JAM DE SCHOENMAKER,
FEUILLETON.
Onderzoekt Pzelv8n nauw.
Jan's huwelijk.
KERK, BELIJDENIS, ZENDIMG,
De zwanenzang van Soli
De Mormonen.
hunnen vader kenden. Dat toonden zy toen
Jozef hen voor landverraders, die den dood
verdienen, hield. Immers om in het licht te
stellen en te bewijzen dat zy dit niet waren,
en om alzoo de straf te ontgaan, die zy bijal
dien z\j het waren, zouden moeten ondergaan,
zeiden zij„Wij allen zijn eens mans zonen
wij zijn te goeder trouw, uwe knechten zijn
gekomen om koren tekoopen". In de woorden
zoij allen zijn eens mans zonenlag een
afdoend en zeker bewijs, dat zij niet waren ge
komen om het levensgevaarlijk werk te ver
richten, d. i. het land te verspieden.
Om Egypte in te nemen toch moest men
een machtig volk zijn. En waren zij de ver
tegenwoordigers van een machtig volk dan
zou voor dit zoo gevaarlijke werk niet één
vader enkel en alleen zjjne zonen geven. Voor
dit werk, waarbij het leven kon verloren gaan,
zouden er van véle vaders slechts één genomen
en gegeven zijn. Van niemand eischt men en
niemand geeft daarvoor „tien zonen*. En men
moet het saam en met zeer velen overeen
komen, zal er eenige kans zijn van slagen,
want één huisgezin kan Egypte niet innemen.
Voor zoo een onmogelijk werk geeft een vader
zijn tien zonen niet. Dus blijkt het ontegen
zeggelijk, wilden zy zeggen, dat wij geene
verspieders zijn.
Hoe groot de zelfopofferende liefde, de onver
schrokkenheid en heldhaftigheid van den
schipper J. Schroevers, zijne vyf zonen en een
kleinzoon was voor de mannen, die in den
hoogsten nood verkeerden op de in onstui
mige, woedende zee gestrande bark, onder
Westkapelle,duizend ellen van de duinen, hebben
zij getoond. Ja niet alleen hunne liefde tot de hun
onbekende menschen en hunne begeerte om ze
van een anders wissen dood te redden, maar
ook hun vertrouwd zijn met de zee, hun onver
saagdheid, kloekheid en zelfvertrouwen deed
den vader en vyf zonen, waarvan drie gehuwd,
en nog een kleinzoon van 13 jaar, op zijn aan
houdend verzoek, van Vlissingen uit de holle,
barre zee trotseeren.
Dat de godvreezende aartsvader Jakob voor
het ongeoorloofde goddelooze verspieden van een
anders land zeker niet tien zijner zonen, zelfs niet
één zou gegeven hebben, konden zijne zonen
met recht en reden zeggen. Hier goldt hot
een geheel ander werk, een werk der liefde,
waarbij een man als J. Schroevers en de
zijnen niet konden thuisblijven. Het werk
van den Samaritaan wilden en moesten zij
verrichten. En het staat vast, hoe het ook ver
richt is, dat God hun hart er toe bewerkt
heeft, dat zij zich voorbeeldig hebben gedragen,
prijzenswaardig zijn, en dat God hun koene
daad gekroond heeft.
Wij hebben er ons over verblijd met allen
die er van hoorden. Dit was het geval by
name in Walcheren, wyl het aan de kust van
dit Eiland voorviel, dat de mannen schijnbaar
verloren in de masten gezien werden.
Dat de redding niet zonder levensgevaar
geschiedde, blijkt uit hetgeen De Zeeuw ervan
mededeelt, het luidt: „Wij willen het een en
ander melden omtrent het gebeurde met de
Engelsche driemastschoener Dons, welke Zater
dagmorgen gestrand is. Het ijzeren schip is
pas 4 jaar oud, was geladen met klei, bestemd
voor Gent en is geheel verloren. De beman
ning bestond uit den kapitein, den stuurman,
twee matrozen en een kok. Zaterdag was de
reddingsboot met een sleepboot derwaarts ver
trokken, benevens schipper J. Schroevers met
zyn visschersschuit. Deze vertrokken omstreeks
8) OF:
HOOFDSTUK III.
Baas Tolsma begon reeds oud te worden en
deed aan de schoenmakerij zelf weinig meer.
En misschien zou hy zyn sehoenmakerszaakje
wel reeds van de hand gedaan hebben, indien
er ook de winstgevende herberg niet aan ver
bonden was geweest. Doch wijl hy daardoor zyn
kapitaaltje, dat hij reeds bezat, nog aardig ver-
grooten kon, en ook omdat hy een gierigaard
was, wilde hij liever nog van geen van beiden
afstand doen. Maar toen zyn vrouw stierf zag
hy zich toch genoodzaakt zyn zaakjes van de
hand te doen. Wel had hy gaarne gewild, dat
zyn eenige dochter, die getrouwd was en op een
ander dorp woonde, met haar man by hem was
komen inwonen, maar daarvan wilde zyn
schoonzoon volstrekt niets weten.
Toen Jan van dit een en ander iets begon
te begrijpen, dacht hy er over om de zaak van
zijn baas over te nemen.
Doch hoe zou hij aan geld komen
4 uren, toen was het van de reddingsboot de
2de" maal. Des avonds 10 a 11 uur keerden
allen onverrichter zake terug. Schroevers had
het gestrande schip niet kunnen vinden,
wegens den storm en den donker. Na 11 uur
nam Schroevers weer het koene besluit om nog
eens derwaarts te gaan en vond het schip.
Zondagnacht om half twee, en hoorde toen de
menschen hartverscheurend om hulp roepen,
zoodat het hart brak van schipper Schroevers
en de zijnen, gelijk hy zelf mededeelde, maar
kon nog geen hulp bieden. Eerst om 9 uur
Zondagmorgen kon hy er in slagen om te
ankeren en zoo zich er naar toe te laten zak
ken, om alzoo den eersten, tweeden en derden
dezer ongelukkigen te redden, welke allen in
de achtermast zaten.
Een vierde, de kok, had zich des morgens
om 4 uur uit den raast laten vallen wyl hy
zich niet meer houden kon. Toen zat er nog
een schipbreukeling in den voormast dien men
niet kon bereiken en die ook geen kracht
meer had, volgens zyn roepen, om van den
voor- naar den achtermast te komen langs het
touw. Toen de redding plaats had was de
schuit van Schroevers voor de derde maal vol
water. Hierop liet Schroevers zyn anker met
touw in den steek na nog aan den vierden
man geroepen te hebben dat zy de redding
boot zouden waarschuwen die toen ook weer
voor den derden keer in de nabijheid was.
Schroevers zette toen koers naar Vlissingen
waar zy ongeveer half twaalf aankwamen met
vlag in top. Duizende menschen verbeidden
zyn komst op de Boulevard. Hy had den
kapitein aanboord, den stuurman en één matroos.
Zy hadden ruim 35 uren in den mast doorge
bracht. Er ging een luid hoerah op toen zy bin
nen kwamen. De kapitein was zoo ver weg dat
hij ondersteund moest worden. Hy kuste de
hand van vrouw Sehroevers.
De redders heeten J. Sehroevers, 54 jaar,
gehuwd en zyn zonen J. Schroevers, gehuwd
30 jaar, G. Schroevers, gehuwd 28 jaar, J.
Schroevers, gehuwd 22 jaar, K. Sehroevers,
ongehuwd 20 jaar, L. Schroevers, ongehuwd
18 jaar en de kleinzoon J. van de Ketterij,
13 jaar, die gezegd had: „Als grootvader gaat
dan ga ik ook als grootvader verdrinken moet
dan ik ook". De zoons hebben nog geroepen:
„Vader laten wy terugkeeren, denkt om onze
vrouwen en kinderen". Het is ook nog gelukt
aan schipper F. Jilleba en zjjne bemanning
met de reddingsboot, de vierde man 2 a 3
uren naderhand te redden en gisterenmiddag
om 1 uur hier behouden aan te brengen. Jam
mer dat die eene ook niet gered kon worden.
Kenners zeggen hier, dat deze redding nog
veel moeilijker en gevaarlijker was dan die
van de Berlin. Littooij.
Donderdagavond gaf de zangvereeniging
„Soli Deo Gloria" een uitvoering in de groote
zaal van het Schuttershof. Velen waardeeren
zulk eene gelegenheid en komen om naar de
schoone liederen te luisteren. De zaal was dan
ook goed bezet. Bleek reeds de belangstelling
uit de opkomst, nog meer kwam zy uit in de
stille aandacht, welke er tot het einde toe
bleef. Er liep een gerucht, dat de vereeniging
wellicht haar zwanenzang zou aanheffen, maar
wy hopen van harte, dat het niet bewaarheid
wordt. Het zou toch inderdaad jammer zyn,
als deze vereeniging, welke reeds jaren bestaat,
Had zyn vader nu maar meer nagelaten, dan
was hy gered geweestmaar nu bedroeg het
deel van de nalatenschap zyns vaders te weinig.
Of had hy nu het geld nog maar, dat hy vroeger
zelf verkwist had, dan had hem dit nu ook al
aardig kunnen helpen. Maar wat baatte hem
dat nu alles in deze omstandigheden Wel was
voor die overname niet zulk een groote som
noodig, maar wat hy bezat was toch niet toe
reikend. En had nu het meisje met wie hy
trouwen zou nog maar wat geld gehad, dan zou
hy daarmee wellicht geholpen zyn geweest, doch
deze had ook geen geld. En toch wilde Jan in
de zaak van baas Tolsma zoo gaarne blijven,
want het was zoo winstgevend, en de zucht
naar schatten zat er bij hem al diep in.
Wat zou hy doen Hoe zou hy aan geld
komen Hy peinsde er over by dagen en by
nachten, doch hy had nog geen enkel antwoord
op die vragen kunnen vinden.
Eindelijk kwam hem een gedachte in het
hoofd, die wellicht wel werkelijkheid kon worden.
Even buiten het dorp woonde een rentenier,
Koopmans geheeten, waarvan men zeide dat
hy wel een aardig kapitaaltje had. Hy was
vroeger boer geweest, doch na den dood zijner
vrouw had hy zyn boerderij verkocht, en was
te Drieveen komen wonen. Zyne kinderen waren
allen getrouwd, behalve ééne dochter, die nog
by haar vader thuis was, doch welke zeer on-
en zich gelukkig heeft geoefend, zoodat zjj reeds
verscheiden uitvoeringen heeft kunnen geven,
haar zoo noodigen arbeid moest staken. Het
moge weldra blijken dat de moeielykheid,
welke haar met levensverlies bedreigt, wegge
ruimd wordt, en dat zy nog lang deze edele
gave van den Vader der lichten moge kunnen
ontwikkelen. Er is in onze kringen behoefte
aan. Bouma.
UIT HET LEVEST.
Nu de Mormonen ook in ons vaderland
rondgaan om bekeerlingen te maken, kan het
goed zyn naar waarschuwende stemmen te
hooren. We plaatsen daartoe eerst een arti
kel uit de Kamper Kerkbode, en daarna enkele
opmerkingen uit een wetenschappelijk tijd
schrift.
De allerbeste raad is de raad der Schrift,
die van de dwaalleeraars zegt: ontvangt ze
niet in uw huisAlleen zwakke zielen, die
zelf geen vaste overtuiging hebben, worden
door allerlei wind van leer meegevoerd.
I.
De Kamper Kerkbode schrijft
In onze stad bevindt zich op dit oogenblik
een zendeling van de Mormonen, die zich ook
wel noemen „de heiligen der laatste dagen",
't Is hem natuurlijk te doen om aanhangers
te krijgen en die mee te voeren naar hun Staat
Utah in N. Amerika, of ze hier als propagan
disten te laten. Daartoe begint hy ook geschrift-
jes te verspreiden. My viel in handen een
traktaatje, getiteld„Een vriendschappelijke
discussie over godsdienst-onderwerpen".
Dat boekske handelt zeker over de veelwijverij
hoor ik iemand zeggen.
Die dat vermoedt, vergist zich. Er staat geen
woord over de veelwijverij in. Daar beginnen
de Mormonen nooit mee; ze weten wel dat ze
dan geen voet aan wal kunnen krijgen by onze
menschen.
Maar waar gaat het dan over? Wel, over
„godsdienst-onderwerpen" gelijk de titel zegt.
In een boekske van 29 bladzijden worden een
groot aantal van die onderwerpen behandeld.
Zoo in vogelvlucht natuurlijk.
Die behandeling geschiedt in den vorm van
een gesprek.
In een stadje ergens in Amerika zyn in een
hotel gelogeerd een advokaat, een dokter, en
een geestelijke, waarby ten slotte uit het Westen
nog komt een zekere mynheer Durant, die
later zich ontpopt als een zendeling der Mor
monen.
Van dezen mijnheer Durant wordt gezegd
„Het was een man met een bekorend uiter
lijk, en omtrent dertig jaren oud, met aange
name manieren en een in het oog vallende be
kwaamheid om in gesprek zyne gedachten
duidelijk voor te stellen".
De drie bovengenoemde heeren zitten met
elkander over alles en nog wat te praten. Ein
delijk over den godsdienst en de kerk. De
advokaat wil daar niet veel van weten, maar
de geestelijke neemt het er natuurlijk voor op.
Eindelijk wordt ook mynheer Durant in 't ge
sprek gewikkeld, dat weldra een twistgesprek
tusschen hem en den geestelijke wordt.
De geestelijke wordt reeds terstond beschre
ven als „een toerist, die voor zyn gezondheid
en vermaak reisde", terwijl hy vervolgens ons
voorgesteld wordt als een man, die de eerste
beginselen van de Christelijke religie niet eens
gelukkig was, en ook veel ouder dan Jan.
Als hy die nu eens krygen kon, dan had hy
alle bezwaren overwonnen. Maar dan moest hy
eerst trachten van zyn ander meisje af te komen.
Doch hoe zou hy dit aanleggen?
Terwijl hy hierover dacht, werd dit voor hem
al heel gemakkelijk gemaakt. Op zekeren mor
gen toch ontving hy een briefje van haar,
waarin zy hem meedeelde, dat zy niets meer
van hem wilde weten, omdat zy verkeerde ge
ruchten, aan de waarheid waarvan zy niet
twijfelde, uit zyn vroegere woonplaats had ver
nomen. Zy schreef er by, dat Jan maar geen
pogingen moest aanwenden om in haar besluit
verandering te brengen, wijl hem dit toch niets
baten zou.
Toen Jan dit briefje gelezen had, wreef hy
zich de handen. Zoo gemakkelijk had hy zich
de uitvoering van zijn plan niet kunnen voor
stellen. Hy was nu met alle eer, zoo meende
hy van haar ontslagen. Wel dacht hy nog
eens na over die verkeerde geruchten, waarvan
in dat briefje melding gemaakt werd, en hy
hoopte maar, dat dit voor anderen verborgen
bleefdoch indien het al openbaar mocht wor
den, zou hy er zich wel uitredden. In elk geval
zoo dacht hy moest hy zich maar niet
lang ophouden en zien dat hy Koopmans'
Geertje kreeg.
Nog dienzelfden avond bracht Jan een be-
verdedigen kan, en al spoedig boos wegloopt
onder voorwendsel dat 't hem niet langer
wachten kan.
Mynheer Durant wordt echter niet spoedig
boos; hy is de lankmoedigheid zelve; en is
van zessen klaar om den advokaat en den
dokter in alle stukken van de leer der zalig
heid te onderwijzen.
Het gesprek loopt zoo af, dat genoemde hee
ren zich zeer verrast betoonen door al hetgeen
ze vernomen hebben. „Hem dankende voor de
geduldige verklaring van zyn geloof, ontving
ieder hunner zyn kaartje bevattende de geloofs
artikelen zyner Kerk. (Kunnen die allemaal
op één naamkaartje en elkaar goeden nacht
wenschende begaven zy zich ter ruste*.
Ik zal niet zeggen dat het oneerlijk is om
zulk een dommen en boozen en louter voor
zyn plezier reizenden dominé als vertegenwoor
diger van alle Roomsche en Protestantsche
kerken te laten optreden.
Ik zal ook niet trachten hier stuk voor stuk
de beweringen van dien vreemdeling uit het
Westen te weerleggen. Er worden zooveel
dwalingen in dat kleine boekske genoemd, dat
meer dan 29 bladzjjdjes noodig zouden wezen
om van ieder ook maar een weinig te zeggen.
Misschien deelen wy later iets meer van de
seete der Mormonen mee, maar vooreerst be
palen wy er ons toe om de dwalingen te noe
men. Dan kunnen onze leden 't wel beoordee-
len of ze zulke mensehen in hunne huizen
mogen ontvangen.
In dit boekske wordt bestredende drie
éénheid Gods, terwijl de schrijver niet
eens schijnt te weten wat de Christelijke kerk
daarvan belijdt, aangaande het onderscheid der
personen en de eenheid des wezensde
geestelijkheid van het Goddelijk wezen
God beeft evengoed een lichaam en lichaams-
deelen als wy menschende erfzonde;
met Adams zonde hebben wy niets te maken
de particuliere genade; alle men
schen hebben evenveel kans van zaligheid
de rechtvaardigmaking alleen door het
geloof; Jacobus wordt tegen Paulus uitge
speeld de orde des heils; volgens
den schrijver: eerst geloof, dan bekeering, en
dan de geboorte uit den Geestde doop
door besprenging; de eenige goede
manier is onderdompeling, volgens hem
de kinderdoop; de kleine kinderen zyn
vry van zonde, hebben dus geen behoefte aan
vergeving, en daarom ook niet aan den doop.
Verder wordt beweerd: door de oplegging
der handen ontvangt men de buitenge
wone gaven des Geestes (gave der
talen, der gezondmaking, enz.)door de
kerken van Rome en van de reformatie zyn
de ambten van apostel enprofeet
afgeschaft, en daarom zyn 't geen rechte, geen
ware kerken meer; maar verdraaiers van de
waarheid, anti-christenbovendien is dit een
kenmerk van de valsche kerken, dat hun
leeraars bezoldiging of salaris ont
vangen de leeraars moeten ook door
openbaring geroepen zyn tot hun
ambt gelyk Aaron en Christusalleen de
leeraars der Mormoonsche kerk hebben alzoo
het recht om te prediken en te doopen, want
zy zyn rechtstreeks door openbaring aange
steld, nl. door die geïnspireerde apostelen en
profeten.
De geheele Christenheid is door
God verlaten, omdat zy God verlaten
heeft door het Evangelie en de leeringen van
zoek aan Koopmans. Deze was wel eenigzins
verwonderd over dit bezoek, want fey had Jan
nooit anders ontmoet, dan 's Zondags avonds
in de herberg van zyn baas. Jan gaf echter
voor, dat hy met zyn ledigen tyd geen raad
wetende, zoo maar eens hem kwam opzoeken.
Er werd gepraat over alles en allerlei, waarby
Jan vooral veel vertelde van de boerderij zyns
vaders en van diens bijenteelt, maar het eigen
lijke doel van zyn komst, werd niet openbaar.
•Deze bezoeken werden gedurig herhaald, maar
nog altyd miste Jan den moed om met zyn
doel voor den dag te komen.
Op zekeren avond echter trof hy Geertje
alleen thuis en van deze gelegenheid maakte
hy gebruik om haar ten huwelijk te vragen.
Geertje zag hem met haar linkeroog verwon
derd aan want een rechteroog had zy niet
en zeide: „Wel zoo Jan! Dus je zoudt willen
trouwen
„Ja zeker," antwoordde Jan; „want zie je,
myn baas wordt oud, en hy wil alles wel van
de hand doen en dan zou ik het wel van hem
kunnen overnemen, want je kunt gelooven,
Geertjedat het een goed zaakje is. Maar dan
zou ik natuurlijk eerst willen trouwen, want
alleen te wonen, dat gaat in dat geval in 't ge
heel niet, omdat er ook een herberg by is, en
daar dient wel een vrouw in te zyn.
(Wordt vervolgd.)