Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ.
5e Jaargang.
"Vrijdag 10 Januari 1908.
UIT HET WOORD.
JSTo. 29.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
iBOMHEMEHTSPRIJS
Drukker-Uitgever
A. D. LITTOOIJ Az.
PRIJS DER ID YERTENTIER
VARIA,
De Medische Faculteit.
Professor Lindeboom 25 jaren Professor.
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
MIDDELBURG.
van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent.
FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, iedere
regel meer 10 cent.
DE BELIJDENIS VAN ANNA.
En deze te zeiver ure daarbij ko
mende, heeft insgelijks den Heere
beleden en sprak van Hem tot allen,
die de verlossing in Jeruzalem ver
wachtten. Luc. H 38.
Welk een verwonderlijk vermogen oefende
al dadelijk het kindeke van Maria uit. Naar
Bethlehems stal komen in den nacht zijner
geboorte de herders, die de nachtwake bij hun
kudde hielden. Wel kennen wij hunne namen
niet, maar toch zijn wij met hen vertrouwd.
Reeds als kinderen gevoelden wij ons tot hen
aangetrokken en hunne figuren hebben sedert
dien tijd steeds meer waarde voor ons ver
kregen. Later richtten naar de stad Davids
Wijzen uit het Oosten hunne schreden en wij
staan als het ware onder hen, waar zij hunne
schatten neerleggen aan de voeten van het
kindeke Jezus. Met eerbied zagen wij reeds,
toen wij nog klein waren tot hen op, en hoe
aandachtig letten wij op al hunne daden.
Treffend vinden wij nog steeds dat komen van
Joden en Heidenen, die zich samen scharen
rondom den Zaligmaker der wereld, van wien
zij allen hun heil alleen verwachten. De scheids
muur tusschen Israel en de volkeren opgericht
is hier reeds gevallen en naast elkander in
liefde en vrede staan zij, de zonen van Jacob
en de nakomelingen der volkeren, die vreem
delingen der belofte waren. Ook op den veer
tigsten morgen heeft de tempel te Jeruzalem
een heuglijk tooneel aanschouwd. Niet alleen
de grijze Simeon, die zoo vurig uitzag naar de
vervulling der belofte, maar ook de oude Anna
is gekomen om het Kindeke te zien. Beiden,
de grijsaard en de weduwe zijn op hoogen
leeftijd, en verblijden zich in hetzelfde heil.
In Christus Jezus is noch man noch vrouw.
Voor Hem zijn zij gelijk. De vrouw zoowel als
de man richt zich aan Hem op.
Van Anna weten wij slechts weinig. Zij was
een dochter van Phanuël, zeker een man, wiens
gedachtenis in dien tijd nog onder de vromen
van de hoofdstad algemeen bekend was. Uit
den stam van Aser was zij gesproten en zij was
getrouwd geweest- Haar huwelijksleven was
van zeer korten duur geweest. Slechts zeven
jaar had z\j haren man mogen behouden. Zeer
jong was z\j derhalve weduwe geweest en zij
was het gebleven. Het gevoel van eenzaamheid
dat over haar gekomen was na het overlijden
van haar man had haar nauwer verbonden aan
den God van haar leven en het was hare be
geerte om te wonen in het huis des Heeren.
Haar eenig doel was het om den Heere geheel
toe te behooren en Hem welbehagelijk te zijn.
De jaren waren heengesneld, en als wij haar
in den tempel ontmoeten, is zij reeds vier-
en-tachtig jaar. Zulk een leeftijd ligt in den
regel als een zware last op den schouder, en
de gebreken van den ouderdom vermeerderen
zich met den dag. Dit brengt vaak een onte
vreden stemming des gemoeds mede en perst
de eene klacht na de andere van de lippen.
Doch daarom doet het juist zoo weldadig aan,
dat wij deze oude van dagen leeren kennen.
Wij mogen aannemen, dat zij een krachtig
gestel heeft gehad, en wij stellen ons haar voor
als een gestalte, eenigszins gebogen, maar toch
nog vast. Hoewel uit haar oog het vuur der
jeugd is verdwenen, heeft het toch niet alle
glans verloren. In stilheid verschijnt zij in de
voorhoven des Heeren en zjj denkt er niet aan
om de aandacht van de andere tempelgangers
te trekken. Zjj komt niet om de mensehen,
maar om des Heeren nabijheid.
Oud worden wil iedereen, maar tegen het
Verouderen ziet elk op, temeer omdat dit ver
ouderen dikwerf zoo ongunstig werkt op de
stemming. O, het is zulk een diep treurig ge
zicht een oude van dagen, wiens schreden
wankelen, wiens handen beven en wiens mond
bittere woorden spreekt. Het verleden ligt
achter hen, hun kracht is vergaan, aan het
heden hebben zij niets meer en van de toe
komst durven zij niets dan meerdere ellende
verwachten. Gij kent ze ook wel die hoogbe
jaarden, die zich zelf tot een last zijn, en hunne
omgeving een oorzaak van kommer. Hoe aan
trekkelijk daarentegen is deze oude profetes
ons, die niet week uit den tempel, wier liefde
tot den dienst des Heeren toenam, wier inwen
dige mensch vernieuwd werd van dag tot dag,
naarmate de uitwendige verdorven werd. Hare
ziel was in haar als een gespeend kind bij zijne
moeder en daardoor bleef zij een zegen voor
den kring waarin zij hare dagen sleet. Wat
een heerlijke weldaad is de oefening van het
geloof voor den mensch in alle tijdperken van
zijn leven, doch het meest schoon komt ze uit
op den ouden dag. Zij geeft aan het geringste
leven een bekoorlijkheid en een waarde, welke
ge elders tevergeefs zoekt en zij geeft altijd
weer lust en moed om den weg te bewandelen,
welke ons voorgeschreven is.
Welk een heerlijke verrassing wachtte haar
thans in het huis des Heeren. Zij wa9 dien
morgen gelijk eiken anderen tempelwaarts ge
gaan en zij kwam ter plaatse, waar Simeon
het kindeke in zpne armen genomen had. Of
zij den ouden man nog heeft hooren juichen
kunnen wij niet met zekerheid zeggen, maar
wel dat zij ook genaderd is en het Kindeke
met het oog des geloofs heeft aanschouwd.
Uitwendig was er aan dit Kindeke niets te
zien, uitwendig was het gelijk aan alle kin
deren, die op dien dag des Heeren voorgesteld
werden. Maar zij bleef bij de uiterlijke gestalte
niet staan, zij bezag bij het licht der voorzeg
ging, zij begroette in Hem de vervulling der
belofte. In dit oogenblik werd het haar dui
delijk, dat dit kind de beloofde Messias was,
op wien de vaderen hadden gehoopt, naar wien
de vromen harer dagen vurig verlangden, en
tot wien de volkeren vergaderd zouden worden.
Haar hart werd al voller en voller, en "wat in
haar leefde, moest zij uitspreken. Hare lippen
openden zich en met jeugdige geestdrift sprak
zij hare belijdenis uit. Aangenamer zou het ons
geweest zijn, wanneer wij de woorden hadden
mogen kennen, welke zij gebezigd heeft, maar
al is dit voorrecht ons ontgaan, toch kunnen
wij ons den inhoud harer belijdenis wel voor
stellen. Zakelijk zal zij wel dezelfde geweest
zijn, als die van den ouden Simeon, en der
halve [heeft zij met lof aan den Heere hare
blijdschap te kennen gegeven, dat zij deze ure
heeft mogen beleven en dat haar oogen de
zaligheid Gods hadden mogen zien. Met welk
een eerbiedige verwondering zal de verheugde
Moeder haar aanschouwd en hare woorden ge
hoord hebbenopnieuw versterkt in haar ge
loof, dat haar zoon op den troon van David
zitten, en dat zijn Koninkrijk geen einde
nemen zal.
Daarbij liet Anna het niet. Zp was zoo
innig verheugd, nu zij 's Heeren goedheid zoo
had mogen proeven, dat zij onmogelijk daar
van zwijgen kon. Tot allen, die de vertroosting
Israels verwachtten, sprak zij er van. Hare
jeugd was vernieuwd, hare krachten vermenig
vuldigd en haar ijver vermeerderd. Met heilige
bezieling vertelt zij, wat haar oog gezien en
haar oor beluisterd heeft en zoo verspreidt zij
rondom zich licht en zegen. Yoor allen, die het
hoorden, was het een verademing in die don
kere dagen, waarin de uitwendige vormendienst
al meer de ware godsvrucht dreigde te ver
stikken. Hier zullen zij door deze tijding op
gewekt zijn om een psalm aan te heffen ten
einde God te loven voor Zijne trouw en Zijne
genade en voor het heldere licht, dat op hun
donkeren weg gevallen was, hoe zullen zij
elkander opgewekt hebben om meer dan ooit
al hun zorg op den Heere te werpen in het
kinderlijk en vrijmoedig vertrouwen, dat de
Heere alle dingen zou schenken.
Hoe lang Anna nog geleefd heeft, weten
wij niet. Doch of zij nog eenigen tijd op aarde
gebleven is of spoedig gestorven, wat doet het
er ook toe, heengegaan is zij in vrede naar
des Heeren woord, en zij heeft den morgen
mogen begroeten, waarop geen nacht meer
gevolgd is.
Wanneer gij oud van dagen zijt, kunt ge
dan ook terugzien op een verleden waarin gij
den Zaligmaker hebt gezocht en gevonden,
zoo is het wèl. Laat de dood niet verre meer
zijn, u behoeft het niet te verontrusten, want
gij gaat naar dat huis, waarin alle geloovigen
samen komen om zich gemeenschappelijk te
verblijden in Hem, die hier reeds op aarde
hun hoogste goed was. Maar anders, indien
uwe verwachting niet van Hem is, zoek Hem
dan nog in den rechten weg, wijl het spoedig
eens te laat zou kunnen zijn. En dit zou vree-
selijk zijn. Wat is de mensch, de zondaar bui
ten ChristusBouma.
Yan de Medische Faculteiten der Staats
universiteiten in ons dierbaar Vaderland zijn
de laatste tientallen jaren bijna alle medici
ongeloovig vandaan gekomen. Behalve de jon
gelingen die van de Stichtingen van Doetichem
kwamen, daarmee in betrekking bleven en daar
van ondersteuning ontvingen, konden de uit
zonderingen geteld worden. Naar het ons voor
komt staat dit verschijnsel niet los van het
verband dat er is tusschen zaaien en maaien.
Zij, die in de richting van het vleesch, van het
ongeloof zaaien, maaien ook dienovereenkomstig.
'tls daarom dus zóó, dat èn de H. Schrift
èn de ervaring ons leeren, dat wij op de wet
van zaaien en maaien acht geven en daarmee
rekenen moeten.
Het moet ons daarom stoffe van vreugde
voor en dankzegging aan God zijn, dat er aan
de Vrije Universiteit ook een begin van eene
Medische Faculteit is gekomen. Eene opleiding
heelemaal in Schriftuurlijken geest is behoefte.
Dit moet het streven zijn. Daartoe moet het
komen. Ook onze doctoren moeten in God,
zooals Hij zieh in Christus heeft geopenbaard,
gelooven, Hem belijden, tot Hem, met en voor
de kranken bidden, den zegen op hun prak
tijk van Hem verwachten. In kennis en weten
schap behoeven en moeten zij daarom bij an
deren niet achter te zijn. Is dit eene zoowel
als het andere het geval, dan mogen wij ze
begeeren, ja bjj ongeloovige doctoren verge
leken, voortrekken. Dit mogen wij dan niet
alleen, maar behooren wij te doen. Bedoelde
doctoren ook voor onze zieken en ongelukki-
gen te hebben, mag gewis ons wel eene be
hoefte voor den Heere zijn. Professor Geesink
en dr. Wielenga zullen Woensdag a. s., zoo de
Heere wil en wij leven, in de Gasthuiskerk
te Middelburg in het belang van de Medische
Faculteit optreden.
Laten wij van onze belangstelling in deze
zoo absoluut noodige stichting, zoo mogelijk
uit geheel Zeeland, blijk geven. Uit Middel
burg, Ylissingen en de dorpen van ons Eiland
wachten wij de honderdtallen en de tientallen,
zoowel zusters als broeders. Laat het ons, als
blijk van hartelijke belangstelling, van waar
deering en van dank aan God, dat Hij ons
ook in dezen ruimte beliefde te maken, een
feestavond wezen. Gaan anderen in grooten
getale naar comedie's en concerten, laten wij
opgaan naar het huis Gods om te hooren naar
hetgeen de Heere bij alles wat Hij reeds gaf,
ons weer gegeven heeft en geven wil. Tot
Zijn naam en tot Zjjne gedachtenis zij, op ieder
terrein van het leven, de begeerte onzer ziel.
Hij zij met ons en zegene onsLittooij.
Hoewel Ds. Bouma op zich nam op dezen
feestdag ook in „Zeeuwseh Kerkblad" den 25-
jarigen arbeid van Professor Lindeboom aan de
Theologische School onzer Kerken te gedenken,
veroorloof ook ik mij daaraan te herinneren.
De Synode te Zwolle, gehouden in Augustus
1882, is in meer dan één opzicht eene onver
getelijke geworden. Aan de professoren Yan
Velzen en Brummelkamp toch werd, op voorstel
van Zuid-Holland, met het oog op de vele jaren,
die zij met groote opoffering onderwijs ge
geven en op de vele, zeer gewaardeerde diensten
die zij aan de Kerken bewezen hadden, de
meest eervolle rusttijd aangeboden, maar wijl
noch de een noch de ander hem begeerde,
werd het liefdevolle aanbod, gelijk het gedaan
werd, dat is, met alle stemmen, teruggenomen.
Ook werd er een voorwaardelijk gevraagd ont
slag eervol en met dank voor den arbeid ge
geven. Voorts is er op deze Synodes over de
Vrijmetselarij in Amerika en in Nederland
punctueeler en drukker dan op eenige andere
Synode gesproken. Bijname door eenen van onze
Zeeuwsche mede-afgevaardigden, Jhr. de Jonge
van Zierikzee. Met enkele andere leden der
Synode had hij zelfs tengevolge van de debatten
ter Synode over dit onderwerp gehouden, op
verzoek, met een der eerste Vrijmetselaren te
Zwolle, conferenties. En ook werd op deze
Synode besloten en overgegaan tot de benoe
ming van drie Professoren. Uit een gros werd
er het volgende zestal geformeerd", zeggen ons
de Notulen.
.Wielenga.
Lindeboom
Beuker
Bavinck Jr.
Brummelkamp
Hessels
met 39 stemmen.
33
,32
31
25
22
Na bespreking in hunne afwezigheid en na
nogmaals gebeden te hebben verkoor de Sy
node de B.B.
Dr. H. Bavinck, pred. te Franeker.
L. Lindeboom, pred. te Zaandam.
en D. K. Wielenga, pred. te Nieuwendijk,
respectievelijk met 39, 32 en 39 stemmen tot
Docent aan de Theol. School te Kampen."
Mèer dan 25 jaren is het geleden dat ik den
thans feestvierenden Professor leerde kennen
en met hem vriendschap mocht aanknoopen.
Dit geschiedde reeds te Kampen toen wij beiden
nog studenten waren. Meer of minder waren
wü sinds saam en arbeidden vaak voor de be
langen van het Koninkrijk Gods.
Met Dr. v. d. Berg en anderen woonden w\j
de eerste samenkomst bij ten behoeve van de
krankzinnigen. Dr. v. d. Berg en Ds. Linde
boom wilden toen dat het initiatief voor deze
zaak van onze Diaconiën zou uitgaan, maar ik
durfde op die wijze niet meegaan, w|jl dat werk
rnjj te omvangrijk, te gewichtig en te veel-
eischend voorkwam. De christenen in 't alge
meen hadden, geloofde ik, daarvoor elkander
noodig om wel te slagen. Dientengevolge moest
ook de grondslag, hoewel positief evenwel
breeder zjjn, dan voor ónze diaconiën noodig
was.
Het Traktaatschap Filippus hebben wij öök
zien komen, zien groeien en bloeien meer dan
25 jaren.
Voor de opleiding aan de Theologische School
mochten wij sinds de benoeming, die thans
herdacht wordt, tot vóór ruim een jaar samen