PRIJSRAADSEL.
Eyangelisatie-arbeid in N.-Brabant
Eindhoven gaat vooruit niet met velen, maar
dan toch met enkelen. De saamkomsten wor
den door meerderen bezocht en de belangstel
ling is merkbaar. Van groot belang zal 't zyn
als daar, gelijk te Rosendaal reeds geschiedt,
des Zondags meer predikdienst zal zyn.
Jan Lnyken, een mystiek Christen.
Kerken mochten geëxamineerd en na met goed
gevolg geëxamineerd te zijn, beroepen worden.
Hadden de Chr. Geref. Kerken te Kampen
in Synode vergaderd, gelooid, wat onze hoog
geachte professor Lindeboom c. s. gelooven,.
namelijk, dat het een door God gegeven, in
de Heilige Schrift neergelegd beginsel is, dat
alleen de Kerken de opleiding voor den dienst
des Woords mogen en dies moeten geven, dan
zouden zy niet meegegaan zijn, ja niet hebben
mogen meegaan, met het door my toen inge
diende amendement. En opmerkelijk en veel
zeggend is dat de leden der Synode, die toen
en daarna met Prof. L. meegingen, zoo goed
als zonder uitzondering, hebben voorgestemd.
Ook Ds. J. van Andel.
Ieder kan begrijpen, dat, wanneer evenge
noemd of een dergelijk amendement niet ware
aangenomen, dus dat de opleiding voor den
dienst des Woords niet had mogen geschieden
dan aan eene Inrichting, die van de Kerken
uitgaat, de vereeniging der Kerken hoe ge
boden ook niet zou hebben plaats gehad.
Maar, gelijk gezegd is, geloof ik niet, dat dit
rechtstreeks geboden iswel dat met de Kerken
en hare ambten ook inzake de opleiding zeer
gerekend wordtdoch naar de Kerken de
eeuwen door het recht en de plicht om de die
naren des Woords op te leiden, hebben be
schouwd, gingen zy niet van de gedachte uit,
dat het eenig en alleen door de geïnstitueerde
Kerken moét geschieden.
Immers, naar de kerkhistorie ons leert, heb
ben groote godgeleerden deze opleiding wel
gegevenin vroeger en later tyd ging het ook
wel van de Kerken uit, op andere tijden zorg
den Christelijke overheden er voor, terwijl thans
eene vereeniging van Christenen ook deze taak
voor haar rekening heeft genomen, terwyl nog
weer anderen beweren, dat het de roeping der
godgeleerde wetenschap is. My kwam het steeds
voor dat de geïnstitueerde Kerken er het hoog
ste belang bij hebbenin de eerste plaats er
roeping toe hebben en de meeste waarborg
hebben ontvangen van haar God, die haar de
belofte gaf, dat de Heilige Geest haar, hare
leermeesters en leerlingen zou gegeven worden,
en die deze belofte nog steeds vervult.
(Wordt vervolgd.)
Littooij.
UIT HET UEVE3Ï,
De deputaten voor den Evangelisatie-arbeid
in N.-Brabant waren weer zoo vriendelijk ons
hun belangrijk verslag toe te zenden, met ver
zoek er iets uit over te nemen in Z. Kerkblad.
Aan dit verzoek kunnen we gereedelyk vol
doen. Hun werk heeft onze sympathie. Al vin
den we het jammer, dat de Brabantsche Kerken
hebben besloten geen steun te bieden aan den
Zeeuwschen Zendingsarbeid onder de heidenen
en Mahomedanen, dit is voor ons geen reden
om de Brabantsche Kerken onze hulp te ont
houden in hun voortreffelijk werk. Het zou ons
ten zeerste verblijden, indien de broeders in
Brabant op hun besluit, dat toch geen wet der
Meden en Perzen is, terug konden komen. Al
hebben- zich onze zusterkerken ook vooral op
den Evangelisatie-arbeid geworpen, ze onttrok
ken zich daarom toch niet geheel aan het werk
der heiden zending. Omdat ze het eene deden,
lieten ze het andere niet na, maar daarom mogen
we dan ook met te meer vrijmoedigheid bij haar
aankloppen en vragen wat gy voor de heiden
zending doet, laat dit ons ten goede mogen
komen en steunt ons in ons werk, gelijk wij u
steunen in het uwe en zeker niet minder zullen
doen, indien we uwe goedwilligheid ondervinden
ten ons waart. We blijven nog op Brabant
hopen.
Intusschen geven we onzen lezers een kijkje
in bovengenoemd verslag. Vooraf echter
gnkele cijfers. De ontvangsten en uitgaven
bedroegen dit jaar ongeveer f 4000,Alle
Kerken in Brabant collecteerden tweemaal. Over
het algemeen zijn deze collecten niet hoog, doch
vele kerken zyn ook klein van kracht. In Zee
land collecteerde Haamstede nog f 8,20 voor dit
doel. By spreekbeurten van ds. Binnema werd
te Wolphaartsdyk f 22,56 en te Heinkenszand
f 16,02 verzameld. Ook vereenigingen en par
ticulieren in Zeeland zonden giften en contri
bution. Een kleine 25 Zeeuwsche kerken zijn
contribuant. Goes zond f21,Axel f 18,75.
Verder ontleenen wy enkele gedeelten aan
het verslag.
»Wy, geliefde Broeders en Zusters, mogen
van onzen arbeid, in het „Donkere Zniden",
niet aflaten. Ook al wordt soms van anders
gewaardeerde zyde onze arbeid als van meer
ondergeschikt belang voorgesteld, nl. als eene
evangelisatie, gelijk die zijdelings door eene
Zangvereentging wordt beoogd, 6f ook onge
veer gelijk gesteld met een meer methodistisch
getint werk als de Tentzending, ten doel heb
bende „enkele zielen te winnen" en niet als
eene Evangelisatie in gezond gereformeerden
zin van de kerken zélf uitgaande.
Zoo ongereformeerd is onze arbeid nooit ge
weest. Al is het een arbeid onder gedoopten
toch is het eene roeping die geen stap terzijde
mag worden gedrongen door het werk der
Heidenzending, maar aaamaast zeker alle in
spanning vraagt. Werd dat wat meer inge
zien Jezus toch stelt, naast den heiden, den
afgedwaalden tollenaar, een besnedene als
voorwerp van bearbeiding. Welnu, Brabant
wil „bet ééne doen en het andere niet nalaten".
Uit onbekendheid met onze zuidelijke toe
standen velt men in menig ander deel van ons
land zoo licht een onjuist oordeel, dat ons aan
de stuurlieden aan den wal doet denken.
Ons weik met de Bybeltasch wordt door
Rome op handige wyze tegengestaan. Het geeft
nl. in dezen tyd een soort van bybelsche ge
schiedenis aan zyne leeken in handen. En
wie de bybeltasch draagt, weet er van te spre
ken, hoe men allerwege hoort„wy hebben
al een bybel 1"
Doch daar staat tegenover, dat de oogen van
vele Roomschen open gaan voor het verschil
tusschen Protestanten en Gereformeerden. Als
zy, wat zy gaarne doen, komen hooren naar
't woord op een kerkhof door een der onzen
gesproken, ziet gy ze met instemming den
spreker toeknikken, als hy den weg der zalig
heid, alleen door den eenigen Zaligmaker Jezus,
daar verkondigt. „Ik hoor gaarne die predi
kers", zoo zeide ons meer dan een Roomsche,
en velen betoonen het met de daad. En jaren
later hoort gij soms nog spreken van dat woord,
bij zulk eene gelegenheid gezaaid.
Is dat niet opwekkend Als de belijders
der waarheid naar de schriften, meer zich
mogen verheugen in bekendheid en zoovelen
toenadering betoonen, dan is er eene krachtige
deur geopend en wordt de tegenstand groo-
ter het zal blijken, dat de Heere ook daar
door zyn Sion bouwt.
Indien gy de cijfers van den staat van ont
vangst en uitgaaf vergelijkt, dan zal het Uwe
aandacht niet ontgaan, dat de vermindering
in het bedrag der collecten gelukkig werd over
troffen door vermeerdering van particuliere
giften. Zóó werd het slot van het boekjaar
byna f 80,minder bezwaarlijk dan 't vorige
jaar.
Minder bezwaarlijk! Want toen wy in het
vorige verslag de noodkreet lieten hooren, was
het saldo 1904/05 van f 688,871/2 gedaald op
f430.37. Wij zyn nu in 1905/06 die daling
nog niet te boven, maar staan ook dit jaar
nog f 178,50 beneden dat peil. En dat dwingt
ons, zoo geen hulp geboden wordt, tot inkrim
pen van den arbeid.
Gaarne brengen wy aan zoovele bereidwil
lige broeders en zusters onzen dank voor de
bijzondere hulp nu reeds geboden. En aan alle
vereenigingen zoowel als kerken, voor hun
voortdurenden steun evenzeer dank. Maar
nochthans bly ven we onzen arbeid ook nu nog
aanbevelen. Laat toch niemand denken Onze
bijdrage kan men in Brabant wel missen, 't Is
omgekeerd.
Gelukkig hebben enkele kerken dat begre
pen en hebben hun jaarlyksehe bijdrage
verhoogd.
En bovendien kunnen wy melding maken
van enkele voor onzen arbeid zoo gewaardeerde
schenkingen, die ons zeer verrasten. Zoo zond
de kerk van Zaandam B ons 25 stoelenom de
gebrekkige te Venlo te vervangen. De kerk
van Enkhuizen, onze vraag in 't vorig verslag
niet ongelezen ter zyde leggende, zond ons een
waarlijk keurig Avondmaalstel dat te Venlo is
in bewaring gegeven, maar ook reeds te Roosen
daal dienst deed. En van den Heer A. v. Namen
te Zwyndrecht ontvingen wy een katheder en
twee kerkzakjes, die te Eindhoven al lang
noodig waren. Onzen hartelyken dank aan die
kerken en broeders. Zoo brachten de giften',
zoowel van vrienden buiten als binnen onze
provincie ontvangen, te Eindhoven een orgeltje
voor den anders zoo gebrekkigen zang. Ook
dat worde hier dankbaar vermeld.
Ia Rosendaal blijft de toestand vrijwel ge
lijk; enkelen verlieten die plaats en anderen
kwamen er weer voor terug. Er is daar van
Hervormde zijde eene Christelijke school gesticht
„voor de Hervormde Kerk*, waarbij de mede
werking van de Gereformeerden bout werd
afgewezen. Daartoe, nl. tot die stichting, is
van buiten de provincie krachtig met geldmid
delen geholpen.
Wat de arbeid aan vruchten brengt, blijkt
weer te Tilburg, waar eerst het werk in Brabant
begon en waar nu eene school met den Bijbel
moeht geopend worden. Zoo ie wat eeret een
stekje was een vruchtdragende boom geworden.
Van Breda en Raamsdonk (al heeft men daar
geen eigen christelijke school) kan hetzelfde
getuigd worden
Helmond is echter nog niet zoover. Door
vertrek heeft die kleine kerk weer wat van
zyn krachten moeten inboeten. Het ernstig
begeeren blijft, om in Helmond een Dienaar
des woords te kunnen vestigen.
Limburg met Venlo als sterkste evangelisatie-
post, door Broeder H. Dekker bearbeid, bleef
dit jaar ongeveer in denzelfden toestand. In
Venlo waren 's Zondags geregelde samenkom
sten en Zondagsschool, terwyl in de week ook
catechisaties, Jongelings- en Jongedochters-
vereeniging wordt gehouden. Daar komen dan
ook toehoorders uit Tegelen, Blerik, Horst,
America (het Brabantscheen Velden. Die
menschen hebben er wat voor over, om onder
't woord te kunnen zyn Bovendien werd aan
een tiental cavaleristen geregeld catechetisch
onderwijs gegeven. Dit jaar waren er in
Venlo 13, in Roermond 2jongelingen van geref.
huize in garnizoen, maar slechts van twee dezer
15 kreeg br. Dekker berichtde anderen moes
ten door de welwillende tusschenkomst van
den korpscommandant ter kennis van Br. Dek
ker komen. Hoe weinig vragen nog de ouders
en kerkeraden, waar in dezen gevaarvollen
tijd de hun toevertrouwden blijven.
Van het Tehuis voor Militairen in óns lokaal
werd nog al gebruik gemaakt. Het adres is
Roermondsche straat 17, tevens het adres van
Br. Dekker.
Ook werden in 't hospitaal de kranke mili
tairen bezocht, waardoor ongeweigerd ook
Roomschen toehoorders werden, en vele trak
taten konden worden uitgereikt.
Te Roermond zyn 12 catechisanten, terwyl
in den winter iedere week godsdienstoefening
wordt gehouden. Er is een kleine zondagschool.
Te Maastricht waren 11 Catechisanten en
te Simpelveld een drietal. Behalve dit werk
catechiseerde Br. Dekker gedurende den winter
ook te Helenaveen.
Ook, en vooral by krank- en sterf bedden en
allermeest by begrafenissen, vond hy gelegen
heid het woord van opwekking tot bekeering
van troost, door het leven, dat in Christus is,
aan velen te brengen.
En dan werden onder al dit werk denk
eens aan de afstanden 1 behalve in de reeds
genoemd© plaatsen, nog verstrooid© broeders
en zusters en wie verder te bereiken waren
bezocht in Sittard, Heerlen (mijnwerkers)
Kerkrade en Boxtel aan hunne woningen.
Werd Br. Dekker soms by Protestanten van
de deur weggewezen, en schreven soms „waar-
heidsgezinde" Hervormden een briefje om van
bezoeken verschoond te bly ven, „omdat zy niet
aan de Gereformeerde kerk behoorden", als
vergoeding daarvoor vond hy menigmaal eene
geopende deur by Roomschen."
Dit zijn de voornaamste mootjes uit het ver
slag, dat te groot is om geheel te worden over
genomen. De arbeid der broederen in Brabant
worde in Zeeland niet vergeten. Het zendings
werk onder de heidenen is onze dure roeping
en mag niet worden verzaakt, omdat er in onze
omgeving nog zooveel te doen is, want wan
neer zal dit niet meer aldutf zyn. Maar ook dat
werk in onze eigen omgeving mag niet blijven
liggen. Wie dit verstaat, zal zich aan het eene
niet geven, om zich aan het andere te onttrek
ken. Wie iets te missen heeft, die zendt het
maar aan ds. Goris te Zevenbergen, Ook op
deze wyze kan men medearbeiden aan de komst
van het koninkrijk Gods, aan de behoudenis
van het verlorene, het dwalende, het onwetende.
En zegt dan niet, het geeft zoo weinig, omdat
ge niet aanstonds veel vrucht ziet. Ook hier
mag aan het spreekwoord herinnerdhet boompje
groot, het plantertje dood. Of gelijk de Schrift
zegt: een ander is het die zaait en een ander,
die maait. Laman
In „Ons Tycfschrift" dat ik sinds eenige jaren,
dikwijls met instemming, altoos met genoegen
las, doet dr. J. v. d. Valk een pogen Jan Luyken
uit het graf der vergetelheid op te roepen en
by ons Christen-volk weer bemind te maken.
En waarlyk, dit is niet overbodig. Dr. W. A.
J. Jonckbloet schreef vroeger: Op zyn zes en
twintigste jaar trok hy zich uit het gezellige
leven geheel terug, werd overvroom en leefde
zoo karig mogelijk van hetgeen hy met zyn
etsnaald verdiende. Hy stierf den 5den April
1712 te Amsterdam en gaf een aantal stichte
lijke bundels uit, die echter in de schaduw
kunnen blijven.
Gelukkig, Dr. v. d. V. laat er licht op vallen,
en doet ons den mystieken dichter waardeeren4
De tijden veranderen. In den laatsten tyd be
gint men ook buiten onze kringen, zich be
wust te worden dat het menschelyk hart aan
kennis niet voldoende heeft, dat weten alleen
niet bevredigen kan. Als tegenwerking tegen
de verstandsrichting komt allerwege de mystiek
in allerlei vorm langs den weg-naar-boven.
Boeddhisme, theosophie, spiritisme, hoe wy daar
nu ook over denken, hun zegetocht bewyst den
honger des gemoeds, de verkleuming van 't hart
by al het weten van onzen tyd.
Niet dat bijgeloof van onzen tyd, geen valsch
mysticisme, maar echte mystiek wil Jan Luyken
geven.
„In de schoonheid ziet de dichter Jan Luyken
niet alleen de uitstraling van Gods heerlijkheid,
het is hem een symbool, een teeken waarop
de mensch merken moet, een vingerwijzing naar
een zedelijk schoon. Hy ziet en geniet van wat
mooi is, maar hy wil meer, hy wil ook wat
hebben voor zyn hart. Als dichter heeft hy oog
voor het schoone, als Christen eerbied voor het
goede, als mysticus gevoel voor hun samenhang,
als harmonisch mensch houdt hy ze alle drie
in evenwicht. Luyken ziet altijd door den schyn
der dingen naar de eeuwigheid. Luyken zoekt
Gods gemeenschap in de eenzaamheid."
Met Cats zy ons het leven een werkplaats,
een worstelperk om zyn krachten en gaven God
ter eere te ontplooien en te besteden en om
daartoegte komen met Luycken in de eenzaam
heid met God
Hier volgen enkele'regels ter kennismaking,
zy het een aangename.
DE MORGENSTOND.
O, welkom schoone Dageraad,
Die uit een gulden kamer gaat,
Met glans van held're stralen
'k Ontsluit myn venster voor uw licht
Om met een vrolijk aangezicht
U minnelijk in te haaien.
Gy wacht niet tot ik open doe
Maar dringd' ten eerste mild'lyk toe
Ja, eer ik kom 't ontsluiten,
En noch in 'tnaare duister zy,
Zo staat en wacht gy al na my
Yoor toegelooke ruiten.
Zoo ook de Meester die u riep
En tot een Licht der wereld schiep
Die groote Zon der Zonnen,
Sehynd' met een glans van eeuwig goed
Voor 't venster van het toe gemoed,
Met opdoen was 't gewonnen.
Stofwormpje onder 'tdak van stroo
En 't leeme huis, hoe zyt gy zoo
Het is een Heer der Heeren,
Die voor uw arme hutje staat
En uwe kleinheid niet versmaad
Om zich tot u te keeren.
Laat in, laat in de waarde gast,
Opdat uw Heil voorspoedig wast,
Hy komt met groote zegen
En brengd een blyde boodschap mee
Een eeuwig wel voor eeuwig wee
Daar leid u aan gelegen.
Wie dacht by den koningsmoord in Portugal
niet aan zyn landleven uit de eerste periode
van zyn leven, onder het mottoDie d'onrust
niet in 't hart en heeft, Leeft zalig, als hy
buyten leeft.
Gelukkig mensch, wien 'tis gegeven
By 't vreedzame en onnozele vee,
Dat nooyt noch quaad, noch onrecht dee,
In 'tveld zyn dagen af te leven.
De bloemekrans braveert de gouden kroon,
Die 's Konings zorg by nacht doet waken,
Geruster zit men onder daken
Van riet gebout, als op den hogen troon.
H. Mbulink,
Geliefde Neefjes en Nichtjes!
Hebt dank voor de goede wenschen, die Gy
by de oplossing van het Januari-prysraadsel
gevoegd hebt. Zy waren my zeer aangenaam,
ook die van den herstellenden P. v. B., zoon
eener weduwe, en van zyn voormaligen stad
genoot Govert, die voor de eerste maal in hun
leven het woord tot my richtten, maar 't zoo
hartelijk deden, als bestonden er banden van
jaren tusschen hen en my. [Deze dankbe
tuiging geldt niet voor de tweelingzusjes Pie
en Cor, die Oom Adriaan van „akelige ge
heimzinnigheid" beschuldigen, omdat hy niet
met den vollen naam onderteekent, waarmede
hy in de registers van den burgerlijken stand
is ingeschreven. Die kinderen zijn blijkbaar
nog te jong, om te begrijpen, dat een volwas
sen mensch soms goede redenen heeft voor
een handelwijze, welke aan kinderen vreemd
toeschijnt. Ook zien ze niet in, dat Wouter
Wouterszoon te Wouterswoude gesteld, dat
ik zoo heette al even onbekend voor hen
zou zyn, als Oom Adriaan van Boomhoek.
Het ergste is, dat ze my nu ze 't niet recht
streeks konden doen maar in 't geheel geen
zegen gewenscht hebben
En nu het raadsel. Een der oplossers, een
nieuweling trouwens, heeft de bedoeling der
opgaven niet goed begrepen. Daardoor schrijft
hy sommige dingen, die wel volkomen waar,
maar in dit verband niet bedoeld zynb. v.
Kain maakte zich aan een schrikkelijke zonde
schuldigde armen van geest spreekt de Heere
Jezus zaliggoud van Ophir werden door
Salomo'» schepen uit Tarsis aangevoerd. Nog