JAN DE SCHOENMAKER, FEUILLETON. Onderzoekt Czelven nauw. UIT BEET LJflVEJf. Dankdagen. „Omslag" of „vaste bijdragen". ziel tot stichting en zegen van velen mocht werkzaam zy'n. 't Is onze vriend en broeder Ds. J. van Andel predikant te Gorinchem, die emeritaat gevraagd en verkregen had en daarom van zyne geliefde gemeente afscheid nam. Jaren aaneen was hy in toenemende mate een zeer gewilde, begaafde, ernstige, schriftuurlijke prediker. Vele jaren diende hy al de Kerken als in vloedrijk Curator van hare Theologische School terwijl hij latere jaren haar diende, door namens haar mede opzicht te houden op het Godgeleerd Onderwijs der Theologische Faculteit der Vrije Universiteit. Daarenboven heeft deze onze broeder als afgevaardigde eerst van Frieslands, daarna van Zuid-Hollands Kerken menigmaal ter Generale Synode als voorzitter of anders als lid der Synode zyn krachten en gaven den Kerken ten beste gegeven. Aan de vereeniging der Chr. Ger. en der Nederd. Ger. Kerken heeft Ds. v. Andel ook al het zijne mogen bijdragen. Hij was, toen, tijdens de Synode der Nederd. Geref. Kerken, door de wederzydsehe Deputaten te 's Gravenhage, onder voorwaarde van nadere goedkeuring der Chr. Ger. Kerken die nog in Synode moesten samenkomen, tot deVereeniging besloten werd, ja in die onvergetelijk plechtige en gewichtige ure, de welsprekende voorzitter en woordvoerder van de Deputaten der Chr. Gereformeerden. Aan zeer veel kan dus bij het neerleggen van het ambt gedacht, voor o zooveel den Heere lof en dank zijn toegebracht, en wijl het uit- nemendste hier met zonde bevlekt is, voor alles wat niet naar Gods heiligen wil was, verge ving zijn afgesmeekt. Wij denken met dank aan God aan dezen zijnen arbeid. De Haere geve zijnen geliefden dienstknecht onzen geliefden broeder, dat hij bij den aan vang en den voortgang met een gewillige ziel en een volkomen hart kan loslaten en over geven alles wat door hem 1.1. Zondag losge laten en overgegeven is I Zijne laatste levens jaren doe Hij nog gemakkelijk en vruchtbaar zijnOp het gebied van Schriftverklaring, waarop hij zoo rijk en vruchtbaar was, en de Kerken zeer veel van hem ontvangen mochten, worde het hem gegeven nog wat werkzaam te mogen blijven Ds. Hessels, predikant te Zwolle, die, hoewel ook ruim 70 jaren, nog geen rusttijd had ge vraagd, werd dien door den Heere gegeven. Hy toch nam hem uit het strijdperk van dit leven op in zijne eeuwige vreugde en heer lijkheid. Tot het einde zyns levens arbeidde hy en was ook hij werkzaam als Curator der Theol. School te Kampen. Deze stichting had zoowel als de bediening des Woords de liefde zijns harten. Als een minzaam, goedig man, en een har- telijken broeder leerden allen hem kennen, die het genoegen hadden met hem te verkeeren en om te gaan. Door hem zijn de Kerken in Generale Synode vergaderd insgelijks vele malen gediend. Meer dan eenmaal was hij haar tweede Voorzitter. Van hem kunnen en mogen wij zeggen, dat hy den goeden strijd gestre den, het geloof behouden en de krone der heerlijkheid verkregen heeft. Zoo gaat de een na den ander ons verlaten. Doch onze Heiland heeft gezegd „Ik ben met u alle de dagen, tot de voleinding der wereld". En wij, wij mogen en moeten ons daarenboven troosten, zegt de Heere, dat wy weldra allen, die in Hem gelooven en Hem liefhebben, altijd bij Hem, den Heere, zullen zyn. Littooij. 3) OF: HOOFDSTUK II. De jongelingsjaren van Jan Barsink, Zoolang Jan geld, sbmtyds veel geld by hem verteerde, was Jan goed. Hy had hem zelfs al eens een paar keeren, en nog wel toen er vreemdelingen in zijne herberg waren „mijnheer Barsink" genoemd, en daardoor niet weinig Jan's trots gestreeld. Maar nu Jan geen geld meer had, zag de kastelein hem liever ook niet. Vroeger- had Jan menigmaal ook voor anderen het gelag betaald, maar niemand betaalde het nu voor hem, want vrienden had hy ook niet, wijl hy een onuitstaanbaar verwaand jongmensch was geworden. En de kastelein borgde hem ook niet, omdat hy wel wist, hoe de zaken van Jan's vader stonden. Het was in dien tyd dat Jan's moeder stierf. Daardoor werd het er niet beter op. Zyn oudste zuster was reeds sedert eenigen tyd, zoo het heette, spoorloos verdwenen. Althans niemand wist iets van haar. De wereld vertelde dat Daar liggen een drietal dankdagen achter onzen rug. De eerste dankdag viel op 29 Oc tober j. 1., toen de antirevolutionaire party den 70sten jaardag mocht vieren van haren eminenten leider. Dr. Kuyper heeft van God ongewone talenten ontvangen. Zyn gaven zijn niet slechts groot, maar ze zy zeldzaam. Zelfs zyn tegen standers kunnen niet anders dan dit beamen Nederland telt vele rykbegaafde mannen, maar het is niet te stout gesproken, wanneer we zeggen, dat onder die allen niemand hem even aart. Hy is meester op schier alle wapens. En al zouden we niet durven zeggen, dat God de Heere niet nog meer gaven aan eenig menschen- kind kan verleenen, we gelooven toch niet, dat er velen geweest zyn, wier wetenschap nog wijder perk heeft omvat. En dien man met dat zeldzaam talent schonk de Heere nu aan zyn volk. Terwijl doorgaans de wyzen en verstandigen schuilen in den kring dergenen, wier lust niet is in de vreeze des Heeren en wier voeten niet staan in den weg van Gods getuigenis, bewoog de Heere het hart van dezen groote om zyn gaven en kraeh- ten te wijden aan den dienst van God. Kuyper is niet de man der wereld, maar hy is de man van ons volk. Hy heeft party gekozen, en hij koos niet de party van de grooten en de edelen, maar hy koos de party van het onedele en geringe. Dat heeft God gedaan, die de harten der koningen neigt als waterbeken, en die ook het hart van dezen koning in het ryk der weten schap geneigd heeft tot het doen van zyn wil. Daarom was 29 October dan ook voor het volk, dat God vreest in Nederland, een dankdag. Kuyper is niet een man van de wereld, maar toch kent hy de wereld. By weet wat er in die wereld omgaat. Hy ziet en volgt met zyn blik de velerlei sivoomingen in die menschenzee. En hy heeft gedaan, wat hy kon, opdat het scheepke van Christus' kerk niet met de stroo mingen werde afgevoerd, maar tegen die stroo mingen in, koers zou houden naar hare eeuwige bestemming, volgende het kompas van Gods Woord. Hy heeft de klippen gezien, waarop het scheepke kon stootenhy heeft de kolken ontdekt, waarin het kon verzinken. De kudde van Christus kan in de wereld niet zonder herders, en die herders kunnen zelf ook weer niet buiten een herder, en dien ierder gaf de Heere in Dr. Kuyper, die op zoo menig gebied ons tot oogen is geweest, ons op gevaren heeft gewezen, die wy niet zagen, ons een weg heeft getoond, waar wy geen doortocht bespeurden. Wy zeggen dit niet tot roem van dezen mensch, maar wy zeggen dit tot roem van God. Sr zyn, helaas, ook onder het Christenvolk in Nederland nog menschen, die niet beseffen, wat de Heere ons in dezen voorganger schonk, en er nog nooit met waren harte voor hebben gedankt. Ook deze profeet vond onder zyne 3roederen vaak miskenning en soms zelfs smaad en hoon, en vooral onder dezulken, die niet met Elia kunnen getuigen„Ik heb zeer geijverd voor den Heere der heirscharen, want de kinderen Israels hebben uw verbond ver laten, uwe altaren afgebroken, en uwe profeten met het zwaard gedood, en zy zoeken inyne ziel, om die weg te nemen." Zy 29 October nog langen tyd voor velen in Nederland een dankdag, en worde deze voorganger nog tot in hoogen ouderdom door alleen ds. Bouters wist waar zy was. De andere zusters van Jan wilden by hun dronken vader niet blyven wyl zy dan elk oogenblik gevaar liepen „in elkaar getrapt" te worden, en hadden spoedig een dienst ge vonden in een ander dorp. Hierom was een ïuishoudster by Barsink in huis gekomen, die in de kunst van jenever drinken vooral niet by Barsink ten achter stond. Hierdoor gingen larsink's zaken nu niet meer achteruit, maar zy vlogen achteruit, terwijl de liederlykste too- neelen menigmaal te aanschouwen waren in de woning van Barsink. Als hy en zyne huis houdster somtijds beiden dronken waren, wist Jan nog wel eens zyn slag te slaan en geld machtig te wordendoch als Barsink den vol genden dag weer nuchter was, begreep hy wel wie hem zyn geld had ontfutseld. Op zekeren morgen riep Barsink zyn zoon, die nu reeds ruim zeventien jaar oud was, by zich en zeide„Hoor eens Jan 1 zooals dat nu nog altoos met jou ging, gaat het niet langer meer. Ik bedank er voor om jou langer den üost te geven. Je bent niets anders, dan een uie straatslijper, en daar werk ik niet voor". „Jy werken!" voegde Jan zyn vader toe; „jij werken?! je hebt nog nooit gewerkt*. Kwajongen, zwyg!" riep zyn vader, ge volgd door de gewone uitdrukking „of ik zal je in elkander trappen". God bekrachtigd en bekwaamd tot het werk, waartoe Hy hem riep. Ook by den feilen tegenstand, dien hij ondervindt, mag deze aanvoerder verzekerd zyn, dat hy een volk achter zich heeft, dat Gode dankt voor syn bezit en bidt om zyn behoud. Onze zaak is wel niet verloren, als we Dr. Kuyper verliezen, maar wy voelen toch drukkender de zwaarte van den last, als deze niet door zyn schouders wordt gestut. De tweed© dankdag viel op 31 October. De gedenkdag van de Hervorming. Tusschen 31 October 1517 en 31 October 1907 liggen drie honderd negentig jaren, bijna vier eeuwen. Een tijd, die lang genoeg is, om Gods groote daden te vergetenmaar die niet te lang is voor ieder, die de werken des Heeren gestadig in gedachtenis houdt. Wat heeft een christelijke opvoeding toch groote waarde. In myn schooltijd werd jaar op jaar het heugelijk feit van de kerkhervor ming met de kinderen herdacht en de geschie denis van Luther verteld. En nu gaat er geen jaar voorbij, of op 31 October komt, zonder dat de scheurkalender behoeft te helpen, deze gebeurtenis my in de gedachte. Indrukken uit de jeugd blijven het gansche leven ons by. Ge hebt op de school die gebeurtenis mede doorleefd. Ze werd op kinderlijke wyze, recht aanschouwelijk medegedeeld. Ge kunt haar niet meer vergeten. Israël moest aan de kinderen de loffelijkhe den des Heeren vertellenwant wat ge als kind hoort vertellen, raakt ge nooit geheel en al kwijt. Later hoort en leest ge zooveel, dat weer uit uw geheugen en gedachten verdwijnt. Ge leest er van, maar ge ziet het niet, ge doorleeft het niet mede. 't Is meer beschou wing over de feiten dan aanschouwing van de feiten. Daarom is het zoo goed, dat ge uw kinderen Gods groote daden vertelt, opdat ze later als mannen en vrouwen, wanneer ze weer beter de beteekenis kunnen verstaan, God kunnen danken, voor 't geen Hy gedaan heeft. Ook in die dagen gaf de Heere groote man nen. Eerst Luther. Toen Calvyn. En met deze grootsten ook nog andere grooten. Thomas Carlyle schrijft in zyn lezingen over Helden mooie bladzijden over Luther, dien hy niet ten onrechte onder de helden noemt. Vlen moet weten in welk een wereld Luther als Hervormer geplaatst werd, om de boven- menschelyke inspanning te beseffen, waartoe zyn arbeid hem riep. Paulus werd tot het heidendom gezonden om het tot den Christus te bekeeren. Luther stond onder een diep verbasterd Christendom op om het te bekeeren tot den Heere zyn God. Het een scheen al even onmogelijk als het ander. Soms schijnt het laatste nog onmogelijker dan het eerste. Maar de Geest des Heeren wrocht mede. Wat onmogelijk scheen bij de menschen, bleek mogelijk bij God. Het Woord Gods wies en deed wonderen. Er kwam herleving, en door de herleving ook hervorming. Niet zonder strijd en lijden. En ook niet zonder dat de eerste geestdrift weer al te ras was bekoeld. Doch er was weer nieuw leven en er waren weer nieuwe levensvormen. Er had een reini ging en vernieuwing plaats gehad. En na vier eeuwen is dat leven, schoon het vaak kwijnde, nog niet verstorven, en zyn die vormen, schoon ze verstrakten, niet versteend. Integendeel is er in de laatste eeuw, vooral ten onzent, een op- fioeiïng gekomen, toen er vreeze was voor versterving, en het leven uit God wringt ook nu nog in Kerk en Staat en Maatschapy, in ,Dat zou je nu op 't oogenblik misschien ïunnen doen*, zeide Jan, „omdat je tenminste nu nog staan kunt, maar gisterenavond zou je dat niet gelukt zyn, want je rolde van 't een naar 't ander, zóó dronken was je, en als ik je niet geholpen had tDat is mijn zaak", liet zyn vader er half schreeuwend op volgen. „Ik moet toch zeker aan jou niet vragen of ik een borrel mag drinken. Maar ik zeg je, je gaat de deur uit, want je bent öok een dief. Ik heb al meer malen gemerkt, dat je myn beurs geplunderd ïebt, en „Wat? Ik? Jou beurs geplunderd )at heeft dan wellicht die dronken huishoud ster gedaan, maar ik niet, versta je, dronken- lap 1" bulderde Jan. Dit werd Barsink te erg. Hy greep Jan by den arm en slingerde hem buiten de deur, terwijl hij bralde„En nu ben je d'r uit, en nu blijf je d'r uit!" Maar Jan bleef er niet uit. Door de schuur deur was hy reeds eerder in de woonkamer dan zyn vader. En op zyn vader toeloopende, greep hy hem bij de keel en schreeuwde„nu zul je goed maken, dat ik een dief ben, of en de vuist ballende, sloeg hy zyn vader voor de borst, zoodat deze met een luiden gil achter over viel, terwyl een breeden bloedstroom hem uit den mond vloeide. huisgezin én school, in kunst en Wetenschap, in nering en hantering, om vormen, waarin dit leven zich vry en ongehinderd beweegt. Ook 31 October blijve in breede kringen in en buiten ons vaderland een dankdag, omdat nog gansch niet is te niet gedaan, wat God vier eeuwen vroeger heeft gewrocht. De derde dankdag is die van 6 November. De dankdag voor het gewas, in onderscheiden Kerken van Zeeland naar ouder gewoonte ge houden. Die dankdag is geen inzetting Gods, maar wie zich noodeloos aan de viering van dezen dankdag onttrekt, onttrekt zieh aan een zaak, die gewisselyk Gode aangenaam is. Er zyn menschen, die houden precies van mondjes maat. Namelyk als het geldt Gode iets te geven. Omgekeerd zyn ze niet zuinig, al geeft God ook aan hen iets boven de maat. We gaan tweemaal op een Zondag ter Kerk. We doen wat de Heere beval. Maar tweede feestdagen, weekbeurten, dank- en biddagen, ze zyn wel niet uit den booze, maar toch over bodige weelde, 't Is niet bevolen, dus is 't ook niet verplicht. Een echt kneehtelyk standpunt. De rede neering van een slaaf. Men doet, wat men moet. Moest men minder, dan deed men nog minder. Maar meer doet men in geen geval. Zoo is men met den geest der wereld bevan gen. Men doet als een knecht, die werkt tot de klok slaat, doch de klok is nog niet koud, of hy is den winkel al uit, al was het voor zyn baas en voor zyn werk ook beter, dat hy nog even afgewerkt had. In den Catechismus staat, dat ik inzonder heid op den Sabbath naarstiglyk kome om Gods Woord te hooren. Dit inzonderheid wyst er op, dat er ook andere tyden en gelegen heden mogen zyn, en dat we goed doen ook die gelegenheden niet te verzuimen. Menigeen zegt: ik heb geen tyd. Dan moet men tyd maken. Er zyn zooveel dingen, waar wel tyd voor is, en die van veel minder beteekenis zyn. Minder dan ooit moet thans de dankdag worden verzaakt. Ook onze openlijke dank zegging, opzettelijk, midden in de week, is een getuigenis tegen de wereld, die niet meer dankt, die wel roemt in het schepsel, maar niet in God. Gelukkig is deze dankdag by zeer velen nog in eere. Maar zy er geen afglyding en los lating Dan zegt de wereld, wy danken niet, maar zy doen het ook niet meer. Het verbor gen dankgebed in de binnenkamer of op den Sabbath merkt de wereld niet op. En boven dien is ook de beknibbeling op de dingen, die den Heere vrijwillig werden gebracht, vaak het kenmerk van geestelijke inzinking en inner lijke verslapping. Lamin. Nu het vraagstuk van de kerkelijke financiën in dit blad ter sprake is gebracht, kan onder- geteekende niet nalaten om dienaangaande ook zijne gedachte bij die van anderen te voegen. Te meer, omdat dat onderwerp voor Zeelands Kerken nogal van belang is. Indien ik mij niet vergis, dan zyn er niet weinige Kerken, die op financieel gebied niet naar den regel leven, welke we in 1 Cor. 14:40 aangegeven vinden, nl.Laat alle dingen eer lijk (naar goede verhouding, welvoegelyk) en met orde (naar vasten regel of maatstaf) ge schieden. Elk lid geeft wat hy kwyt wil wezen, zonder dat de Kerkeraad hierin de minste leiding geeft. Doch by het gezicht hiervan schrok Jan toch terug, en nam ijlings de vlucht. Maar hiermee was de geschiedenis niet uit. De huis houdster die op dien gil was toegesneld, wist niet goed wat er gebeurd was, wijl ze er niets van gezien had, en Barsink kon niets zeggen, want hy lag buiten bewustzijn. Zy wist geen beteren raad, dan oogenblikkelyk den docter te roepen. Toen deze er bij kwam, zeide hy't Is goed dat Barsink dat bloed kwijt geworden is; hy zou anders wellicht door een beroerte getrof fen zyn geworden. Hij schijnt zieh zeer driftig gemaakt te hebben, en ik vrees dat er ook gevolgen van drankmisbruik by komen*. En nu vertelde de huishoudster wat zy van de geschiedenis wist, doch wijl ze van de wor- steling tusschen Barsink en zyn zoon niets ge zien had, kon zy dit ook niet vertellen. Zy meende, dat Barsink tengevolge van zyn^waad- heid bewusteloos was geworden. De docter zeide dat Barsink rust moest hebben en maar eens een paar dagen het bed moest houden, en vooral geen sterken drank mocht gebruiken. Nauwelijks echter was de docter weer ver trokken, of Jan, toch ongerust over den toe stand zijns vaders, was weer binnengekomen om te zien wat er van hem geworden was. En toen hy vernam, dat er geen oogenblik kelyk gevaar bij was, en ook dat zijn vader

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 2