JAN DE SCHOENMAKER, FEUILLETON. Onderzoekt Uzelven nanw. Jan's nienwe woonplaats en een groote verandering. Naar evenredigheid. Jezus en de krijgslieden. ds. v. d. Linden in ke Kerkbode voor 's Gra- venhage schreef. Onder het opschrift »A1 verder" luidt het: „Welke diep bedroevende resultaten de heden- daagsche Schriftcritiek heeft, hebben we reeds herhaaldelijk in onze Kerkbode aangewezen. Nog pas, sprekende over de Psalmen van David. „Van geen enkelen psalm weten wfl met zekerheid te zeggen, dat hfl van David is", zoo leeraart de heer Dr. Cramer, als hfl op den kansel de woorden des levens der schare heeft te verkonden. Eigenlfjk blijft er van heel het Oude Testa ment niet veel over. 't Is een „verzameling van Israëlitische letterkunde". Meer niet. Maar met het Nieuwe Testament staat het er waarlijk niet beter bij. Ge hebt maar te vragen, wat men aan onze Universiteiten leert. En dat niet van moderne zijde. Laat een man van de etische richting het woord hebben. Laat Prof. Baljon van Utrecht u zeggen, hoe hij er over denkt. En wees verzekerd, hjj is de woordvoerder van die allen, die evenals de heer Cramer, zich beroepen op de Universiteit. In het werk„Jezus Christus voor onzen tijd", geschreven door Prof. Dr. Baljon, Prof. Dr. Chantepie de la Saussaye, Prof. Dr. Daubanton e. a., is het tweede stuk van Prof. Baljonge titeld ,De bronnen van het leven van Jezus11. Daarin vindt ge de volgende gedachten „Wie waren de schrijvers van het leven van Jezus, hier op aarde? Dat waren eerlijke menschen, die niet anders gegeven hebben dan den indrukdien Jezus op hen gemaakt heeft. De Evangelisten waren geen weten schappelijke mannen, die eenig verstand hadden van geschiedbeschrijving. Zij heb ben niets gegeven dan hun indruk, hun Christus. Vandaar, dat er heel veel de Evangeliën binnensloop, dat wij volstrekt niet kunnen noch mogen aanvaarden. Bijv.b. in Matth. 5 18 staat: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan zal er niet één titel noch jota van de wet voor bijgaan, totdat het alles zal zijn geschied". Van deze woorden nu zegt Prof. Baljon „Als wij het vrije standpunt kennen, dat Jezus tegenover de Joodsche wet en het legalistisch beginsel ingenomen heeft, vloeit hieruit voort, dat Hij niet gezegd kan hebben dat er van de Wet noch jota noch titel voorbij zou gaan, totdat het alles zou zijn. Hier spreekt een bekrompen Christen uit Joden, die zich angstvallig aan de letter der Wet vastklampte en niets wilde verliezen11. Ziedaar het resultaat van het onderzoek van een man als Prof. Baljon. En als wij nu ook zoo maar de Evangeliën onderzoeken, dan hij voorzegt het ons zal er heel wat weg vallen, maar dat kan geen kwaad. Weineen, zulk een géloof-onclermijnende Schriftcritiek kan geen kwaad. Want, zoo zegt Prof. Baljon „blijkbaar heeft God niet gewild, dat wij aan de letter van de geschreven Evangeliën zouden blijven - hangen, maar dat wij tot den geest daarvan zouden doordringen. Zoo wordt de gemeente voor Bijbelvergoding en de weten schappelijke man voor gemakzucht bewaard". Wat dunkt u, lezer Wie ontroert niet bij het lezen van zoo fatale voorstelling als deze? Zoo doceert een Hoogleeraar. 16) OP HOOFDSTUK IV. „Laat ik je nou ereis segge moge", klonk het weer uit denzelfden hoek met holle stem, „dat is het juist. De dominees weten het ook niet. Om dat te verstaan moet men meer hebben dan geleerdheid. Dan moet men door God de Heilige Geest diep ingeleid komme te worden in de waarheid. Want al die Schrift woorden, die door Diötrefes genoemd werden, ken ik ook wel. Maar die hebben een tweeërlei beteekenis, een letterlijke en een geestelijke. En om die laatste, om de geestelijke betee kenis moet het ons te doen zijn, want dan krijg )e een inzicht in de verborgenheid der Schrift, maar die krijg je nooit door groote ge leerdheid, want dat is voor de wijzen en de verstandigen verborgen. Vat je me nou wel „Ik wil je nu wel vertellen, dat ik je niet vat," antwoordde Diötrefes. „Maar we kennen elkaar wel. Jij geeft je nooit gewonnen, want je wilt je niet laten overtuigen. We weten alle- Zoo meeneu het de heeren Cramer c. s. Zoo denken en spreken tal van predikanten der Nederl. Herv. Kerk. 't Is reeds meer dan 40 jaar geleden, dat een beroemd Hoogleeraar van Utrecht, Prof. van Oosterzee, hier in Den Haag, in een der groote kerken optrad, en deze merkwaardige woorden sprak, geldig en van kracht ook voor deze dagen „Helaas, een willekeur zonder grens, even strijdig met het Christelijk geloof als met waar achtige wetenschap, houdt niet op zich aan menig woord te vergrijpen en, zoo hemel en aarde nog niet voorbij gegaan zijn, men heeft voor het minst wel hemel en aarde bewogen om deze woorden hunne heerschappij te betwis ten. Nu mocht een woord des Heeren niet echt zijn en dan moest het zóó niet verstaan wordennu komt er naar het heet het gezond verstand en dan het goede hart tegen opnu heet het wel waar, maar in dit geval niet van toepassing, en dan wel zeer schoon, maar helaas ongelooflijk". „De Zoon des Menschen, als Hfl komt zal Hij ook geloof vinden op aarde Doch, zegt zelve, wat is in onze dagen algemeener dan ongeloof, hetzfl theoretisch ofpractisch; ongeloof, voorwaar niet alleen aan deze of gene bijzon dere leerstelling, maar aan datgene, wat door de heilige algemeene Christelijke kerk van alle eeuwen als waarheid tot zaligheid is erkend en beleden Verheft dat ongeloof zich niet steeds luider, niet slechts buiten, maar in de kerk van den Heer, en zijn de voorbeelden ver te zoeken van hen, wien de oude Godspraak mag geldenUwe wijsheid en uwe wetenschap heeft u afkeerig gemaaktZijn er geen onmondigen zelfs, die vrijmoedig beweeren, dat zij op menig punt het beter weten dan de Koning der waar heid? Ja, is niet een grenzelooze twijfelzucht ook tegenover de stelligste woorden des Woords tot een kanker geworden, die geheel het lichaam der gemeente verpest? Vergeet zelfs de beste niet al te vaak, dat wij geen reehters hebben te zijn over dit Woord, maar dat het integendeel ons oordeelen zal, ja veroordeelen, indien wfl Hem, Die het sprak verwerpen Ontroerende gedachtezoo riep Prof. v. Oosterzee eindelijk uit indien zij ook in uw midden gevonden werdendie hetzij heimelijk of openbaar het Woord van Christus en Hem Zeiven weersprekenwellicht om te zweren bij menschendie niets te geven hébben dan de on- rijpe vrucht hunner wisselzieke wijsheid alleen Dit uitnemende woord, vóór 40 jaar met zooveel dankbare instemming beluisterd, is nog ja thans meer nog dan toen van kracht, want al verder schrijdt de Schriftcritiek voort in haar verkerving van het Woord onzes Gods. v. d. L." Littooij. Kort geleden was ik in Assen, Drenthe's hoofdstad, om daar het Evangelie te prediken. Zeer trof en verblijdde mfl de vooruitgang dezer gemeente gedurende het laatste tiental jaren, 't Is nu reeds een kerk van 1600 zielen geworden. Enkele bizonderheden, die ik daar opmerkte, wil ik onzen lezers meedeelen. De kerken kunnen ook wel van elkander leeren, nietwaar Vooreerst viel 't mfl op, dat er in den boezem des kerkeraads nu reeds van gesproken werd om een tweeden leeraar er bij te beroepen. Hun predikant had het werkelijk in vele op- maal wel, dat er tegen Pier geen praten is. Hfl meent altoos alles alleen te weten. Ik hoop, m'n goeie mandat je maar eens uit dien hoek uitgejaagd wordt." „Laat ik je nou ereis segge moge", zeide „lange Pier", terwijl hij zijn „Keesje" vooreen nieuw verwisselde, „ik hoop, dat de trotschje Amoriet nog ereis van zijn' hoogen zetel mag gestooten worden. Vat je me nou wel En Diötrefes vatte dit opperbest. Hij keerde „lange Pier" den rug toe, sprak nog eenige woorden met een jongen man, die naast hem zat, gaf een versje op te zingen en eindigde met dankzegging, waarna allen huis waarts keerden. Of ze ook allen „hoogst vol daan" waren Zeker „lange Pier" en Diö trefes niet. Op dergelijke wijze ging het op dit gezelschap menigmaal toe. Doch er blijkt ons genoegzaam uit, dat Diötrefes te weinig belflnd was om zfln tegenstander te overtuigen, en ook dat hfl toch „de eerste" wilde blflven. Deze uitweiding meenden wfl te moeten maken, omdat we straks ook Jan Barsink hier ontmoeten, en het daarom noodig achten vooraf de lezers eenigermate met dit gezelschap be kend te maken. Doch wfl keeren nu tot Jan Barsink terug. Zoo niet in „het laagste", dan toch in een zichten te druk, en 't was beter, dachten zfl, tfldig de krachten te versterken dan de ge meente te laten verwaarloozen op eenig ter rein. Het was, denk ik, niet onverstandig, als de kerkeraden in de grootere gemeenten dit tot stelregel maaktenvoor elke 1200 zielen (minstens) een nieuwen leeraar. Ten tweede viel 't mfl op, hoe trouw de menschen daar ter kerk kwamen, niet alleen 's morgens maar ook 's avonds. Er was tus- schen beide beurten geen onderscheid te zien. En de kerkeraad zeidat was altfld zoo. Dat behoort ook zoo, nietwaar? Ten derde trof mfl 't aantal zitplaatsen in vergelflking met het zielental. Het zielental van die gemeente is 1600, terwfll het aantal zitplaatsen 1000 bedroeg, die ook beide keeren op een heel enkele na bezet waren. Dat zou voor onze kerk te Kampen naar evenre digheid zfln minstens 3000, zegge drieduizend zitplaatsenen wfl hebben er op dit oogen- blik niet meer dan 1800. Als de nieuwe kerk 1400 plaatsen bevat, dan zfln we nog nauwe- lflks op 2500. Een nieuwe kerk is dus geen overtollige weelde. En eindelflk merkte ik dat men daar had 1. geen verhuring van zitplaatsen en 2. hoof- delflken omslag, zooals men het noemde. Geen verhuring van zitplaatsen dat wil zeggen, niet jaarlflks. Ze waren eens voor altfld verhuurd. Die een plaats had kon die behouden tot zfln dood of tot zfln vertrek toe, of totdat ze hem niet meer beviel. De alzoo opengevallen plaatsen werden dan ter gelegener tfld onder de aanvragers verdeeld naar vastgestelden prfls. Hoofdelflke omslag. Een schrikkelflk woord voor sommigen. Alsof daardoor de vrflwillig heid, de liefde gedood zou worden. In den grond echter een zeer praktische, doelmatige maatregel om de kosten van den openbaren godsdienst te bestrflden. Hoe ging dat daar toe? De kerkeraad trachtte op die wflze de leden naar vermogen te doen bfldragen. De kerkeraad doet dat naar z'n beste overtuiging, en zegt tot A. en tot B. en tot C.ons dunkt het zou billflk wezen dat gfl zooveel bfldroegt tot de kosten van onzen gemeenschappelflken eeredienst. De een zal zeggen't is goed. De anderdat is voor mfl te veelge schat mfl te hoog. Een derde zal zeggenik zal nog wat meer geven. Ook kan zulk een bedrag later naar omstandigheden vermeerderd of ver minderd worden. Deze manier van doen heeft m. i. veel voor. Ten eerste kan de kerkeraad op die wflze voor de kerkelflke inkomsten (zit plaatsen en vaste bfldragen) rekenen op een bepaalde som. En ten tweede kan op die wflze evenredigheid in het bfldragen komen, een evenredigheid die in de kerk van Kampen niet bestaat. Hoe hoog zfln die jaarlflksche bfldragen, zal iemand vragen. Dat varieert natuurlflk. Zeg van f 1 tot f 200. Er zfln overal leden die niet meer dan f 1 per jaar vast kunnen be loven. Er zfln ook leden, die f 5, f 10 enz. tot f 200 en meer kunnen betalen. Zulke be dragen komen in meer dan een Drentsche ge meente voor. Nu zeggen sommigen dat doodt de liefde. Altemaal dwaasheid. Er blflft voor vrflwillige liefdegaven nog ruimte genoeg open. Weet ge wat zulk een wflze van doen doodt of al thans zooveel mogelflk tegengaat De wille keur. In de bovengenoemde gemeente zag ik de proef op de som. Men had daar voor kerk en armen een budget van ruim achtduizend gul der laagste huizen aan „den Zandwegskant" te Laaghuizen woonde Jan Barsink, waar het hem in zfln schoenmakerfl al spoedig beter ging dan te Drieveen, terwfll ook zfln herberg 's Zaterdagsavonds vooral, en 's Zondags niet minder, tamelflk druk bezocht werd Te Laaghuizen woonde ook een zuster van Jan's vrouw, die getrouwd was met een arbei der. Dit laatste was voor Jan reden genoeg, om er maar geen, of althans zoo weinig mo gelflk gemeenschap mee te houden, wfll dit met zfln trotsche natuur weer in strfld was. De beide zusters ontmoetten echter elkander van tfld tot tfld wel. Deze zuster was een vrouw, die onder de zorgen des levens, maar bovenal door de trek kingen van Gods genade en door het werk des Heiligen Geestes in haar, in oprechtheid en in eenvoudigheid den Heere vreesde en diende. Haar man, schoon niet „der waarheid toege daan", liet haar echter hierin volkomen vrfl. Hfl zeide„dat ieder dit maar voor ziehzelven moest weten". Hfl had nu eenmaal geen lust in zoo'n godsdienstig levendoch als zflne vrouw daarin nu wèl lust had, wat kon hem dat schelen? Tengevolge van den omgang van Jan's vrouw met deze zuster, begon er ook in haar weldra eenige verandering ten goede merkbaar te worden. Zfl wilde met hare zuster ook wel den, en wfl van twintig duizend (ik reken niet de duizend die ons gewordt van het burgerlflk armbestuur uit zekere fondsen). Assen heeft 1600 zielen, Kampen meer dan 4800 naar evenredigheid zou ons budget wel vflf en twintigduizend gulden moeten bedragen. Onze kerkelflke administratie komt 't verloopen jaar te kort, in de bovengenoemde gemeente had men drie- of vierhonderd gulden over. En zou dat hier niet kunnen Mflne broe ders en zusters, als ieder naar evenredigheid bfldroeg, de grooten en de kleinen, alle grooten en alle kleinen die toch allen leden der gemeente van Christus zfln met dezelfde rech ten en plichten dan zou 't o zoo best kunnen. Iemand heeft een kerkeraad eens geschreven over den voorgenomen kerkbouw en zich on derteekend Non possumus. Dat wil zeggen wfl kunnen niet. Broeders en zusters, dat is niet waar. Het is nietnon possumus. Wfl zouden veel meer kunnen nog dan een nieuwe kerk bouwen en onderhouden indien allen, allen, maar naar evenredigheid voor den heiligen kerkedienst bfldroegen. E. Kamper Kerkbode). In de laatste dagen van Christus' leven op aarde zien wfl Hem gedurig van krflgslieden omringd. Krflgslieden hebben Hem gevangen genomen en weggeleidzfl hebben Hem ge- geeseld en geslagen, gehoond en gesmaad. Krflgslieden hebben Jezus aan het kruis ge nageld, en bfl dat kruis en ook aan het graf van Christus hielden soldaten de wacht. En hoe gedroeg Christus zich nu ten op zichte van hen Hfl leed al wat zfl Hem aan deden in stille gelatenheidzelfs als zfl bfl de bespotting de gruwelflkste mishandeling en de grofste beleediging voegden, zweeg Hfl stil en deed niets. In die stille gelatenheid en lfldzaamheid openbaart zich de groote kracht zflner onuit sprekelijke zondaarsliefde, die vrflwillig tot in het diepste en meest smadelflke lflden zich wilde vernederen. Want immers, Hfl is de eengeboren Zone Gods, door wien alle dingen zfln gemaakt voor wiens Majesteit de heilige engelen aanbiddend zich buigen, en tot wiens dienst de duizendmaal duizend sterke helden gereed staan. Slechts één wenk behoefde het Hem te kosten en de roekelooze beleedigers zouden dood ter aarde zfln nedergevallen. Doch Hfl deed niets tegen hen. Niets tegen hen, maar wèl deed Hfl iets voor hen. Iets groots en iets heerlflks. Hfl bad voor zfln vflanden. Terzelfder ure, waarin zfl, ruw en wreed, zonder eenig mededoogen, Hem aan het kruis sloegen, smeekte Hfl „Vader, vergeef het hun, want zfl weten niet, wat zfl doen". In zulk een betrekking stonden de krflgs lieden tot Jezus, toen Hfl op aarde was. En helaas, zoo is het over 't algemeen nog. Treed slechts onze kazernes binnen, en het zal u ter stond op de droevigste wflze blflken. De groote massa vau die duizenden soldaten, hier en in Indië, doen niet anders ten opzichte van Jezus, dan wat de Romeinsche krflgsknechten deden. Zfl bespotten en hoonen, smaden en kruisigen Christus. Slechts zeer weinigen zfln het, die die met den hoofdman bfl het kruis, Hem als Gods Zoon erkennen, en als hun hoogsten Koning en Heere wenschen te dienen en te hulddigen. Ja, onze militairen staan in dezen nog veel schuldiger dan de Romeinsche soldaten, die eens naar de kerk gaan. Wfll echter die zuster bfl de „kleine kerk" behoorde, en er te Laaghuizen slechts te kiezen was tusschen de „kleine kerk" en een moderne prediking in de Hervormde Kerk, ging Jan's vrouw, al kostte dit in het eerst ook nogal wat moeite, ook naar eerstgenoemde kerk mee. Dat was echter geheel tegen den zin van Jan. „Afgescheiden Bah! daar moest Jan in 't geheel niets van hebben. Dit was dan ook een tweede en wellicht niet minder ge wichtige reden, waarom Jan de omgang met zfln zwager en schoonzuster meed. Zflne vrouw stoorde zich daar echter al heel weinig aan, en ging haar gang. Langzamer hand werd zfl zelfs een geregelde kerkgangster bfl den ouden afgescheiden Dominé, en door de prediking, hoe eenvoudig ook, en daardoor wellicht voor haar des te beter geschikt, werd zfl al meer in het geweten gegrepen. Doch nu werd het voor haar ook een bezwaar om 's Zondags de herberg open te hebben, wfll zfl walgde van de gesprekken, die zfl daar menigmaal moest aanhooren. Maar Jan wilde er natuurlflk niets van weten, deze 's Zondags te sluiten, want dat waren voor hem juist de beste dagen. Dit een en ander had tengevolge, dat Jan het op allerlei wflze zflne vrouw moeiëlflk maakte, en hfl zelfs eens tot haar zeide„In-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 2