Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie ¥anDs. L. BOUMA, Ds. H. W. LAMAN en Ds. A. LITTOOLJ. 5e Jaargang. Vrijdag 20 December 1907. No. 26. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABONNEMENTSPRIJS Drnkker-Hitgever A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER AD YERTENTIEN Bouma. Christelijk onderwijs. Door den dood bedreigd. per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers 3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. HOK ZULLEN WIJ HEM ONTVANGEN? En de scharen, die voorgingen en die volgden, riepen, zeggendeHosanna den Zone Davids; gezegend is Hij, die komt in den Naam des Heeren; Hosanna in de hoogste hemelen. Matt. 21 9. Hoe zullen wy u ontvangen Zoo begint een lied, dat vooral de Duitschers vaak zingen en vooral in de dagen die aan het Kerstfeest vooraf gaan. Zjj denken daarbjj aan Hem, die eens in den nacht, die schooner is dan de dagen, ge boren werd uit de maagd Maria, en die tot ons kwam niet om gediend te worden maar om te dienen en Zijne ziel te stellen tot een rantsoen voor velen. Wij weten de genade, dat Hij arm is geworden, daar Hij rijk was, opdat wij die zoo nameloos arm waren, rijk zouden worden, en wij maken ons weer gereed om met de ge- heele Christenheid te staan rondom de kribbe in Bethlehems stal. Het is ons tevens bekend, hoe zij Hem destijds ontvangen hebben, en nog altijd komt de vraag te pas, hoe wij Hem ont vangen zullen. In dezen tijd zjjn de dagen zoo kort en zoo somber. Het duurt 's morgens zoo lang, eer het lieht de duisternis van den nacht overwint, en dikwijls is het, alsof het die kracht verloren heeft. De donkerheid blijft over onze velden hangen, de nevelen hullen alles in een ge heimzinnig waas. Wij zien uit naar de zon met haar gloed en stralen, welke aan alles glans kan bijzetten, maar zij blijft uit, zij komt niet te voorschijn, zij laat het bjj een zwakke poging blijven, en al spoedig durft de duisternis het te wagen om hare heerschappij te hernemen, zoodat het nauwelijks dag is geweest. Welk eene verademing is het, wanneer wij weer zeggen kunnende korste dag is voorbij en wij de hope voeden kunnen, dat voortaan de zon eiken dag weer winnen zal in kracht en ten slotte de overwinning behalen op nevel en mist, op de donkerheid en den winter om over ons uit te gieten de volheid van haar gloed, die alles met nieuw leven zal bezielen. Welk een liefelijke verschijning is juist in die korte en sombere dagen het Kerstfeest. Het brengt elk jaar weer een nieuwen zegen. De scholen worden gesloten en velen, die ver van huis z\jn keeren tot het ouderlijk huis terug. Hoe duidelijk blijkt dit uit het drukke verkeer op de treinen en wie zal berekenen, welk een winst dit brengt aan het familieleven. De werk man, die een geheel jaar eiken morgen uitgaat tot z\jn dagelijkschen arbeid, laat zijn gereed schap rusten en kan gezellig met vrouw en kinderen neerzitten rondom den huiselijken haard. Er komt een algemeene ontspanning en het heele leven vertoont zich in feestgewaad. De Kerstdagen maken het hart ontvankelijk voor de genoegens des levens en jagen de somber heid althans voor eenige uren op de vlucht. Vandaar is het te verklaren, dat menigeen, die zich eenzaam en verlaten gevoelt, met heim wee terugdenkt aan vroegere dagen, waarin hij in 't midden van de zijnen mede genoot van de vreugde, welke schier in eiken kring heerscht. Zelfs zij, die de Kerstboodschap wel hooren, maar niet verstaan en gelooven, zouden het toch niet gaarne willen missen. In landen, waar het zoovele eeuwen reeds gevierd werd, kan men het nu eenmaal niet meer missen. Wat een weldaad is het. Het verwarmt zelfs koude harten en onwillekeurig wekt het op om leniging te brengen in smarten, den kom mer van den arme te verlichten, en zoo moge lijk wonden te heelen. De strijd om het bestaan is hevig, en de moeielijkheden van het leven zijn vele, tengevolge waarvan wij menschen zoo licht van elkander verwijderd worden en wij onzen eigen weg gaan zonder ons te be kommeren over het lot van onze medemen- schen, maar de Kerstdagen ontdooien de stugge harten, brengen licht en warmte in 't leven en wekken de behoefte om de banden, die ons aan elkander hechten, te versterken. Zoo verschijnt het Kerstfeest als een glan zende ster in den nacht van het menschelijk lijden en strijden, welke aan de hoop nieuw voedsel biedt, den moed verlevendigt en de blijdschap doet groeien. Velen vragen dan ook reeds van te voren, hoe zullen wij het inrichten om er het rechte genot van te hebben. Allerlei toebereidselen worden gemaakt, allerlei plannen ontworpen, allerlei werkzaamheden verricht. Voor kin deren worden feesten georganiseerd, voor de armen worden goederen vervaardigd, voor vol wassenen worden verrassingen bereid. Wij veroordeelen het niet, wij waardeeren het zelfs. Maar boven alle deze vragen, welke ons bezig houden, moet luid uitklinken Hoe zullen wij u ontvangen, hoe zullen wij ons gedragen tegenover den Koning zelf, die als een rijke uit Israel door een wortel is voortgekomen en die als een seheute vrucht gedragen heeft. Op zijn laatsten tocht naar Jerusalem was Hij omringd van scharen, die hun kleederen spreidden op den weg, die takken hieuwen van de boomen, die Hem toejuichtenHosanna, gezegend is Hij die komt in den Naam des Heeren, Hosanna in de hoogste hemelen. Zoo heeft Hij zjjne intrede gedaan in de hoofdstad Zjjns volks. Het wa3 een schoone ure. Daar was niets gedwongens in. Het was een hulde, welke opkwam uit het hart. De geestdrift was niet kunstmatig opgewekt, en zjj steeg van oogenblik tot óogenblik al hooger. Grijsaards en kinderen deden mede.» Zij begroetten Hem als den Koning, die op den troon van Zijn vader zitten zou tot in eeuwigheid, op Wiens schouders de heerschappij zou zijn, zelfs over de einden der aarde. Ziedaar een antwoord op de vraag, hoe wij Hem moeten ontvangen. Uw hart moet voor Hem openstaan, en gij moet zeggen vreemde heeren hebben over ons geheerscht, maar van nu aan zult Gij, o dierbare Heiland de eerste en voornaamste plaats in mijn hart hebben, want Gij alleen hebt er recht toe. Alles wat tot dusver u van Hem scheidde, behoort gij te verwijderen. Niets mag u ver wijderen van Hem, dien de Yader gezalfd heeft tot een Koning over uw hart. En wanneer gij merkt, dat er vijanden in uw binnenste zijn, die Hem niet willen ontvangen, die beproe ven om de deuren van uw hart voor Hem te grendelen, die u tot andere heeren willen trek ken, o breng ze dan tot hem uit, lever ze aan Hem over, stel ze in Zijne handen, opdat Hij hen verbanne, hen uitdrijven door Zijne kracht, opdat Uw hart geheel voor Hem zich opene, opdat Hij er geheel bezit van neme, opdat Hij er een volledige heerschappij over bekome. Zoo behoort het ook in uw huis te zijn. Geen andere heeren, die er het zeggenschap hebben. Zet alle deuren voor Hem open, ga uit Hem toegemoet, noodig Hem aan uw disch, bid Hem, dat Hij onder uw dak wone, en dat Hij er heersche in aller hart, want met Hem komt de ware Kerstvreugde, de gezegende-blijdschap. Zonder Hem is het een licht, dat in donkerheid ondergaat, een verruiming, welke voor benau wing plaats moet maken, een vreugde, welke in droefenis eindigt. Maar met en bü Hem zingt gij liederen, die nooit meer van uw lip pen geweerd zullen worden en brengt elk Kerstfeest u nader tot die schare, die Hem altijd omringt, die nu reeds den hemel en straks ook de nieuwe aarde doet weergalmenGeze gend is Hij, die komt in de Naam des Heeren, Hosanna in de hoogste hemelen. VARIA, De behoefte aan positief Christelijk onder wijs behoorde allerwege diep gevoeld te wor den. Ook te Tholen, waar wij de verledene week in eene samenkomst met de manslid maten van Kerk (A) er met een enkel woord over spraken. Zooals De Zeeuwdie ons be richt over die samenkomst overnam, deed uit komen, is dat, helaas, in 't algemeen genomen nog niet het geval. Dat de broeders en zusters er nog niet toe in staat waren, om eene chris telijke school aanzijn te geven, moet men be jammeren. Doch als het waar is dat velen de noodzake lijkheid er niet van inzien en daarom de be hoefte er niet recht aan gevoelen, is dit nog veel meer te betreuren, dan het te bejammeren is dat zij dusver ter verkrijging en onder houding er van niet bij machte waren. Het kan en naar wij hopen en vertrouwen zal het van achteren blijken, dat, onder 's Heeren zegen, eenheid ook in dezen en hier voor kracht geeft. Als de handen ineengeslagen worden en wij saam in den weg des Heeren gaan, uit ziende naar hetgeen Hij wil dat wij doen en hebben zullen, kunnen wij onszelven overtref fen en tot een wonder zijnwant de God der liefde vermenigvuldigt dan de krachten hun die geen krachten hebben dan is Hij met ons, dan wordt Zijn zegen, Zijn vrede en vreugde en het ware en hoogste leven verkregen, dan gaat er een geur van liefde van Hem uit, die elk tot liefde nopen moet. Zoolang de kerken A en B ieder afzonder lijk leefden, kon er aan twee Bedienaren des Woords geen behoorlijk levensonderhoud wor den gegeven en kon er van eene Christelijke school geene sprake zijn. Ds beide Kerken in elk opzicht naar behooren te verzorgen, was zelfs niet mogelijk. De inkomsten dekten de uitgaven niet. De vraag te overwegen.... wat men er van meetaf had kunnen en moeten doen, brengt deze Kerken thans niets verder. Te vergeten hetgeen achter is en samen zich uit te strekken naar hetgeen voor is, is elks wel begrepen belang, is dure roeping enlheilige verplichting. In zelfverloochenende liefde, om Jezus en om Zijner zake wil nog en nu te doen hetgeen reeds lang had moeten geschie den, brengt waar men wezen moet. Het doet onder méér de Kerke Gods de eenheid open baren, die zij van den Heere ontving en die in Christus Jezus is. Wordt die eenheid geopenbaard en beleefd dan komt ook Jezus' bede tot den Yader in vervullingen dit moet en zal ook daarenboven daartoe dienen, dat de wereld geloove, dat Gij. rnjj gezonden hebt, zegt de Heiland Joh. 17 21. En wat aangaat de Christelijke school deze is in Tholen absoluut noodig, omdat er in deze plaats niet één isomdat er dientengevolge de kinderen niet worden onderwezen naar het Woord des Heeren: „Yoedt ze op in de lee ring en vermaning des Heeren", Epheze 616 omdat ze door het gebed, de opvoeding en het onderwijs dat zij er hooren en ontvangen niet tot Hèm worden gebracht, die gezegd heeft: „Laat de kinderkens tot Mij komen, en ver hindert ze niet"omdat op de belofte, vast gemaakt aan het zaaien in den geest, niet mag gepleit en gerekend worden, vooral niet, wanneer noodeloos dit zaaien wordt nagelaten omdat de plechtige verbintenis bij den doop door de ouders, voor God en de Gemeente aangegaan, hen te zullen en te doen onder wijzen, in en naar het Woord niet wordt na geleefd, zoolang er geen Christelijk onderwijs gegeven wordt. Men zegge niet dit zijn maar uitwendige middelen, en alleen door de genade van den Heiligen Geest verkrijgen de kinderen en de volwassenen slechts hetgeen voor het ware leven en de godzaligheid noodig is. Het is waar, sinds den val in zonde, dat door het laatstgenoemde en niet door de mid delen zelve hetgeen wij behoeven, uit genade wordt geschonken. Maar het is ook waar, dat de Heere zich van den beginne aan vrij willig aan de middelen heeft gebonden, en dien tengevolge door en in den weg der middelen het ovengenoemde deelachtig maakt; en dat wij daarom de middelen der genade op hoogen prjjs stellen en er ook ons aangebonden moeten gevoelen en weten, zonder, hetgeen ons onmis baar is, er ooit van te verwachten. Om deze reden mag niet gerust en stil gezeten worden ook te Tholen voor zij er eene Christelijke school hebben. Ook daarvoor is de tijd nu rijp. Nu kan zij verkregen worden. Voor de, naar wij hopen, weldra ineenge smolten Kerk is het grootste Kerkgebouw groot genoeg, daarenboven zeer geschikt en voorzien van een net orgel om het gezang te begeleiden. Het kleine kerkgebouw staat op een goeden stand en kan voor eene Christe lijke school dunkt mij worden ingericht en voortreffelijke, noodzakelijke en goede diensten bewijzen. Yoor een Hoofd der School krijgt men van de Overheid minstens f800 's jaars, telt hij, neem aan, reeds 5 dienstjaren dan ontvangt men voor hem ruim f 1000. Voor deze som kan men, &ls het moet, wel klaar komen. Yoor een onderwijzer, weleer hulponderwijzer geheeten, geeft de Regeering minstens f500 's jaars. Wat daar nog bij moet, kan öf uit de schoolgelden komen öf ook uit hetgeen de Regeering geeft voor het gebouw, wanneer dit naar eisch is ingericht. Eène woning komt er leeg. Voor ameublement willen, als het gevraagd wordt, naar wij vertrouwen, de christenen in Zeeland, die reeds zoovele malen gaven voor scholen buiten Zeeland, genoegzaam geven aan de broeders in Tholen. Op deze wijze kan Tholen weldra verkrijgen wat de Heere wil dat dit Stedeke hebben zal. Hij geeft wat wij moeten en Hij wil dat wij hebben zullen, in den weg van gebed en van arbeid. Wie vat de zaak weldra aan en brengt haar voor elkander? De broeders en zusters houden ons dit be langstellend woord ten goede. Littooij. De gebeurtenis hieronder meegedeeld deed mij denken aan den honger in het land Kanaau, waardoor de aartsvader Jakob zich en de zijnen met den dood bedreigd zag. Ook hoe lief ons het leven is en daarom dat van anderen ons moet zijn. Dit immers komt zelfs uit in betrekking tot de redelooze schepselen, het woord der Heilige Schrift toch zegt: „De Rechtvaardige kent het leven zijner beesten Hoe lief ons het leven is, wist ook Satan, die eenmaal sprak: „Huid voor huid en al wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven", 't Is ook om die reden dat hij alleen door leugen en bedrog ons van het leven, zelfs van het hoogste en zaligste leven berooven kon en kan. Jozefs broeders, die eens zijn leven niets geacht en er mee gespeeld hadden, toonden, toen zij daarna zeiven in nood verkeerden en zich in hun leven bedreigd zagen, dat zij de liefde tot het leven en de begeerte naar levens behoud, als aanwezig by hen zeiven en bij

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1