geboorte, huwelijk, 25-jarige ËGhtvereeniglng sterfgevallen Geld. Geref. Gymnasium te Kampen. Kerk- en Schoolnieuws. Ofticiëele Berichten. Verantwoording van Liefdegaven. en In dit blad. ZENDING. Het [Kerstfeest deed ons allen weer aan de Zending denken. Eeuwen zyn er voorbijge gaan sinds de zonne der gerechtigheid verrees en nog zitten vele, vele millioenen der aarde in de duisternisniet omdat ze gelijk velen onder de christenvolken de oogen sluiten om het licht maar niet te zien, maar omdat de kandelaar nog niet, althans niet voldoende in hun midden is geplant. Zeelands eigen zending. Komt ze Ik weet het niet. Het kost geld, veel geld. Ds. Dijkstra deed van zijn f10,000 wel wat af, maar niet genoeg en blijkbaar niet met zijn eigen instemming. En die broeder is een deskundige. En een deskundige ben ik niet, heelemaal niet. Doch ik had mijn inlichtingen van deskundigen opgaven nl. van zendende Kerken, en die op gaven gingen de zesduizend niet te boven en nog dezer dagen verzekerde de dienaar des Woords van eene zendende Kerkmet f 6000 kunt gij best beginnen. Helaas* dié f6000 en die dienden wij dan toch te hebben hebben we ook niet. De verwachtingen die we van Brabant had den, kwamen niet uit. De Zuider-Kerkbode heeft het bare er van gezegd, geheel met mijne instemming. Doch wat kunnen we er aan doen. Wat dan nu Zóó, met dit geld beginnen, de Prov. Synode zal het wel niet durven. Daar daagde iets uit het verre oosten. Wat al eenigen tijd in veler gedachten was, heeft ds. Ingwersen nu aan de Kerken voorgelegd. Zeelands Kerken zouden br. Horstman als „zendeling* in dienst kunnen nemen, die vroeger ook missionair was. Daar valt iets van de bekoring. Een dienaar dien we kenden, een uit ons midden wellicht, en die uit ons midden scheidde, zie dat alles had gesproken tot het menschelijk voelen. Voor het doel gaat het er toch maar om eene nieuwe zendingspost er bij te krijgen. En als dit nu kan door br. Horstman te nemen, dan hoop ik dat Zeeland dat aangrijpt. Of er dan geen bezwaren zijn O ja, wanneer zyn die er niet? Wel is hij een man op jaren. Hij werd op 31 Dee. reeds 51 jaar. Waar tegenover staat dat hij jaren in Indië geweest, tegen het klimaat kan, op de hoogte is met Indische taal en toestanden. Als hij wegens ouderdom niet meer kan na enkele jaren, schijnt ook al geen finantieel bezwaar en wat veel zegt: dan zijn wij op gang. De Deputa- ten voor de Zending zullen wel de noodige inlichtingen geven kunnen, als de tijd ter be slissing daar is. Zij er drang tot 't gebed Uw Koninkrijk kome. H. Meolink. Denkt gij mijne lezers dat gij nu eenige woorden van minachting, van kleinschatting zult hooren, zoo iets van „aardsch slijk". Als ik zoo schreef dan zoudt gij mij toch niet gelooven en als gij het zegt, geloof ik u niet. Immers als gij van aardsch slijk praat en gij bukt u meteen om het op te nemen, uwe vingers wijd geopend en straks uwe hand stijf dicht als gij hebt en gij wilt mij, nog met de glinstering van genoegen in de oogen, praten van aardsch slijk, dan zeg ik zwijg maar. Neen, van geld kunt gij veel, veel genot hebben. In de kou kunt gij u er niet aan Barsink hooren spreken, die daar schoenma kersknecht was bij baas Losser. En nu dacht ik, toen ik op het uithangbord uw naam las, dat gij dat wellicht waart. Temeer dacht ik dat omdat de vroegere knecht van den mole naar ook gezegd had dat ge van Steen dorp hier gekomen waart. „Dan vergist ge u, mijnheer!' antwoordde Jan weer, die nu het raam uitzag, en wien blijkbaar dit gesprek niet aangenaam was. „Dat begrijp ik dan niet* hervatte de vreemde nog eens weer. „Hij heette toch ook Jan Barsink, dat herinner ik mij goed. Mjjn zwa ger vertelde nogal heel wat goeds van hem*. Deze woorden met nadruk gesproken, ge bruikte hjj om te weten te komen of Jan daarop wat meer acht zou geven. Doch Jan bleef er bij dat hjj niet te Steen- dorp geweest was. En hoewel de vreemdeling deze geschiedenis wel eenigzins wonderlijk vond, sprak hij er toch niet verder over. Hij dronk zyn glas bier leeg, betaalde Jan, en vertrok. Jan groette den vreemden „mijnheer* en zag hem nog eens na, en merkte op, dat de vreemdeling nog eens weer het uithang bord las. „Daar heb ik me goed uitgered', sprak Jan bij zichzelven. „Niemand, en vooral vreemde lingen niet, hebben noodig te weten, dat ik te Steendorp geweest ben. Gelukkig dat ik warmen, maar gij kunt er toch warmte voor koopen. Spijzen en drank kunt gij er voor verkrijgen, ach denkt maar eens aan dezulke die nu bibberen van de kou, en geen voldoende eten hebben. En wat kunt gij u een genoegen verschaffen voor geld. Als gij veel geld hebt, kunt gjj Gods schoone aarde gaan bewonderen gij kunt uwe kinderen op een goede positie stellen in de maatschappij. Genoegens, neen niet naar schouwburg en concert. Ik weet nog wel andere genoegens. Niet maar met chris telijke vernis en dan nog slechte ook, neen echt-christelyke genoegens. Wy mogen toeh ook wel eens plezier hebben. Wel waarom niet Ga dan maar eens naar een arm gezinen als straks de kinderen zich lekker warmen en gretig in een fermen boterham bijten liefst met een stukje vleesch, is dat niet een genoegen, dat gij u voor geld kunt verschaffen. Dank dan uw God dat Hij u geld gaf. Als gij soms met uw geld geen raad weet, ik wel hoor. Soms ben ik wel eens „verlegen" geweest als het gevraag bij gereformeerde mensehen maar niet ophoudt en waarlijk ik deed er ijverig aan mee. Aldoor voor de kerk, voor armen, school, hoogere en lagere, inrichtingen van barmhartigheid, nu weer voor eene medische faculteit en dan vergeet het vooral niet, zending het staat niet stil. Gij kunt toch overal niet aan geven. Neen, allen tenminste niet. Jammer als gij u zulk een genoegen moet ontzeggen. Wie het dan wel kan, wie zoo door God beweldadigd werd, dat hij nooit weg behoeft te sturen als er aangeklopt wordt, welk een genoegen hebt gij van uw geld. Heerlijk zóó geld te hebben. Gereformeerde moeten alles uit eigen zak doen. Vergeet toch ook niet het voordeel dat er aan verbonden is. Stel u voor, dat wij van den staat f 6000 jaarlijks voor de zending ontvingen; wy ontvingen het en stuurde het naar Indië, dan zouden wy de zending lang niet zoo lief hebben, wij zouden er niet in mee leven. Maar nu, nu we ons inspannen moeten bij centen en halve centen gemengd met een en kel stukje zilver, en ja ook een stukje goud nu iedereen er aan meedoet, nu is het een zaak der gemeente, waar ieder belang in stelt. Geld geeft genoegen, niet als gij speculeert, niet als gij twee guldens op elkaar ligt, om zoo spoedig mogelijk de derde daarbij te voe gen en zoo opstapelen, hoog op. Neen als het uw schat wordt, dan hebt gjj geen geld; 't geld heeft u. Gebruiken zóó, dat gij er rekenschap van kunt geven. H. Meulink. Woensdagmorgen 10 uur had de overdracht plaats van het Gymnasium aan de Nationale Vereeniging, naar het besluit van de jongste Cu ratoren-vergaderi n g. De Voorzitter dier verg. Ds. Noordewier, die met den Secretaris-penningmeester Ds. A. M. Donner door Curatoren afgevaardigd was opende na het zingen van Ps. 119 53, met gebed het samenzijn. „De mensch overdenkt zjjn weg, maar de Heere stiert de gangen', zoo begon hij met het oog op het feit, dat Ds. Hessels, die de Voorzitter van de jongste, gewone curatoren vergadering was door den Heere was opge roepen om in te gaan in de ruste. Ons doel is bekendde overdracht van het Geref. dadelijk op den inval kwam, om maar kortaf „neen" te zeggen. Hij scheen anders te Steen dorp wel bekend te zijn, want hij noemde ook den naam nog van baas Losser. Maar" zoo vervolgde Jan zijn alleenspraak „wat zeide hij ook weer van de dienstmeid van den dominè van Steendorp Zijn vrouw had O, neen nu weet ik het al. De vrouw van zjjn zwager had bjj den dominè gediend. En die zwager had hem wel eens over mjj ge sproken. Dat moet dan Antje geweest zjjn, een zuster van het meisje met wie ik Jan ontroerde. Doch na eenige oogenblikken mompelde hjj weer in zichzelven„Maar van die geschie denis schijnt hij toch gelukkig niets te weten, want hij zeide dat zijn zwager hem nogal heel wat goeds van mij verteld haden die ge schiedenis met dat meisje was zoo mooi niet. Ik begrijp het toch niet goed. Ik wilde dat die vreemde snoeshaan maar niet hier ge weest was. En wat heeft hij ook met my en mijne zaken noodig!' Jan dacht over een en ander nog lang na, doch kon zich maar geen denkbeeld vormen van wat die vreemdeling toch wel bedoeld mocht hebben. Eenige maanden waren intusschen verloopen en Jan had de geschiedenis bijna vergeten, toen op zekeren morgen in de maand Januari Gymnasium, tot dusverre verbonden aan de Theol. School, aan de Nationale Vereeniging. Dat is een feit van groote beteekenis. Mis schien brengen velen in de Kerken een zwaar offer, 't Is dan ook niet zoo gemakkelijk ge gaan. Doch er is ten slotte spoedig overeen stemming gekomen. En wel zoo, dat het overdragen geschiedt in overeenstemming met het Beding, met behoud van doel en karakter van het Gymnasium, met verzekering van de rechten der oudere leeraren en tot verbetering van de positie van de jongeren. Ook de leer lingen en hunne ouders hebben geen reden, bezwaren te opperen. Wij kunnen ons er in verblijden. En te meer wijl wjj nu ook de moeilijkheid, subsidie te verkrijgen van den Staat, te boven zijn. Wij mogen dus Gods zegen er op verwach ten. Zijn gunst sterkt meer dan de uitge- zoehtste spijze. Daarom, op Hem 'tooggericht en in Zijne kracht voorwaarts. Hiermede is de overdracht een voldongen feit. Moge Gods zegen er rijkelijk op rusten Daarop ontving het woord Prof. Noordtzij als Voorzitter van de voormalige Commissie van Toezicht. Dit herinnerde hem er aan, dat er dus ook in dit opzicht een beteekenende verandering had plaats gegrepen. Hy was er echter niet rouwig om. Een vergelijking tusschen het voorheen en de toekomst kon hy niet makenhet eene lid der vergelijking ontbrak nog. Maar dit kon hy met dank aan God getuigen, dat, ondanks de vele moeilijk heden en wrijving, sinds 1896 over 't Gymna sium aan de orde geweest, zoodat men soms bang was, dat het Gymnasium zou ondergaan, de Heere 't had staande gehouden en zelfs in latere dagen meer tot bloei gebracht. Dit was een vrucht van de kloeke volharding en in spanning van de leeraren en de Rectoren en de trouw van alle leden der gemeente, niet tegenstaande de vele onzekerheden waaronder 't Gymnasium gebukt ging. Hy brengt hun gaarne daarvoor, mede namens de vroegere Commissie van Toezicht, zijn hartelyken dank. Ook vindt hy 't uitnemend, dat verreweg de meeste leden dier vroegere Commissie van T., thans van 't Bestuurder Nat. Ver. de opdracht verkregen om met Ds. Kok van B. als dage- lyksche Commissie bijzonder een oog in 'tzeil te houden. De overgang zal dus haast onmerk baar zyn. Hy ziet in een en ander als een deur der hope door God geopend, om den leeraren van het Gymnasium, de leden en 't Bestuur der Nat. Vereeniging goeden moed te geven voor de toekomst. In de voortgaande toewyding der leeraren hebben wy dan ook, onder 's Heeren zegen, de beste verwachting. En ook de leerlingen hebbeu een taak. Laat ze nu te meer er zich op toeleggen, in afhankelijkheid van God en in kinderlijk geloof, mede te werken aan den verderen bloei van 't Gymnasium. Dat ze zorgen, dat er toch door hunne woorden of daden geen smetten of vlekken op 't Gymnasium komen. Het blyve van al dergelijke smetten vry en God zegene ook hen verder in hunne pogingen (De Bazuin.) TWEETAL te Oldemarktds. F. Wiersma te Engwierum, ds. S. Dwarshuis te Staphorst. BEROEPEN te ZonnemaireCand. P. E. van Schaik te Nieuw-Lekkerland. Jan een brief ontving met het poststempel ,H Jan opende den brief en las ongeveer het volgende „Aan den heer Jan Barsink te Drieveen Baas Barsink Ge zult wellicht met verwondering dezen brief ontvangen. Ik heb u en gij hebt my slechts éénmaal gezien. Dat was in den zomer van het vorige jaar. Ge zult u wellicht nog herinneren, dat toen een vreemdeling in Uwe herberg een glas bier dronk, die u gevraagd heeft of ge ook te Steendorp by baas Losser als schoenmakersknecht gewerkt hadt. Dit werd door u ontkend. Nu ik echter met myne vrouw de Kerstdagen by myn vrouw's familie te Steendorp doorbracht, is mij na onderzoek gebleken dat ge mij voorgelogen hebt. Gezjjt wèl dezelfde. Ik begrijp ÜU echter zeer goed de reden van uwe ontkenning. Ik zeide u toen, dat myn zwager my veel goeds van u verteld had. En dat was ook zoo. Hy had myn na melijk van u verteld, dat ge een ernstig gods dienstig jongmenseh waart in die dagen. Doch nu vernam ik, èn van myn zwager, en ook van baas Losser en diens vrouw, welke ik ook bezocht, dat ge van Steendorp naar Drieveen waart vertrokken. Zy deelden mij ook de reden mee van uw vertrek, en daarin werd mij nu BEDANKT voor Waarder: ds. A. Middelkoop te Nijkerk voor Leksmondds. A. Mulder te Stryen. Kruiningen8 Januari 1908. Hedenavond had de Geref. Meisjes vereeniging „Dorkas" hare gewone jaarlyksche vergadering. Onder presidium van den WelEerw. Heer ds. A. Koelewyn, in vereeniging met de Diaconie, had de jaarlyksche uitdeeling plaats der gemaakte kleederen, welke bestonden uit 12 lakens, 6 sloopen, 6 vrouwenhemden, 6 meisjeshemden, 3 paar kousen, 12 schorten, 4 manshemden, 6 jongenshemden en 4 rokjes. Nadat ds. Koe lewyn op het doel en beteekenis gewezen had van Dorcas, (Hand. 9 laatste verzen) werd de avond na gezellig en tevens feestelijk samen zijn door ds. Koelewyn met dankzegging aan den Heere gesloten. Namens de Diaconie, M. Verijzbr. F. Hamelink. Vlissingen B. Ontvangen voor de Zending: 9 contributies a f 1,25 12 a f 1,1 a f 0,60 5 a f 0,50; 1 a f 0,361 a f0,30, 3 a f 0,25. Namens den Kerkeraad, P. G. Labrnoes, Scriba. Voor de Zending. Door tussehenkomst van Boekh. Fanoy f 4,47 van verschillende abonnés op het Zendingsblad. Yrydag 17 dezer zal D. V., voor de Jongel. Vereeniging „Herman Faukeel" alhier Mr. P. A. Diepenhorst, Hoogleeraar aan de Vrye Uni versiteit te Amsterdam, in de Nieuwe Bogard- zaal, zyn uitgestelde lezing houden. Prof. D. zal ongetwijfeld op de hem eigen talentvolle wijze, de gruwelen van „De Parysehe Commune" in het rechte licht weten te stellen. Volgens het Geref. Jongelingsblad hield Z.H.Gel. dezelfde lezing November j.l» te Gro ningen. De ruime Zuiderkerk werd gevuld door een dankbaar gehoor van pl. m. 1200 personen. Behalve voor de begunstigers der Jongel. Vereen, is de vergadering, voorzoover er be schikbare plaatsen zijn, tegen een klein entree voor belangstellenden toegankelijk. K. plaatse men zyn familie-advertentie's juist geen goeds van u verteld. Doch dit zult ge zelf ook wel weten. En daarom schrijf ik daarover maar niets. Alleen wil ik u maar doen weten dat ik u bij die eerste en eenige ontmoeting heb leeren kennen als een leuge naar. Evenals menigeen te Steendorp heb ik my dus in u vergist. Met verschuldigde gevoelens P". H.... Januari 18.... „Van wien komt die brief?" vroeg Jan's vrouw, nadat hy hem gelezen had. „Ik ken den schrijver niet", antwoordde Jan die echter niet verbergen kon, dat de inhoud voor hem niet aangenaam was. Zyne vrouw, die ook wel wat meende te bemer ken, vraagde, nieuwsgierig geworden verder: „Maar wat behelst die brief dan?" „Dat kan ik u niet zeggen" antwoordde Jan kortaf. „Kunt ge dat niet zeggen? En waarom niet?" vroeg zyne vrouw, die hoe langer hoe nieuwsgieriger werd. „Omdat jij daar niets mee te maken hebt", was het bitse antwoord. „Maar man! waarom wordt je boos? Ik doe er toch geen kwaad aan, te vragen van wien die brief komtHet zal zeker niet veel goeds zyn (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 3