Rullmann, Sikkel, Kuyper,
betrokkene zijn gebracht. Afschrift van dit
besluit wordt gelijktijdig gezonden aan de
deputaten der Gen. Synode.
Eventueel uitgesproken schorsing wordt niet
opgeheven, zonder dat de geschorste vooraf
in kerkelijke rechten is hersteld.
Zoodra eenige censure over een Hoogleeraar
of Lector in de Theol. Faculteit wordt opge
heven, zal de kerkeraad hiervan ten spoedigste
aan de deputaten kennis geven en deze even
eens aan de Directeuren.
Art. 3. De Vereeniging voor Hooger Onder
wijs verbindt zich bij de benoeming van een
Hoogleeraar of Lector in de Theol. Faculteit
het navolgende in acht te nemen
Geen benoeming zal plaats hebben dan uit
eene voordracht, die vanwege de Kerken is
goedgekeurd.
Bij eventueele vacature of uitbreiding van het
getal der Hoogleeraren en Lectoren, maakt het
college, daartoe aangewezen door de Vereeniging
voor Hooger Onderwijs, eene voordracht gereed.
Eer de voordracht vastgesteld wordt, belegt dit
college eene strikt consulatieve vergadering
met de deputaten der Generale Synode om te
raadplegen over personen, die voor plaatsing
op de voordracht in aanmerking kunnen komen.
Na de vaststelling wordt de voordracht inge
diend bij de deputaten der Generale Synode,
die haar beoordeelen voor wat betreft de belij
denis, den wandel en de geschiktheid der
voorgedragenen om op te leiden tot den dienst
des Woords in de Gereformeerde Kerken.
Binnen een maand na de ontvangst, zenden
de deputaten de voordracht met hun antwoord
terug. Is er bij hen geen bezwaar, dan kan de
benoeming voortgaan, die alsdan binnen twee
maanden geschiedt.
Wanneer de deputaten onderling in hun
oordeel verschillen, en eene minderheid van
minstens drie leden bezwaar heeft, rakende de
zuiverheid der belijdenis, dan heeft deze min
derheid het recht om, mits zij haar bezwaar
schriftelijk gemotiveerd indient, uitstel te vor
deren en de zaak ter beslissing te brengen
voor de Gpn. Synode.
Is er bij de meerderheid der deputaten be
zwaar om de voordracht goed te keuren,
dan wordt dit in gemotiveerd schrijven ter
kennis gebracht van het college, dat met de
samenstelling is belast. Vereenigt dit college
zich met het oordeel van deputaten, dan ver
valt de voordracht en wordt eene nieuwe voor
dracht ingediend.
Kan dit college zich niet met het oordeel der
deputaten vereenigen, dan kan met de deputaten
overleg worden gepleegd.
Leidt dit overleg tot overeenstemmiug, dan
zal binnen twee maanden daarna de benoeming
geschieden.
Blijft na dit overleg bij de meerderheid van
deputaten of, zoo het de zuiverheid der belij
denis betreft, bij eene minderheid van minstens
drie leden bezwaar bestaan, dan wordt, mits in
het laatste geval het bezwaar schriftelijk wordt
gemotiveerd, de zaak gebracht voor de Generale
Synode, wier oordeel beslist.
Bij beroep op de Generale Synode, wordt
door de deputaten binnen een maand de Kerk,
die belast is met de samenroeping der e.k.
Gen. Synode, uitgenoodigd, eene Gen. Synode
uit te schrijven, die binnen zes maanden
bijeenkomt om het geschil tot beslissing te
brengen.
Elke benoeming, buiten eene vanwege de
Kerken goedgekeurde voordracht, verbreekt dit
contract.
Art. 4. Het normale getal der Hoogleeraren
in de Theol. Faculteit zal niet minder zijn dan
vijf. Indien het getal der dienstdoende Hoog
leeraren in de Theologische Faculteit beneden
vijf daalt, moet binnen zes maanden de
voordracht tot voorziening in de vacature,
ingediend worden bij de deputaten der Gen.
Synode.
Wordt uitstel van benoeming noodig geacht,
dan wordt dit in met redenen omkleed schrij
ven medegedeeld aan de deputaten der Gen.
Synodej die hierover oordeelen.
Is er bij de deputaten bezwaar tegen uitstel
van benoeming, dan zjjn zjj gerechtigd, om,
zoo door overleg geen overeenstemming wordt
verkregen, deze zaak aan de beslissing der
Generale Synode te onderwerpen.
Desnoodig wordt eene Generale Synode
bijeengeroepen op de wijze als in het vorige
Artikel is bepaald.
Art. 5. De Hoogleeraren en Lectoren der
Theol. Faculteit onderteekenen, vóór dat zij in
functie treden, een door de Kerken vastgesteld
Formulier, waardoor zij hunne instemming
betuigen met de belijdenisschriften der Ger.
Kerken en zich uitdrukkelijk verbinden, in
woord of geschrift niets te zullen leeren, dat
daarmede strijdig is.
Art. 6. De instructie voor de Hoogleeraren
en Lectoren in de Theol. Faculteit, moet in
overeenstemming zijn met den inhoud van dit
contract.
Zij wordt, vóór hare vaststelling, in concept
toegezonden aan de deputaten der Generale
Synode, die het concept beoordeelen voor wat
betreft genoemde overeenstemming en binnen
een maand terugzenden.
Evenzoo geschiedt bij eventueele wijziging der
instructie.
Afschrift der vastgestelde instructie wordt
gesteld in handen van de deputaten.
Art. 7. De Kerken houden door middel van
hare deputaten toezicht op het onderwijs der
Hoogleeraren en Lectoren in de Theol. Faculteit.
De deputaten wonen regelmatig de colleges
bij. Zij nemen kennis van alles, wat door de
Hoogleeraren en Lectoren in de Theol. Facul.
wordt uitgegeven. En van alle voorgenomen
examina en promotie's in de Theol. Faculteit,
ontvangen zij ten minste vijf dagen te voren
bericht, terwijl zij gerechtigd zijn daarbij tegen
woordig te wezen.
Art. 8. Indien de deputaten der Generale
Synode bij eenig Hoogleeraar of Lector in de
Theologische Faculteit afwijking van de belijde
nis der Kerken, onbehoorlijkheid van levens
wandel of ongeschiktheid om op te leiden tot
den dienst des Woords, meenen te ontdekken,
en wel in die mate, dat naar hun oordeel de
opleiding tot den dienst des Woords in de
Gereformeerde Kerken dien Hoogleeraar of
Lector niet langer met gerustheid kan toever
trouwd worden, zullen zij dien Hoogleeraar of
Lector hierover onderhouden en zulks, zoolang
mogelijk, zonder daaraan openbaarheid te geven.
Wanneer deze pogingen niet leiden tot weg
neming der gerezen bedenkingen, zullen de
deputaten zich wenden tot de Directeuren der
Vereeniging en in gemotiveerd schrijven den
betrokken Hoogleeraar of Lector voordragen
voor schorsing of ontslag.
De Directeuren verbinden zich om, zoo zfj
met het oordeel van de deputaten instemmen,
den betrokken Hoogleeraar of Lector onmid
dellijk te schorsen of te ontslaan. Zij zenden,
tegelijk met het bericht aan den betrokkene,
afschrift van het besluit der schorsing of van
het ontslag aan de deputaten.
Kunnen de Directeuren zich niet vereenigen
met het oordeel der deputaten, dan treden zij
in overleg met de deputaten en staat hun, des-
gewenscht, beroep op de Gen. Synode open.
Bij beroep op de Gen. Synode geven zij
binnen 14 dagen hiervan kennis aan de depu
taten.
Ook den betrokken Hoogleeraar of Lector
staat beroep op de Gen. Synode open, mits hij
binnen 14 dagen hiervan bericht geeft aan de
Directeuren, die dit ten spoedigste aan de
deputaten melden.
Bij beroep op de Gen. Synode zijn de depu
taten gemachtigd de Kerk die met de samen
roeping is belast, uit te noodigen eene Gen.
Synode uit te schrijven, die alsdan binnen zes
dagen bijeenkomt om uitspraak te doen.
De Directeuren verbinden zich om, zoodra
er een Hoogleeraar of Lector in de Theol.
Faculteit is voorgedragen tot schorsing of ont
slag, dezen onmiddellijk te doen ophouden van
het geven van onderwijs.
Staande dit contract, is de uitspraak der Gen.
Synode onvoorwaardelijk beslissend.
Art. 9. Wanneer een Hoogleeraar of Lector
in de Theologische Faculteit naar het oordeel
van de Directeuren der Vrije Universiteit,
wegens afwijking van de Gereformeerde belij
denis, onbehoorlijkheid van levenswandel of
ongeschiktheid om op te leiden tot den dienst
des Woords, moet worden geschorst of ontslagen,
wordt dit vóór de schorsing of het ontslag plaats
heeft, in gemotiveerd schrijven ter beoordeeling
medegedeeld aan de deputaten der Generale
Synode.
Bestaat er bij de deputaten geen bezwaar,
dan geven zij hiervan uiterlijk binnen een
maand kennis aan de Directeuren, waarna de
schorsing of het ontslag kan doorgaan.
Is er echter bij de meerderheid der deputa
ten tegen schorsing of ontslag bezwaar, dan
wordt dit eveneens binnen een maand
in gemotiveerd schrijven medegedeeld aan de
Directeuren der Vereeniging, die, desgewenscht,
met hen in nader overleg kunnen treden.
Wordt geene overeenstemming verkregen, dan
staat de beslissing bij de Generale Synode, wier
uitspraak kan ingeroepen worden door de
deputaten, door de Directeuren en door den
betrokken Hoogleeraar of Lector. Kennisgeving
van beroep op de Gen. Synode, alsmede hare
samenroeping, geschiedt op de wijze als in het
vorig art. is bepaald.
Art. 10. De Series Lectionum der Theol.
Faculteit wordt, twee maanden vóór de vast
stelling, in concept ter fine van advies toege
zonden aan de deputaten der Gen. Synode.
De deputaten beoordeelen dit concept alleen
met het oog op de gepastheid der regeling van
het onderwijs voor de opleiding tot den dienst
des Woords. Zij zenden het concept met hun
advies binnen een maand na ontvangst terug,
waarna de series kan worden vastgesteld.
Wanneer zjj oordeelen, dat in deze series,
door vermeerdering van vakken of uitbreiding
van het aantal lesuren in eenig vak, wijziging
moet worden aangebracht, treden zfi daartoe in
overleg met de Curatoren der Vrije Universiteit.
Indien dit overleg niet tot overeenstemming
leidt, zfjn de deputaten gerechtigd deze zaak
te brengen voor de Gen. Synode, naar wier
wensch de Curatoren der Vrije Universiteit zich
in deze zullen voegen.
Art. 11. De hoogleeraren of Lectoren in de
Theol. Faculteit zijn verplicht toezicht te hou
den op de leer en het leven der studenten, die
opgeleid worden tot den dienst des Woords in
de Gereformeerde Kerken.
De deputaten zijn gehouden al wat aangaande
deze studenten en hou gedrag wensehelijk of
noodig mocht bljjken, mede te deelen aan de
Theol. Faculteit.
Art. 12. Wanneer aan Hoogleeraren of Lec
toren eener andere Faculteit eenig onderwijs in
de Theol. Faculteit wordt opgedragen, zullen
deze Hoogleeraren of Lectoren, voor wat dit ge
deelte van hun onderwijs betreft, onder hetzelfde
toezicht staan, als in dit contract voor de Hoog
leeraren en Lectoren in de Theol. Faculteit is
bepaald.
Art. 13. De deputaten der Gen. Synode zijn
bevoegd om alles, wat zij met het oog op de
opleiding tot den dienst des Woords wensehe
lijk achten, ter kennis te brengen van de Direc
teuren der Vereeniging.
Art. 14. De Kerken verbinden zich om de
Hoogleeraren der Theol. Faculteit uit te noo
digen als adviseerende leden in hare Gen. Syno
den zitting te nemen.
Art. 15. Dë Kerken steunen de Theol. Fa
culteit met eene subsidie van ten minste f 12,500
per jaar, terwijl het bedrag door elke Gen.
Synode nader kan worden bepaald.
Art. 16. Elke Gen. Synode brengt de namen
harer deputaten voor de oefening,van het ver
band met de Theol. Faculteit ter kennis van
de Directeuren der Vereeniging voor Hooger
onderwijs op Gereformeerden Grondslag en zulks
met overlegging van een afschrift der aan deze
deputaten gegeven instructie.
Art. 17. Dit contract, dat alleen met weder-
zijdsch goedvinden kan worden gewijzigd, waar
toe beide partijen voorstellen kunnen doen,
aangegaan voor onbepaalden tijd met dien ver
stande evenwel, dat het wederzijds opzegbaar
is, mits de eene aan de andere partij daarvan
minstens een jaar te voren kennis geeft.
Dit contract is in duplo opgemaakt, en van
wege de Kerken geteekend door het Modera-
men der Gen. Synode, en voor de Vereeniging
voor Hooger Onderwijs op Geref. Grondslag
door hare Directeuren.
Hiervan zal één exemplaar berusten in het
Archief der Kerken en één in dat der Vrije
Universiteit.
W. Beeükblaae, Rapporteur.
W. H. Gispen Je.
H. Hoekstea.
L. Kuipee.
R. W. J. Rudolph.
Januari 1908.
Met het oog op het gedeelte dat nog vóór
de .Concept-regeling van het verband" hier
boven staat, mogen, dunkt mfi, deze drie
vragen wel gedaan worden. Ten eerste, zal
eene vaste bijdrage van f12500 'sjaars, die wij
billijk vinden, geen gevaar opleveren, dat de
collecten (aangenomen, dat de Synode besluit
deze vaste bijdrage door de gewone collecten
bijeen te brengen) veel minder dan weleer
zullen opbrengen, omreden dan de voorliefde,
die velen veel geven deed in die collecte
dan zich op die wijze niet meer behoeft te
openbaren, wijl de jaarlijksche bijdrage vast
staat en de Kerken saam moeten zorgen dat
ze er komt? Eene finantieele bacd komt er
dan.
De tweede vraag iszal het toezicht door
twaalf Deputaten der Kerken, niet zeer veel
kosten aan de Kerken Immers, ze komen
van Noord en Zuid en zullen nogal eens samen
komen en vergaderingen moeten houden; en dat
nu vraagt, zooals wij weten, jaarlijks heel wat.
Het wordt eene groote gedurig wederkeerende
uitgaaf. Eéne gemeenschappelijke opleiding
doet de wederzfidsehe voorliefde wegvallen,
doet alles in eene kas vloeien, doet het col
lecten-getal verminderen en de uitgaven voor
de Deputaten (Curatoren) gelijk voor de hand
ligt, belangrijk inkrimpen en daarenboven ons
in de eenheid die wij in Christus hebben ook
ten dezen opzichte openbaren. Ten derde. De
vrouw moet men ook „eeren"doch niet zóó
dat zij feitelijk al de macht krijgt. Zoo nu
gaat het met al die adviseerende stemmen.
Yan de beide Inrichtingen twee is m. i. ge-
wemohter.
Dewijl wij thans over geen meerdere ruimte
kunnen en mogen beschikken zal, kan hetgeen
wij met het oog op deze conceptregeling nog wen-
schen op te merken, D.V. eerst de volgende week
geplaatst worden. Het grondverschil dat blijft,
wenschen wij voor onze lezers dan aan te
geven en uiteen te zetten, alsmede het verschil
tusschen de concept-acte, die te Utrecht opge
steld en hetgeen te Arnhem ingediend en
behandeld is. Littooij.
Hoe de Heere, naar Hij in Zijn Woord ons
leert, de dienaren des Woords wil onderhouden
hebben, daarover schreven in den laatsten tijd
Ds. Sikkel en de redacteur van De Herautbe
nevens onderscheidene andere broeders.
Ds. Sikkel deed dit onder het opschrift „Het
brood der Kerken de redacteur van De Heraut
onder het opschrift „Uit de hand Gods'1. Naar
aanleiding van hun schrijven schreef ook Ds.
Rullmann, redacteur van Het Friesch Kerkblad,
over dit onderwerp. Kennelijk koos deze broe
der ten dezen meer de zjjde van Ds. Sikkel dan
die van Dr. Kuyper, de tegenwoordige redac
teur van De Heraut. Nu vleide ik mij eerst dat
deze jeugdige broeder slechts in de wijze van
schrijven niet de zijde van Dr. Kuyper koos,
hoewel ontegenzeggelijk deze laatste wat de
wijze van schrijven betreft, veel duidelijker en
gemakkelijker om te begrijpen schrijft dan in
den regel Ds. Sikkel doet; doch het viel mij
tegen, wijl uit het schrijven van Ds. Rullman,
in het de verledene week verschenen nummer,
duidelijk blijkt, dat hij ook voorliefde en sym
pathie heeft voor het standpunt en de beschou
wing van Ds. Sikkelalsmede, dat hij hem in
dezen plaatst aan den kant van Ds. Diemer en
van een driemanschap, dat in 1870 over dit
onderwerp een brochure schreef, uitgegeven bij
den heer Reits te Groningen. Naar het oordeel
der Kerken die zich, in Generale Synode ver
gaderd, toen, en daarna nog meer dan eens,
over deze quaestie uitspraken had dat trium
viraat, dat driemanschap en Ds. Diemer, die
er toebehoorde of althans mee instemde, onge
lijk. Telkens en telkens oordeelde de Synode,
gelijk ik onlangs in eenige artikelen in dit
blad herinnerd en aangetoond heb, dat God wil
dat voor het levensonderhoud van de dienaren
des Woords niet door de Overheidmaar door
de Kerken zal gezorgd worden. Volgens deChr.
Ger. Kerken waren dus de broederen, die dat
niet of niet alleen en geheel wilden, aan het .uit
glijden". Plaatst men Ds. Sikkel aan hunne
zijde in dezen dan is ook hfi dat, volgens het
oordeel dier Kerken. Men houde het mij ten
goede dat ik dat oordeel, toen en daarna mee
uitgesproken, en door Dr. K. nu bevestigd,
alsnog beaam.
Het materiaal door Ds. Rullmann, zooals hfi
zegt, gevonden en het driemanschap, waarop
hij ter zijner verdediging zich beroept, behoe
ven wij hem dus niet te benijdenhet is een
en andermaal in Gods weg en door Gods Ker
ken beoordeeld, gewogen en te ligt bevonden,
en daarom veroordeeld. Ook thans op grondige
wijze, met de Heilige Schrift in de hand door
den hooggeachten redacteur van De Heraut
Het opschriftUit de hand Gods", waaronder
De Heraut schreef, is geen tegenstelling met
het opschrift„Het brood der Kerk', waaronder
Ds. Sikkel schreef, zegt Ds. Rullmann. Het is
m.i. waar, noch het opschrift waaronder Ds.
Sikkel, noch dat waaronder de redacteur van
De Heraut schreef, dekken den geheelen inhoud
van hun schrijven. Geen dezer opschriften toch
geeft volledig en aanstonds duidelijk weer wat
zoowel de eene als de andere broeder, blijkens
zijn schrijven, ons zeggen wil. Achter de woor
den „Het brood der Kerkkunnen tal van vragen
worden geplaatstom er slechts ééne te noemen,
gewis en zeker de vraagwie moet er volgens
Gods ordenantiën, voor zorgen Evenzoo komt
bij het opschriftUit Gods handonwillekeu
rig de vraag: Door wie doet Hij Zfine hand
ten behoeve der dienaren des Woords open?
Want als Ds. Rullmann meent, dat de Kerken
voor, in en na 1870 niet geweten hebben dat
alles en altijd uit de hand van God komt, ook
dus als de Staat geeft wat de dienaren be
hoeven, dan vergist hij zich. Dat wisten en
beleden ze in die tijden even goed en zeker
als Dr. Kuyper het doet, al is hij, volgens
ds. Rullmann, geen exegeet.
De tegenstelling was toen en is nfi: Geeft
de Heere God Zijnen dienaren hetgeen Hij hun
belooft en bevolen heeft dat hun zal gegeven
worden door de Overheid of door de Kerken.
Zooals Ds. R. schrijft, ging het toen om de
vraag„Mag en moet de Chr. Ger. Kerk subsidie
vragen Laat ik u aanstonds zeggen, schrijft
Ds. R-, dat de vraag hier gedaan, door de
schrijvers dezer brochure in bevestigenden zin
wordt beantwoord."
De Kerken in Synode vergaderd nu zeiden,
voor en na neen, in geenen deele.