J4N DE SCHOENMAKER, FEUILLETON. werkzaam zijn. De jubileerende broeder, als Professor en ik als Zeeland's Curator. Ieder kan dus, dunkt mjj, begrepen dat door mjj be lang gesteld wordt in het feest dat de Heere onzen broeder en vriend geeft. Van harte wenseh ik onzen hooggeaehten en ge waardeerden broeder en vriend geluk met alles wat de Heere hem aan en voor de Theologische School ge geven heeft. Voor de opleiding tot den dienst des Woords en voor zjjn velerlei anderen ge wichtvollen arbeid stelle onze goede God hem nog vele jaren tot een rijken zegen Kan de samensmelting van de opleiding tot den dienst des Woords te Kampen en te Amsterdam tot 's Heeren eer, in het belang van Zijn Konink rijk en dies naar Zijnen wil geschieden, dan moge onze vriend en broeder het nog beleven, en aanschouwen dat ze plaats hebbe, tot heil der Kerken, in het belang der opleiding zelve en ter wille der eendrachtige samenleving Wie denkt op dezen dag ook niet aan onzen onvergetelijken Professor Wielenga. En ook aan zijne geachte weduwe, voor wie deze dag een treurdag inplaats van een feestdag is, tenzij zij zien mag op zijne veel hoogere vreugde. Littooij. KERK, BELIJDENIS, ZENDING. 1883. JANUARI, 1908. Voor de Theol. School te Kampen was de eerste maand van het jaar 1883 zeer gewichtig. Den vorigen zomer waren op de Synode te Zwolle drie Hoogleeraren benoemd nl. dr. H. Bavinck, ds. L. Lindeboom en ds. D. K. Wie- linga, de eerste destijds predikant te Franeker, de tweede te Zaandam en de derde te Nieu- wendijk, en deze werden in de maand Januari geïnstalleerd. Hoewel het mij leed deed, dat op die Synode eene beslissing gevallen was, welke een Professor voor altijd van Kampen verwijderde, aan wien ik veel verplichting had, toch heb ik van harte meegedeeld in de blijd schap, welke algemeen in de toenmalige Chr. Geref. Kerk heerschte over het optreden van deze mannen aan de School. Dr. Bavinck, ofschoon nog jong had een goeden naam en zijne dissertatie over de Ethiek van Zwingli had hem doen kennen als een man van weten- schappelijken aanleg en door zijne prediking was zijne groote welsprekendheid aan het licht gekomen. Billijk kon men dus verwach ten, dat zijne komst een groote winst voor de opleiding onzer toekomstige predikanten zou zijn. Met innige waardeering hoorden of lazen wij de rede, welke hij bij de aanvaarding van zijn gewichtige taak hield en zij die pas Kampen verlaten hadden dachten met jaloersch- heid aan de studenten, die nog in de gelegen heid waren van zijne lessen te genieten. Het duurde dan ook niet lang, of allerwege werd met eere van den nieuwen Professor gesproken en allen waren het er over eens, dat hij de opgewekte verwachting niet had beschaamd. Van hem verseheen later een handboek over de Dogmatiek, dat in de wetenschappelijke kringen gunstig ontvangen en beoordeeld werd. Het was voor de Gereformeerden in 't algemeen en voor de School in 't bizonder een stof tot dankzegging, temeer wijl in ons vader land in de laatste eeuw geen Gereformeerde Dogmatiek uitgegeven was. Ofschoon hij ge meend heeft de School te moeten verlaten om eene roeping op te volgen naar de Vrije Universiteit een overgang die onder de toenmalige omstandigheden voor velen zeer 11) OF Onderzoekt Uzelven nauw. HOOFDSTUK III. Jan's huwelijk. De molen stond echter juist aan de tegen overgestelde zijde van het dorp, waar hij er was ingekomen. Hij moest daarom de geheele dorpsstraat door, en was zijn rondzien eigen lijk meer nieuwsgierigheid. Zoo kwam hij ook de woning van Barsink voorbij, en las het uithangbord. Hij bleef staan en las het nog eensging voorbij, doch, keerde weer op zijn schreden terug en las het nog eensbezag het huis van onder tot boven, schudde het hoofd, en vervolgde weer, evenals te voren overal rondziende zijnen weg, totdat hy eindelijk buiten het dorp bij den molenaar was gekomen. Deze woonde nog slechts enkele weken te Drieveen, en was een familielid van den vreem deling. De molenaar moest nu natuurlijk ver tellen hoe het hem aanvankelijk te Drieveen beviel. Dit viel niet mee, zeide hij, want hij was in een „heidensche" streek terecht gc- onaangenaam was, toch zullen allen op zijn feestdag zich met hem verblijden en den Heere danken, dat hjj zoolang reeds met zooveel vrucht heeft mogen arbeiden en bidden, dat hij nog lang voor de wetenschap bewaard mag bljjven. Ds. Wielenga was ouder, maar niet minder geacht en bek< nd. De studenten kenden hem als Brabants Curator. Zij hielden van hem. Zijn flinke gestalte en zijn helder en levendig oog spraken voor hem. Hij examineerde ons destijds in het Grieksch. Zijne vragen waren altijd helder en duidelijk. Wij wisten dat wij hem alleen tevreden konden stellen door dui delijk en correct te antwoorden. Yan alle breed sprakigheid was hij wars. Het moest kort en zaakrijk zijn. Gemakkelijk was hij niet, maar strict rechtvaardig. Met pluimstrijkende woor den kon niemand iets bij hem uitrichten. Voor zoo'n man moest ieder eerbied hebben en wij waardeerden hem ook om zijne helderen blik en scherp oordeel. Ieder was dan ook overtuigd dat hij als professor aan een school op zjjne plaats zou zjjn, en toen hij dan ook met de hem eigen zeggenskraeht zijne rede had ge houden, waren allen voldaan, en wisten wij, In welken geest hij het belangrijk vak der kerkhistorie zou doceeren. Om zijn rechtschapen karakter, om zijne meer dan gewone scherp zinnigheid, om zjjne duidelijke voorstelling van zelfs ingewikkelde vraagstukken was hij bij zijn collega's geacht en bij zijne studenten zeer bemind, ja al de Gereformeerde kerken hebben hem om zijne vele gaven en diensten hoog geschat. Welk een droefheid kwam over ons, toen wij vernamen, dat hij aan een ongenees lijke krankte leed en ons daarna de treurige tijding van zijn overlijden bereikte. Nog heugt het mij levendig, hoe er in onze kringen over hem gesproken en geoordeeld werd, en zjjn naam leeft onder ons voort als van een dienaar van Jezus Christus, wiens gedachtenis wij zullen blijven eeren. De derde viert thans zjjn vijf-en-twintig-jarig jubilé. Ds. Lindeboom had de aandacht al vroeg op zich gevestigd. Eerst door zjjn moedig op treden in Brabant's hoofdstad en later in de ongeloovige Zaanstreek. Hij was de man, die in door hem belegde vergaderingen de mannen van het ongeloof uitdaagde om met hem in het strijdperk te treden en bij zulke gelegenheden had hjj krachtige slagen uitgedeeld. Tot zelfs in Hoorn toe wist hij door zijn machtig plei dooi de enkele geloovigen die er nog overge bleven waren uit hun schuilhoeken te voor schijn te roepen en vooral in die streken ont stond eene beweging, waarvan de gezegende gevolgen nog voortduren. Onvermoeid arbeidde en streed hij voort met zijn krachtigen geest en menigeen, die hem in die dagen gehoord heeft, spreekt nog van den indruk, welke zijn woord op geloovigen en ongeloovigen maakte. Ik herinner mij nog, dat velen in den donkeren avond drie en vier uren liepen om ds. Lindeboom te hooren, als hjj b.v. te Heerenveen in een zaal zjjn gepubli ceerde stellingen kwam verdedigen, Ook hem benoemde diezelfde Synode en hjj verliet zjjn gezegend arbeidsveld om de jeugdige Nazi- reeers te helpen bekwamen voor hun toekom stige taak. Hoe verschillend men ook moge denken over zijn arbeid aan de School, niemand zal hem de eere willen onthouden, dat hij een man uit één stuk is, dat hij steeds getrouw blijft aan een eenmaal gevestigde overtuiging, en dat hij met vurige liefde en warme toewij ding al die jaren zijn vele gaven besteed heeft komen. Slechts nu en dan werd er eens ge preekt en die prediking gaf hem dan ook nog geen voldoening. Hierom moest hij 's Zondags bijna twee uren loopen indien hij een zuivere Evangelieverkondiging wilde hooren. En dat zou nog het ergste niet zijn, maar, zoo deelde hjj ook mee, hij was geheel alleen te Drieveen die godsdienst zocht; hij had tenminste nog niemand aangetroffen bij wien hij eenig gods dienstig gevoel bespeurd had. Na zoo een en ander meegedeeld te hebben zeide zjjn bezoeker„Maar ik heb in de dorps straat een uithangbord gezien en heb daarop den naam gelezen„Jan Barsink". Hjj is schoenmaker en barbier en houdt tevens ook een herberg. Kent ge dien man ook „Ik ken hem, zooals ik ook wel anderen ken", was het antwoord, „doch ik heb nog geen omgang met hem gehad, want hij is ook al evenals „Wacht even", hernam de vreemdeling. „Evenals de anderen" zult ge willen zeggen Maar dat geloof ik toch nog niet. Indien hij tenminste dezelfde is, van wien ik wel eens gehoord heb, moet hij een vroom jongmensch zijn. Weet ge ook waar hij vandaan geko men is?" „Jawel. De knecht, die op den molen was, toen ik hier kwam, heeft mij eens verteld, dat hij van Steendorp afkomstig was. Hij is hier aan zjjne taak. Heeft hjj door zjjne zienswijze over de opleiding tot den dienst des woords velen van zich vervreemd, die hem bok vele onaangename dingen gezegd hebben, hjj heeft daardoor juist ook verkregen vele vrienden, die hem met zeldzame trouw steunenen wjj twjjfelen niet, of alle gereformeerden en velen daar buiten zullen hem hun harteljjke heil- groete bieden op dezen dag. Zeeuwsch Kerkblad wenscht den Jubilaris van harte geluk met dezen voor hem zoo heug lijken dag en bidt hem toe, dat hjj nog langen tjjd zjjn arbeid moge kunnen wjjden aan den arbeid in Gods Koninkrijk. Bouma. UIT HLET LEVJKN, Psalmgezang. Er is dezer dagen geklaagd, dat in onze godsdienstoefeningen sommige psalmen nooit of zoo goed als nooit worden gezongen. De gegrondheid van deze klacht zal slechts door weinigen kunnen worden betwist. Er zjjn vrjj wat onbekende psalmen onder de honderd en vjjftig, die we in ons kerkboek hebben. Ik zou niet graag zeggen, dat er onder die onbekende ook maar één is, die de nadere kennismaking niet verdient. Ze danken alle toch hun oorsprong aan de ingeving des Hei ligen Geestes een geringschattend oordeel zou zonde tegenover het heilige zjjn. Maar dit neemt niet weg, dat de eene psalm meer trekt dan de andere. En dat niet enkel om de melodie. Er zjjn psalmen, die hun on bekendheid te wjjten hebben aan de onbeha gelijkheid van de zangwijze. De woorden zjjn wel mooi, maar de wijs is zoo stroef en gaat zoo zwaar, dat het genot van het zingen der woorden aanmerkelijk vermindert. Het is echter niet altjjd de melodie, die het doet. Ge hebt psalmen met een vrjj goede toonzetting, die toch niet geliefkoosd zjjn en waar zelden de keus op valt. Sommige psal men of psalmverzen zingt men honderd maal en altjjd even gaarneen andere zingt men, omdat men ze ook eens zingen wil, doch heeft men ze eens gezongen, dan doet men het niet zoo spoedig voor den tweeden keer weer. Yan waar dit verschil Dit is gemakkelijker gevraagd, dan beantwoord. Menschen, die de gave hebben om een verschijnsel te ontleden, en vooral een zielkundig verschijnsel, en die bjj deze gave ook de kunst verstaan om boe ken te schrjjven, zouden ook hier een boek over kunnen schrjjven. Doch ook al zoekt men zulke groote dingen niet, men kan toch zjjn gedachten hebben over eenige zaak, en het is niet verboden zjjn ge dachte te zeggen. Bjj het zingen van een psalm komen vier dingen in aanmerking. Vooreerst de woorden. Vervolgens de wjjs. Verder de begeleiding. En eindelijk de stemming van de zangers. Op dit laatste leg ik thans den nadruk. Men moet gestemd zjjn om te zingen. En als men gestemd is om het eene te zingen, dan is men nog niet gestemd tot het andere. Het mooist zingt men, als men met het hart zingt. Maar als men een lied wil zingen met het hart, dan moet het ook een lied zjjn, dat in het hart valt. Als het hart treurig is, dan kan het geen vrooljjke liederen zingen, en als het vrooljjk gestemd is, dan heeft het geen lust in klaagzang. Wie fijn kan hooren, die hoort het aan het zingen, hoe iemands hart gesteld is. 's Menschen stem verraadt zjjn stemming. Bepaalt dus de gesteldheid van het hart de gekomen bjj een ouden schoenmaker, wiens zaak hjj overgenomen heeft toen hjj trouwde. Doch dit alles is reeds gebeurd, vóór dat ik op dezen molen kwam*. „Maar dan is het toch dezelfde, dien ik be doel. Hjj is als knecht geweest bjj baas Losser te Steendorp, en deze heeft wel eens aan mjjn zwager verteld, dat Jan Barsink, in den tjjd toen hjj bjj hem woonde, geheel veranderd was. Wat mjj echter verwondert is, dat hjj er ook een herberg op na houdt". „Maar ik denk dan toch", hernam de mole naar dat deze niet dezelfde is, dien gjj bedoelt. Mjjn knecht, die hier was, toen ik op dezen molen kwam, heb ik tenminste nooit over zjjn godsdienstigheid hooren spreken. Hjj had nog wel eens een enkele maal omgang met hem, hoewel niet veel, want hjj vond hem veel te stug en te trotsch. Doch als er godsdienst in den schoenmaker geweest was, zou hjj er zeker nooit omgang mee gehad hebben, want ijj wilde zelfs bjj mjj niet bljjven omdat ik naar zjjn zin veel te fijn was". „Ik wil dat dan toch onderzoeken", zeide de vreemdeling. „Als ik morgen heenga, oop ik even bjj den schoenmaker binnen". Verder werd toen niet meer over Jan ge sproken. Den volgenden dag echter, toen de vreem deling weer vertrok, ging hjj bjj den schoen keus van het lied, omgekeerd verandert ook vaak het lied de stemming van het hart. Door het zingen kan ook een stemming worden opgewekthet kan snaren doen trillen, die op dit oogenblik rustten. Doch nu valt het niet te loochenen, dat het eene psalmlied veel meer onmiddellijk tot het gemoed spreekt dan het andere. En dit doet aan de waarde van die andere psalmen nu wel niets af, maar dan toch wel aan de waardeeriug. Het subjectieve ele ment ka"n niet buiten rekening worden gelaten. De prediker, die de psalmen opgeeft en de gemeente, die ze zingt, hebben een voorkeur voor den eenen psalm boven den anderen. En ik geloof, dat daarmede rekening mag worden gehouden. Het psalmgezang oefent in onze samenkomsten een grooten invloed op het gemoed. Waarom zal de prediker, om toch maar geen psalm, geen psalmvers over te slaan, een van de krachtigste middelen om de gods dienstige stemming op te wekken, voor een goed deel laten varen? Het maakt toch nog al eenig verschil, of de schare den psalm aanheft en zingt„Dan ga ik op tot. Gods altaren, tot God, mjjn God, de bron van vreugd of dat ge haar laat zingen „Het trotsche Moab, overheerd, strekt mjj ten wasehpot, diep verneerd". Het eerste zingt ge liever tienmaal dan het andere eens. O ja, er kunnen in het leven omstandigheden zjjn, of ook de prediking kan de gemeente hebben doen inleven in zulke omstandigheden, dat deze psalm past bjj de stemming des harten en daarom zullen we ook nooit voorstellen één van de psalmen te schrappen. Maar voorkeur is er en voorkeur bljjft er, en die voorkeur is en zal en mag er bljjven ook bjj de bediening des Woords. Er wordt immers ook niet over alle teksten gepredikt Daarin is immers ook keus. Boven dien de Schrift en de psalmen zjjn toch niet alleen voor de kerk? We lezen en zingen thuis toch ook Het subjectieve mag niet regeeren, maar het spreekt wel degeljjk een gewichtig woord mede. Geen enkel prediker preekt over alle teksten. En geen twee predikers preeken over dezelfde teksten. Ook al zjjn het de meest gereformeerde onder de gereformeerden, het subjectieve ele ment laat zich gelden in ieders keus. Waarom niet bjj de kenze der psalmen Het volk zingt sommige psalmen graag en kent sommige het best. Mogen we het daarin niet tegemoet ko men En dan is die keuze ook lang zoo be perkt niet. Ik geloof, dat er bjjna niet een psalm is, of er komt een vers in voor, dat min of meer bekend is. In een godsdienstoefening worden van vjjf tot zeven psalmverzen gezongen. Stel nu, dat in een morgen- of avonddienst alle vjjf of zeven opzettelijk uit de onbekende worden genomen dan kan men gerust zeggen, dat het zingen aan den dienst des Woords meer schade dan voordeel toegebracht heeft. Trouwens, ik geloof, dat de vurigste voor vechter van het gebruik aller psalmen, toch praetisch voorkeur toont voor den eenen boven den anderen. Dat kan niet anders, 't Is dunkt mjj meer dan willekeur en toeval, dat verschil lende geslachten dezelfde lievelingspsalmen hebben gehad. Er is ook hier een leiding van den H. Geest. Lihab. maker binnen, om eens te weten te komen of hij zich ook in den persoon vergist had. „Goeden morgen, baassprak de vreem deling. „Goeden morgen, mijnheer!" zei Jan. „Mijn heer is hier zeker vreemd „Jawel, hoor! geheel vreemd", was 't ant woord. „Heeft mjjnheer hier zaken vroeg Jan. „Och neen", hernam de vreemde „de nieuwe molenaar is familie van me, en die heb ik eens bezocht. Maar gjj zjjt hier toch-zeker ook niet altoos geweest? Waar komt gjj vandaan? „Ik kom van Dennenhorst", antwoordde Jan. „Maar zjjt ge dan ook niet te Steendorp ge weest vroeg de vreemde weer. „Neen", antwoordde Jan kortaf, terwjjl hjj een anderen kant uitzag. „Ik had dit bjj den molenaar gehoord", hernam de vreemde. „Diens vroegeren knecht had hem dit gezegd". „Nooit geweest hoor!" hernam Jan koel. En om het gesprek op een ander onderwerp te brengen vervolgde hjj„Mooi weer tegen woordig, mijnheer!' De ander wilde toch nog meer weten, en zonder op de laatste woorden van Jau ant woord te geven, zeide hjjIk heb wel eens een zwager van mjj, wiens vrouw bp den pre dikant van Steendorp gediend heeft, over Jan

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1908 | | pagina 2