Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redaetie vanOs. L. B0ÜM1, Ds. H. V. LIMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 5e Jaargang. Vrijdag 8 November 1907. No. 20. UIT HET WOORD. Met roedewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ Az. Bouma. De geslachten gaan voorbij. Zeeivsch Kerkblal ABOHHEMERTSPRUS per half jaar franco per post Enkele nummers 70 cent. 3 cent. Drakker-DItgever MIDDELBURG. PRIJS DER ID YERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. DE KLEINE HOORN. Ik nam acht op de hoornen en ziet, een andere kleine hoorn kwam op tusschen dezelve, en drie uit de vorige hoornen werden uitgerukt voor denzelvenen ziet, in dienzelven hoorn waren oogen als men- schenoogen, en een mond, groote dingen sprekende. Dan. 7 8. II. Wat w« tot dusver gezegd hebben, valt duidelijk afteleiden uit de woorden en de toe lichting, welke wij in Daniël lezen. Niemand zal er iets tegen kunnen hebben. Anders wordt het, zoodra wij vragen gaanHeeft deze macht zich reeds op aarde vertoond, of moeten wij haar nog verwachtenbehoort de vervul ling van dit profetisch woord reeds tot het verleden of zal eerst in de toekomst aanschouwd worden wat hier staat. Allicht weet ge, dat hierover reeds lang verschil bestaan heeft. Velen hebben gemeend, dat hierdoor aange wezen werd de pauselijke hiërarchie, en het kostte niet eene groote inspanning om de trekken van overeenkomst aan te toonen. Zij is opgekomen op de erve van het oude Rome; zij heeft andere machten overvleugeldhaar groote invloed legt getuigenis af van een diep zinnig verstandgroote dingen heeft zij ge sproken, als een goddelijke macht laat zij zich eeren; voor niets is zij schier teruggedeinsd; en wat zij tegen Gods volk beraamd heeft, ieder weet er wel zooveel van, dat wij sidderen bij al het bloed, dat zij vergoten heeft. Wij kunnen ons alzoo gemakkelijk verklaren, dat menigeen er toe gekomen is om met beslist heid te zeggenhier is Rome duidelijk be doeld de schilderij is zoo gelijkend, als het maar kan. W\j willen echter ook niet voorbij zien, dat vele christenen in de eerste eeuwen bij het lezen van deze voorzegging gedacht hebben aan het heidensche Rome tijdens de regeering der keizers. Ook dit bevreemdt niet. Ook die macht der Caesars durfde groote woorden te spreken, en goddelijke hulde voor zich op te eischen. Aan haar was alles ondergeschikt voor haar moest alles buigen. En wat zij ge daan heeft tegen de uitbreiding van het koninkrijk der hemelen, en hoe zij alles aan gewend heeft om de kerk van Christus uitte- roeien, wie weet het niet. In tien lange en bange vervolgingen heeft zij gewoed tegen Gods volk, en zonder mededoogen heeft zij belijders van Jezus' Naam schandelijk omge bracht. Aldus bestond er wel aanleiding om in die macht te zien den kleinen hoorn met zijn menschenoogen, en den mond, die woor den sprak tegen den Allerhoogste, en wij allerminst wenschen uitteroepenhoe zijn zy er toegekomen? Wy zouden zelfs voortgaan kunnen met te herinneren aan het gevoelen van hen, die meer bepaaldelijk gedacht hebben aan de revolutie van de achttiende eeuw, en waarlijk er is heel veel te zeggen voor deze verklaring. Heeft zy hare ware geaardheid niet geopenbaard, toen zy in plaats van het christendom den dienst der rede invoerde, en heeft zy niet meer dan eene eeuw nu aireede gestreden tegen allen, die de Banier van het Evangelie hoog houden willen. Heeft zy niet gemeend de ty'den en de wet te kunnen veranderen, toen zy de christelijke jaartelling voor afgeschaft verklaarde, en eene nieuwe invoerde; toen zy den christelyken rustdag wegdeed en eene week van tien dagen gaf; toen zy de geboden onzes Gods als verouderd verwierp en hare wetten afkondigde, waarnaar de volkeren voortaan zouden geregeerd worden Wy zouden nog veel meer kunnen aanvoeren om te bewijzen, dat er waarlijk gronden aan wezig zijn, waarop men deze uitlegging kan rechtvaardigen, maar wy moeten ons haasten, om nog met enkele woorden te zeggen, wat wy er van denken. Wy herinneren nog even aan wat wy reeds vroeger neerschreven, dat de idee wereldrijk" in stryd is met wat God duidelijk uitgesproken heeft. Hy heeft het ééne menschelyke ge slacht, dat één taal sprak, uiteen doen gaan in onderscheiden volken. Ieder dus, die deze idee huldigt, en haar poogt te verwerkelijken, toont, dat hy zich niet nederlegt by 'sHeeren uitspraak, en komt dientengevolge in botsing met Gods geopenbaarden wil. Vandaar is het te verklaren, dat elke groote beweging onder de menschheid, welke de oprichting van een wereldrijk beoogt, in meerdere of mindere mate de trekken draagt, welke wy in het profetisch woord vinden. Naarmate iemand deze gedachte opneemt, zich daarvan bewust wordt, en krachtig arbeidt om haar eene zicht bare gestalte te geven, haar om te zetten in een ryk, dat alle volken omspant, naar die mate krijgt hy gelijkenis aan het beeld, dat de profetie ons voorhoudt. In zoover kan men zeggen, dat het heidensch Rome er iets van te aanschouwen geeft, dat het pauselijk Rome nog duidelijker de trekken draagt, dat ook de Revolutie zich beweegt op dezelfde lijnen, maar wij gelooven niet, dat in een van deze de voorzegging reeds tot haar volle recht ge komen is. Volkomen vervuld, wat hier staat, is het nog niet. Er komt een tijd, waarin de idee van „wereldrijk* nog dieper ingedacht zal worden, nog breeder uitgewerkt, en de macht, die haar geheel verstaat, en de wapenen bezit om haar in een groot rijk te belichamen, en God noch menschen ontziet, zy zal eenmaal duidelijk maken, welke antigoddelyke heer schappij zooveel eeuwen van te voren is voor zegd. Het moet in alles het tegenbeeld zijn van het koninkrijk, dat Christus eens den Vader overgeven zal. Wie nu een oog heeft voor de teekenen onzer dagen, ziet, welke geesten uitgegaan zijn om overheden en volken te verderven, en hy merkt in de woelingen, die het leven der volken beroeren, eene nade ring van wat naar 's Heeren raad geschieden moet. En van de bewogen zee richt zich het oog omhoog, en weet, dat zyne verlossing en die der gemeente naby is. Is deze hoop inu, om u over alle moeielykheden van uw eigen leven heen te dragen, en geeft ze vleugelen aan uw gebed uw koninkrijk kome VARIA, In ons nummer van 18 October 1.1. deelde ik den lezers mede dat Ds. C. Oranje heeft vertaald het werk van Prof. Wrigt, getiteld „Wetenschappelijke bijdragen tot bevestiging der Oudtestamentische Geschiedenisalsmede, dat Dr. A. Kuyper Sr. een voorrede voor dit vertaalde werk schreefvoorts, dat Dr. Obbink, predi kant te 's Gravenhage hierover aan en opmer kingen maakte in „De 's Gravenhaagsche Kerk bodeverder nog, dat met het oog op die aan- en opmerkingen Ds. Oranje in de Kerk bode der Gereformeerden te 's Hage beloofde zich te zullen verantwoorden, dat naar die verantwoording ook door my met belangstel ling werd uitgezien en dat ik, met het oog op zyne krankheid, van harte hoopte dat wy haar krijgen zouden. Zooals wy weten is echter na dien tijd zyne ziekte dermate toegenomen, dat onze geliefde broeder dit voornemen en deze belofte niet heeft kunnen volbrengen. De Heere nam hem uit het strijdperk dezes levens tot Zich, in het land der ruste en des vredes op. Het was, naar de bestellinge Gods, blijkbaar genoeg dat het in zyn hart geweest ismaar hy behoefde zich over de critiek inzake 's Heeren Woord, niet meer te bekommeren, hy zou weldra, zelfs nu reeds, niet meer door het geloof maar door aanschouwen leven. Naar het antwoord zag ik verlangend uit, omdat het tengevolge van de aan- en opmer kingen van Dr. Obbink, in betrekking moest staan met de Inspiratie der H. Schrift, waar over door my pas een artikelenreeks in dit blad was geschreven. Om de lezers van ons blad daarvan te over tuigen, alsmede van het interessante en leerrijke van het onderwerp laat ik hier af drukken hetgeen Dr. Obbink in hun Kerkbode schreef. Het luidt „VOOR DE LEESTAFEL. Wetenschappelijke Bijdragen tot bevestiging der Oud-Testamentische Geschiedenisvan Prof. G. Wright, vertaald door 0. Oranje, met een voorrede van Dr. A. Kuyper. Rotterdam D. A. Daamen. Dit is een boek, waar notitie van moet ge nomen worden, 't Is een van de merkwaardigste verschijnselen van onzen tyd, dat mannen als Oranje en Kuyper de inhoud er van voor hunne rekening nemen. Want het v rdedigt zeer beslist de kritische bijbelbeschouwing. Wy zyn gewoon nog altijd van Gereformeerde zijde de bijbelkri tiek te hooren veroordeelen, want dat een man als Bavinck in zyn Geref. Dogmatiek de bijbel kritiek huldigt, is niet tot de groote schare doorgedrongen. En nu komt Ds. Oranje een boek onder 't volk brengen dat de resultaten der moderne kritiek grootendeels aanvaardt. De methode is zeer eigenaardig't Is één doorloopend streven om het „wonderlijke" uit het Oude-Testament weg te redeneeren, en alles te herleiden tot „natuurlijke" gebeurtenis sen, omdat anders, zooals hy zegt, zulke zware eischen gesteld worden aan ons geloof omtrent de reehtstreeksche werkzaamheid Gods, en hy acht zich gelukkig dat de Schrift onder zyne bewerking „volstrekt geen buitensporige eischen stelt aan ons geloof met betrekking tot de standvastigheid van den loop der natuur", 't Is interessant een gereformeerd theoloog zulke enormiteiten te hooren zeggen. Hoe het den schrijver gelukt het wonderbare uit het Oude-Testament weg te praten moge blijken uit de resultaten waartoe hy komt. Ik noem er eenige op volgens den schrijver heeft niet een engel des» Heeren (zooals 2 Kon. 19 35 zegt) maar de builenpest Sanheribs leger vernietigdheeft de zon niet stil gestaan op Jozua's bede (Joz. 10 12, 13); zyn de 7 vette en 7 magere jaren in Egypte veroorzaakt, doordat de Nyl verstopt raaktehebben de wateren van de roode zee niet gestaan als een muur ter rechter en ter linkerzijde, toen Israël er doortrokbleven de wateren van den Jor- daan niet staan op een hoop toen de priesters er in gingenis de zondvloed geweest een „plaatselijke ramp" in Midden-Aziëzyn de geslachtsregisters in Gen. 5 en 11 „kunstma tig" samengesteld en dus als chronologie onbetrouwbaar, enz. Deze en dergelijke resultaten bereikt de schrijver hoofdzakelijk door toepassing van den regel, die van kritische zyde reeds jaren lang is verdedigd, maar tot dusver door de gerefor meerden meestal verwaarloosd, dat men n.l. den bijbel niet kan verstaan zonder streng rekening te houden met de omgeving, de voorstellingen, den gezichtskring en de kennis der bybelschry vers. Welnu van dezen zelfden regel wordt in dit door Ds. Oranje vertaalde boek op verrassend vrijmoedige wyze gebruik gemaakt, blijkbaar met het merkwaardig doel om den bijbel van wonderen te „zuiveren", en daardoor het gelooven van 't daarin vermelde, gemakkelijker te maken voor de menschen van onzen tijd. Nu beoordeel ik dit boek en zyne resultaten niet, maar ik wil toch vragen Mogen menschen, die zulk eene vrye houding aannemen tegen over de letter der Schrift, nog spreken van „letterlijke ingeving des Bybels" En dan ook ditwordt het niet tijd, dat zy, die hun naam aan dergelijke leeringen verbinden, om des gewetens wil ophouden met smalen op de bijbelkritiek En als ze daar toch mee voort gaan, hoe moet zulk doen dan heeten? 'k Ben nieuwsgierig met welke woorden Kuyper dit boek zal aanbevelen. O." In ons bovengemeld nummer van 18 October veroorloofde ik my reeds te zeggen dat het tegen de Goddelijke Ingeving, zeker tegen de letterlijke ingaat, behoeft, al is er verschil van opvatting en verklaring, evenwel nog niet. Over Jezus woorden „Dat is mijn lichaam enz. is de opvatting en de verklaring zeer uit loopend, maar desalniettemin kunnen zy, die hierin verschillen, gelooven in de letterlijke ingeving der Heilige Schrift". Nu wy op Ds. Oranje's antwoord niet meer mogen hopen, neem ik de vrijheid het laatst- aangehaalde nog wat nader toe te lichten en over de geheel© zaak in quaestie, ook door uit het werk van Prof. Wrigt een en ander te laten afdrukken, meer licht te verspreiden. Het geheele vertaalde werk, met de voorrede van Dr. Kuyper, is, zoover ik weet, nog niet verschenen. Littooij. (Wordt vervolgd.) Naarmate wij ouder worden, wordt de kring van vrienden en broeders, met wie wy zoowat van den beginne geleefd en gearbeid hebben, steeds kleiner. Dat kan weemoedig aandoen, het doet ons ons vaak eenzaam gevoelenmet een ander, een aangekomen geslacht zijn wy dan ten slotte als overgebleven. De nieuwe generatie maakt hoe langer hoe meer de meerderheid uit, wij ouden moeten ons daarom bij haar kunnen aanpassen, willen wy nog meeleven. koorts zegt het ons, dat wy hier geen blij vende stad hebben en dat wy de toekomende moeten zoeken. Dat wy den tyd des levens kostelijk achten, hem wel besteden en werken moeten terwijl het nog dag is, alsmede, dat wij olie èn in de vaten èn in de lampen moeten hebben. Wy zyn oud eer wy het vermoeden. Het leven is een damp, een nachtwaak. Doch wij worden geboren om eeuwig te zyn en te blijven. In het licht van de eeuwigheid, waarvoor wy geschapen zyn, doet ons de Heere het oogenblik levens dat Hy ons hier geeft steeds beschouwen en wil Hij dus dat wij het bezien zullen. Naar wy hier zaaien, zullen wij ook tot in eeuwigheid maaien. Is het in het vleesch dan uit het vleesch, het eeuwig verderf, is het in den geest dan uit den Geest, het eeuwige leven. En in welke ure hy komen en onze ziel wegnemen zal, weten wy niet. Het kan in de jeugd, het kan in de kracht van het leven en het kan ook in den ouderdom geschieden. De verledene week dacht onze Christelijke pers, ook ons blad aan twee wakkere belijders en medestrijders, die nog niet eens tot de volle kracht van het leven gekomen, opgeroe pen en afgelost werden. Ds. C. Oranje en Mr. Okma. Hadden wy tyd en plaats gehad, wy zouden over nog een tweetal broederen een woord hebben geschreven, waarvan den een insgelijks uit onzen kring der levenden werd weggenomen en de ander afscheid moest nemen van de bediening des Evangelies, waarvoor hy zich in zyne jeugd aan den Heere had overge geven en waarin hy meer dan veertig jaren naar de lust van zijn hart, met toewijding der

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1