
Dit is een werk voor hen, die van geschie
denis houden. Zij kunnen hun hart hier opha
len en zich verdiepen in ons groot historisch
verleden. Het tijdperk, waarin deze Synode
saamkwam, is zeldzaam rijk en de vruchten van
de toenmalige worsteling genieten wij nog. Een
Gereformeerde bflname mag die dagen wel ken
nen. Hoe de schrijver de mannen teekent, die
voor de Kerk zoo groote beteekenis gehad heb
ben, blijke uit het volgende
„Nu volgen in de rjj der genoodigden de
Zeeuwen. Het zfln twee goede Calvinisten
Herman Fauekelius uit Middelburg en Henri-
cus Brandt Willemszoon die dienaar des god-
delijken Woords is te Zierikzae.
Herman Fauckeel is een Bruggenaar uit 1560,
een kweekeling der Gentsche School, die onder
Daneau zoo veelbelovend bloeide, doch zoo
spoedig moest ten ondergaan. Daarna heeft hij
Leiden bezocht, doch hij verdween weer uit de
Nederlanden en zat veertien jaar lang te worste
len in „de heimelijke gemeente" te Keulen. Doch
in 1599 werd hij Bedienaar des Woords in
Zeelands deftige hoofdstad en hoewel hjj vrfl
hinderlijk „visselt", omdat hij zijn tanden mist
en 't kunstgebit nog niet is uitgevonden
genieten de Middelburger getrouwen zeer van
zjjn woord.
Faukeel houdt hoog den brandenden fakkel
der Geref. beginselen, al zal die ook een groot
vuur aansteken. Geen vrede ten koste van de
waarheid is zijn parool.
Een geleerde is Faukelius. Een in den grond
taal ervaren noeste werker. Of hjj al bezig is
met zijn vertaling van 't O. en N. T. Elke
letter, die hij op 't papier zet. is schoonschrift.
Ook kent hjj zjjn Latjjn. De groete Synode
zal er van profiteeren.
Niemand kan begrijpen hoe Faukeel tijd voor
zfln studie vindt, want op alle kerkelijke ver
gaderingen in Zeeland is hjj de eerste, in de
zaken der Zending leeft hjj en als catecheet
vindt men schier zjjn gelijke niet."
Zulk een teekening spreekt voor zichzelf en
wij wenschen dan ook, dat het boek vele trouwe
lezers vindt. Bouma.
Gewone Vergadering D. V. Woensdag 15
April 1908, des avonds 8 uur, in de Consis
torie der Gasthuiskerk.
Onderwerp
Inleiding Wereldgodsdiensten. Dr. Wagenaar.