Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
5e Jaargang.
Vrijdag 20 Maart 1908.
No. 38."
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
iBOHHEMENTSPRIJS
Drnkker-Oitgever
A. D. LITTOOIJ Az.
MIDDELBURG.
het doel van jezüS'vernedering.
I.
PRIJS DER ADVERTENTIES
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
Overmits dan de kinderen des
vleesches en bloeds deelachtig zijn,
zoo is Hy ook desgelijks derzelve
deelachtig geworden, opdat Hij door
den dood te niet doen zou dengenen,
die het geweld des doods had, dat
is den duivel. Hebr. II 14.
Welk een kostbare weldaad wordt toegekend
aan de kinderen, van wie de schrijver hier
melding maakt. Immers even van te voren
wordt gezegd, dat God deze kinderen tot de
heerlijkheid leidt. Gelijk Jozua eenmaal het
volk Israels uit de woestijn voerde naar het
beloofde land Kanaan, zoo brengt God deze
kinderen tot de heerlijkheid. Neen, wij zullen
ons thans niet laten verleiden om dit uitne
mend voorrecht nader te beschrijven, want dit
ligt niet op onzen weg, maar wel herinneren
wij er aan om even te laten uitkomen, in welk
verband het bovenstaand woord staat. Wijl nu
die kinderen het vleesch en het bloed deel
achtig geworden zijn, was het noodzakelijk, dat
hun overste Leidsman deze ingelijks verkreeg.
Het is niet moeielijk om te verstaan, waar
op de apostel het oog heeft. Met deze beide
woorden: „vleesch en bloed" duidt hij de men-
schelijke natuur aan en hij noemt deze op die
wijze, om de zwakte, broosheid en verganke
lijkheid dier natuur in helder licht te plaatsen.
Hoe broos wij wel zijn, kan niemand volkomen
zeggen, en nu mogen wjj er wel even bjj stil
staan, dat de Christus, de eeuwige Zoon des
eeuwigen Vaders deze zwakke, brooze en ver
gankelijke natuur heeft aangenomen, tenge
volge waarvan Hij aan honger en dorst, aan
p\jn en smart, aan lijden en dood onderworpen
werd. Waarlijk, dit is een wonder van onna-
gaanbare en onuitsprekelijke genade. Is er iets
geringer, hulpeloozer en vergankelijker dan
onze natuur en is er iemand heerlijker dan
deze Eéngeborene des Vaders en daarom zou
den wij uitroependie twee behooren niet bij
elkander, zij hebben niets met elkander ge
meen, zij kunnen nimmer samenkomen en toch
dit onbegrijpelijke is werkelijkheid, want Hij
is des vleesches en des bloeds deelachtig ge
worden. Reeds op zich zelf is dit wel der
moeite waard om het te overdenken, om het
te bewonderen, maar die bewondering mag wel
rijzen, als ge onderzoekt, waartoe Hij die aan
genomen heeft. Om te heerschen had hij haar
niet noodig. Als Zoon toch waren alle dingen
Hem onderdanig en dienden Hem op Zijne
wenken. Hij sprak en het was er, Hjj gebood
en het stond er. Niemand kon zich aan Zijn
gebied onttrekken, niemand kon Zijne hand
afslaan of tot Hem zeggenwat doet Gij
Evenmin behoefde Hij haar om zijn eigen
heerlijkheid te openbaren. Hebben niet alle
zalige troongeesten Hem hunne eere en aan
bidding gebracht, ja had Hij niet vóór de
grondlégging der wereld heerlijkheid bij den
Vader? Wie zou deze heerlijkheid hebben kun
nen vermeerderen of verminderen. Zij was ge
heel volkomen en onaantastbaar.
Maar wat kan dan het doel geweest zijn,
waartoe Hij deze zwakke en onooglijke natuur
aangenomen heeft Hoor het en verwonder u.
Hij is haar deelachtig geworden, opdat Hij kon
lijden en sterven. Is dit niet vreemd. Evenals
de kinderen, wier Leidsman Hij was, is Hij,
als zij, het vleesch en bloed deelachtig gewor
den opdat het mogelijk zou zjjn, dat de dood
Hem kon overvallen en Hem wegvoeren in
zijne banden. Zooals Hij was, kon deze Koning
der verschrikking Hem niet bereiken, de hand
niet op Hem leggen en Hem niet in zijne
macht krijgen.
Wilde Hij tot dat einde die menschelijke
natuur aanvaarden Gewis. Maar niet als eind
doel, neen, slechts als een middel om een hoo-
ger doel te bereiken. Doch daarover kunnen
wij ons naderhand uitlaten. O, als ge in deze
dagen bizonder let op den Man van smarte,
die door Gethsemané naar Golgotha is gegaan,
houd dan in gedachtenis, dat Hy om tot het
bloedig kruishout te komen reeds van tevoren
onze zwakke natuur had aangenomen en pry's
Zijn Naam, want Hij is ook uw lof waardig.
Had Hy niet de gelegenheid voor den dood
geopend om Hem te overvallen, dan zou er
voor u geen uitzicht zynwant gij hebt geen
wapen in dezen strijd. Verstaat gij en waar
deert gij het? Botjma.
VARIA
De Opleidingskwestie.
III.
Hoewel de Synode te Middelburg 1896 een
gewichtige genoemd kan worden, is zy toch
ook niet vruchtbaar geweest om de kwestie
tot nadere oplossing te brengen. Voor een
nader verband van de Theol. Faculteit met de
Geref. Kerken heeft zy niets gedaan, want de
voorstellen, welke ter tafel kwamen heeft zy
verworpen en is daarna niet verder op de zaak
ingegaan. De Theologische School bleef, wat
zy wasde eigen inrichting der Kerken.
Met een enkel woord evenwel moet hier mel
ding gemaakt worden van de groote verande
ring, welke door haar gebracht werd in de
litterarische opleiding. Zy toch riep het gym
nasium in het leven. Dit was zeker een ver
betering, en een zeer belangrijke. Er waren
slechts enkele jaren noodig, om tot een volle
dig gymnasium te komen, dat zyn plaats met
eere innam naast de andere gymnasia van Ge
reformeerde type. Gewichtig ook in een ander
opzicht was deze stap, aangezien het leidde tot
losmaking van de Geref. Kerken. Immers het
gymnasium is thans reeds overgegaan in de
handen van eene vereeniging, welke zorgen
moet, dat het in bloei toeneemt, en het is te
hopen, dat zy zich van deze taak op een goede
wyze kwijten zal.
Van al de overige plannen, welke er waren,
kwam niet veel terecht en toch mogen wy met
dankbaarheid op haren arbeid terugzien.
Daarop volgde de Synode van Groningen,
die voor de vraag geplaatst werd, of zy kans
zag om de geheele moeielykheid uit den weg
te ruimen. Zy had zich n.l. uit te spreken of
zy het voorstel-Bavinck gelijk het in de
acta genoemd wordt kon inwilligen, dat nog
eens beproefde, de beide inrichtingen met elkan
der te vereenigen. Uit het Rapport, dat over
dit voorstel by de Synode ingediend werd,
nemen we het volgende over
„Jaren lang heeft er reeds over de opleiding
in de Geref. Kerken versehil van inzicht be
staan. En ook in de agenda dezer Synode treedt
dat versehil duidelijk aan het licht. Het scheen
dus aanvankelijk, dat de taak, waartoe deze
Synode geroepen werd, om n.l. verschillende
inzichten te vereenigen en de beide opleidings
scholen in nader verband tot elkander te bren
gen, bizonder ingewikkeld en moeielyk zou zyn.
Door allerlei omstandigheden is echter in
den laatsten tyd deze taak vereenvoudigd en
vergemakkelijkt. Ofschoon alle Kerken de
vereeniging van de Scholen van harte begeer
den en over het algemeen dringend noodzake
lijk achtten, is het duidelijk geworden dat de
poging, die tot vereeniging beproefd werd, niet
is geslaagd. De Kerken hebben in hare Pro
vinciale vergaderingen, voorzoover zy zich uit
drukkelijk over het voorstel uitspraken, wel
geen van alle verklaard, dat de bedoelde po
ging niet tot een gewenseht resultaat zou
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
kunnen leiden. Voor een groot deel spraken
zij zich zelfs in dien zin uit, dat in de lijn
of in den geest van het voorstel-Bavinck eene
ineensmelting van beide inrichtingen van onder
wijs verkregen kon worden. Zelfs is, naar de
agenda geoordeeld, door geen enkele Kerk uit
gesproken, dat bovengenoemd voorstel, van
Kerkelijk standpunt uit beschouwd en voor de
Kerken zelve onaannemelijk zou zyn.
Maar sommige Kerken oordeelden toch dat
het voorstel niet genoeg rekening hield met.
het universitair karakter, dat de Theol. oplei
ding naar haar inzien dragen moet en dat de
tyd voor ingrijpende maatregelen in deze zaak
thans niet rijp was.
Bovendien is gebleken, indien niet officieel,
dan wel officieus zoowel in daden als in woor
den, dat de Vereeniging voor Hooger Onder
wijs bovenbedoeld voorstel voor zichzelf onaan
nemelijk achtte en in den geest of in den zin
van dat voorstel geen ineensmelting der beide
opleidings-scholen denken kon.
Een ander voorstel werd tegenover het, op
de Kerkelijke vergaderingen behandelde niet
ingediend. En wel stelde de provincie Gronin
gen eenige amendementen voor, maar deze zijn
van dien aard, dat zy het voorstel voor dege
nen, die bovengenoemde bezwaren hadden» nog
meer onaannemelijk maakten.
Dit alles als feit constateerende, meent de
Commissie alle principieele discussie als on
vruchtbaar geheel ter zyde te kunnen laten en
zich eenvoudig te moeten plaatsen op het prac-
tisch standpunt. Zelfs komt het haar voor, dat
de benoeming van Deputaten voor deze zaak,
gelyk ze door enkele Provinciale vergaderingen
is voorgesteld, ontraden dient te worden.
Immers is gebleken, dat de gevoelens over
de verhouding van de Kerken tot de opleiding
voor den dienst des Woords te zeer uiteenloo-
pen dan dat er voorshands aan overeenstem
ming te denken valt. En bovendien zou de
benoeming van deputaten de gemoederen in
spanning houden, de onrust der Kerken be
stendigen en het bestaan der Theol. School
voortdurend onzeker doen zynterwijl er toch
voor deze School niets dringender noodig is,
dan dat er een einde kome aan de onvastheid
en haar bestaan by den voortduur verzekerd
worde.
De Commissie der Generale Synode kan daar
om aan uwe vergadering geen ander advies
geven, dan dat zy, constateerende de onmo
gelijkheid om de beide opleidings-scholen thans
te vereenigen, den bestaanden toestand besten
dige en de Theol. School als de inrichting der
Kerken voor de opleiding tot den dienst des
Woords handhave en be vestige."
Geheel de Synode ging me,t dit advies mede.
Weer was een poging gedaan, waarvan velen
zoo groote verwachting hadden gekoesterd.
Maar ree is vóór de Synode hare zittingen
opende, was het duidelijk, dat zy verdwijnen
zou, gelyk dan ook gebeurd is. De Synode was
zelfs van gedachte, dat voortaan alle dergelijke
pogingen wel achterwege konden blijven, wijl
het ondoenlijk bleek, tot overeenstemming te
geraken. Zoo kreeg de meening voedsel, dat
die Kerken zouden berusten by den feitelijken
toestand, en dat beide inrichtingen zouden
arbeiden elk aan het voorgestelde doel. Voor
een geregelden arbeid in de Kerken en in de
Scholen was er rust noodig, want die voort
durende onzekerheid matte beide af. Ieder wist
nu, hoe het stond, en ofschoon het jammer
was, er was niets aan te doen. IJzer met han
den breken heeft nooit iemand vermocht, en
de Kerken konden waarlijk zeggen, dat zy wel
met den besten wil waren bezield geweest,
maar dat zy in deze zaak den steen der wijzen
niet hadden gevonden. Uren en dagen hadden
zy gewyd aan de oplossing der kwestie, doch
zy waren geen schrede vooruit gekomen. Het
beste was derhalve zich neerleggen by het on
vermijdelijke en met allen ijver aan eigen vol
making te arbeiden.
Het lykt ons toe, dat het wys zou gewesst
zyn, wanneer de Kerken zich aan het advies
van de Groninger Synode gehouden hadden,
wyl zy dan een droeve blydzyde minder gehad
zouden hebben in hare geschiedenis. Doch het
heeft niet zoo mogen zyn en daarom zyn wij
verplicht ook haar na te lezen en te overden
ken. Wy kunnen dit echter gevoegelijk nog
een week uitstellen.
UIT HET LEVDN,
Enthousiasme.
De menschelijke natuur, eenmaal door den
Heere God zoo goed en heilig geschapen, is
door de zonde gansch en al en in ieder op
zicht verdorven geworden. Zonder een zweem
van overdrijving kan naar waarheid worden
getuigd, dat de mensch onbekwaam is tot
eenig, waarachtig, geestelijk goed, en dat hij
daarentegen geneigd is tot alle kwaad. Hy
is geneigd tot alle kwaad, ook tot het kwaad
der luiheid, der vadsigheid, der traagheid.
Traagheid behoort ook tot de zonden van
ons menschelyk geslacht. Traagheid, dat is
tegenzin in beweging, in ontwikkeling van
kracht. Indien er geen zonde in de wereld
was, er zou ook geen traagheid wezen, er zou
den ook geen luiaards zyn maar alle men-
schen zouden, wat hunne hand vindt om te
doen, doen met al hunne macht, met onver-
flauwden ijver, zonder ook maar een oogenblik
te verslappen.
Versta dit nu niet verkeerd. Ik zou niet
gaarne zeggen, dat alle zondige menschen ook
luie en trage menschen zyn. Want de erva
ring zou dit stellig weerspreken. Er wordt op
deze aarde hard gewerktdoor velen wordt
gewerkt met inspanning van al hunne krach
ten, met een ijver, die voorbeeldig is, met
noeste vlyt, in het zweet huns aanschyns, met
rappe handen, van den vroegen morgen tot
den laten avond, van hun jeugd tot hun ouder
dom. Er zyn niet weinig menschen, die aan
den avond hunner jaren gekomen op een wel
besteed leven mogen terugzien. Met dank
baarheid mag dit worden erkend. Dit is de
goedheid Gods, die de vloek der zonde ook
hier weer heeft getemperd, en het verderf der
ongerechtigheid ook hier weer heeft gestuit.
Maar toch, al zien we het goede niet
voorby, het kwade mag toch ook niet
worden verzwegen. Tegenover degenen, wier
ijver lof verdient, staan er nog meerderen,
die vanwege hunne traagheid rechtmatig mo
gen worden berispt. Er zyn in de wereld ook
vele luiaards, die niet werken, zoolang het
dag is wier werken geen werken mag worden
genoemd menschen, die liever lui dan moe
zyn, die niet arbeiden met onverdroten ijver
en met gestadige inspanning van al hun kracht.
Het gaat alles zoo slap, zoo lusteloos, zoo
langzaam, zoo traag, wat zy ook doen. Komen
zy er vandaag niet, dan komen ze er morgen.
Er is geen geestdrift, geen toewijding, geen
bezieling, geen ijver, geen voortgang, geen
spoed. Trage handen en slappe knieën 1
En wat we ook niet moeten vergeten, opdat
we onszelven niet boven deze tragen verhoo-
vaardigen mogen, de neiging tot traagheid
woont toch ook in ieders hart. Ook de yve-
rigsten kunnen verslappen. Ook de naarstig-
sten hebben oogenblikken van verflauwing.
Ook in het meest welbestede leven komen uren,
dagen, tyden voor, waarmede niet gewoekerd
is, waarmede geen winste is gedaan, die ver
beuzeld en verkwist zyn in ydele bezigheid,
of erger nog in zondige ledigheid en ichuldig