Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie vanDs. L. BOUMA, Ds. H. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 5e Jaargang. Vrijdag 1 November 1907. No. 19. UIT HET WOORD» Met roedewerking van onderscheidene Predikanten. 1BQHHEMEMTSPBIJS Drutter-OitgeYer A. D. LITTOOIJ Az. PRIJS DER AD YERTEHTIEN T A R X A, Ter gedachtenis. Gemeenschappelijke schuld. Eene geldleening van f 20.000. per half jaar franco per post .70 cent Enkele nummers 3 cent. MIDDELBURG. van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van I5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. DE KLEINE HOORN. Ik nam acht op de hoornen en ziet, een andere kleine hoorn kwam op tusschen dezelve, en drie uit de vorige hoornen werden uitgerukt voor denzelvenen ziet, in dienzelven hoorn waren oogen als men- schenoogen, en een mond, groote dingen sprekende. Dan. 7 8. I. Belangende nu de tien hoornen uit dat ko ninkrijk zullen tien koningen opstaan, en een ander zal na hem opstaan. Met deze woorden wordt ons de verklaring aangaande de tien hoornen, welke op den kop van het monster te zien waren, gegeven, zoodat wij daaruit weten, dat het vierde koninkrijk in tien koninkrijken zijn bestaan zal voortzetten. Wel zou het niet moeilijk zijn om uit de historie aan te toonen, dat de laatste wereldmacht bij den val van Rome in de vijfde eeuw niet vernietigd is, maar haar leven heeft voortgezet, en dat dit leven zich vertoond heeft in tien onderscheiden konink rijken, doch het zou ons te ver leiden, en wij zouden uitvoerige mededeelingen moeten doen, welke minder geschikt zijn in een blad als het onze. Om deze reden moeten wij daarvan af zien, en willen ons beperken tot dien kleinen geheimzinnigen hoorn. En een ander zal na hen, na de tien konink rijken opstaan, en dat zal verscheiden zijn van de vorige, en het zal drie koningen vernederen. En het zal woorden spreken tegen den Aller hoogste, en het zal de heiligen der hooge plaat sen verstoren, en het zal meenen de tijden en de wet te veranderen en zij zullen in deszelfs hand overgegeven worden tot een tijd, en tijden, en een gedeelte des tijds. Zie hier, wat de H. Geest zelf ter toelichting daarvan in Daniels tijd er van zegt. Trachten wij met alle aan dacht er ons rekensehap van te geven. Wij hebben gezien, dat het vierde rijk verscheiden zou zyn van de drie, welke daaraan vooraf zijn gegaan. Van de tien, welke uit dit ééne rijk ontstaan zouden, zou het elfde weder onder scheiden zijnhet zou in vele opzichten van die andere afwijken. Hoewel het laatst van alle opgekomen, zou het een groote macht ontwik kelen, want het zou drie koninkrijken vernederen. Het zou zich derhalve boven de andere ver heffen het zou om zelf ruimte te krijgen, drie van hunne plaatsen verdringen, en dit zou alleen natuurlijk geschieden langs een weg van geweld. Maar waarin ligt nu het geheim van de kracht bij dien kleinen hoorn En ziet, in dien hoorn waren oogen als eens mensehenoogen. Het oog is de spiegel der ziel, waardoor wy de wereld, welke rondom ons is, aanschouwen, haar waar nemen en zoodoende kennis van haar krijgen. Onder al onze zintuigen staat het oog het hoogst, want het bewijst ons de meest uitnemende diensten. Het is dan ook dikwerf een beeld van ons verstand, en als hier nu staat, dat er oogen als mensehenoogen in dien kleinen hoorn waren, dan wil dat zeggen, dat deze macht be schikken zal over een voortreffelijk, doordrin gend verstand. Daarin ligt het geheim van zijne kracht, daarin zou het alle andere mach ten verre overtreffen. Waartoe zou het nu deze macht aanwenden Bij de mensehenoogen zal het een mond hebben, waarmede het groote dingen zal spreken. Natuurlijk, naarmate het verstand is, naar-die-mate zullen ook de woorden zijn, welke gesproken worden. In het woord toch openbaart zich de gedachte. Wanneer iemand helder denken kan, zal hy op eene heldere wyze zijne denkbeelden weten weer te geven. Even precies als zyne gedachten, even precies zullen ook de woorden zyn welke hy spreekt. Doch dit moge op zich zelf waar zyn, daarmede is nog niet uitgemaakt, of deze groote woorden kwaad of goed zijn, of zy in den dienst van de duisternis of van het licht zullen staan, of zy de eere zullen zoeken van Hem, aan Wien alle lof en aanbidding behoort of niet. Helaas, deze woorden zullen gesproken worden tot ont- eering van 's Heeren Naam, dit voortreffelijke verstand zal er op uit wezen om het koninkrijk der hemelen tegen te werken. En het zal woorden spreken tegen den Allerhoogsteen het zal meenen de heiligen der hooge plaatsen te ver storen. Al zyne wetenschap en macht zal het gebruiken tegen God en tegen Zyn volk. Ook op dit laatste moeten wy acht geven, want met „die heiligen der hooge plaatsen" worden blijk baar allen bedoeld, die den Heere zullen vreezen. Zullen de kinderen Gods aan zyn toeleg ont komen, zullen zy niet vallen in zyne handen, zullen zy zich verre kunnen houden van zyn geweld Weineen zy zullen in zijne hand over gegeven worden. In zyne macht zullen zy komen. Met hen zal hy handelen, zooals het hem be lieft. Overgegeven zullen zy zyn. Zy zullen derhalve er niets tegen vermogen. Wat treurig uitzichtZooals de profeet Jeremia met droe fenis in de ziel de ure verbeidde, waarin zyn volk overgegeven zou worden in de hand van den trotsehen en overmoedigen Babyloniër, zoo mag elk kind des hemelschen Vaders wel met stille ontroering denken aan de dagen, waarin deze kleine, maar geduchte macht zich werpen zal op het erfdeel des Heeren. Van eene macht, welke allen eerbied voor God uit de ziel ge schud heeft, hebben Gods kinderen niets dan ellende te wachten. Doch tot hunne vertroos ting mogen zy weten, dat dit tiet eindeloos duren zal. De tyd zjjner vreeselyke tyrannie is afgemeten, hy is tot op de minuut bepaald. Enkel in de ruimte, welke hem toegestaan is, zal hy kunnen doen, wat hy wil. Als de laatste seconde aangebroken is, dan duurt het ook geen oogenblik langer. Het neemt een einde, on herroepelijk een einde. Tot een tyd en tyden en een gedeelte des tyds. Hiermede wordt aan gewezen, dat de tyd nauwkeurig bepaald is, dat er niets afgaat en ook niets bijkomt. Geen seconde korter, maar evenmin één seconde later. Macht, groote macht moge deze booze hebben, hy is echter onderworpen aan den Allerhoogste, die Zyn raad volvoert en al Zyn welbehagen doet. Bouma. (Slot volgt.) By de vele goede woorden die, naar aan leiding van het sterven van onzen jeugdigen vriend, broeder in Christus en ambtgenoot, ds. C. Oranje, deze week zyn geschreven, ge voelen wy behoefte hier ook de onze te voegen. In den jare 1870 werd de overledene te Heinkenszand geboren. Na de Christelijke lagere school bezocht te hebben ontving hy te Goes met gewenschten uitslag het onder wijs der Hoogere Burgerschool. By den heer Wormser te Amsterdam was hy daarna als corrector vaak werkzaam, als mede in het vertalen van deze en gene ge schriften doch daar de studie en de begeerte om den Heere te dienen in de bediening des Woords de liefde zyns harten hadden, stemde het hem tot dankbaarheid aan God en menschen dat de wegen geopend werden aan de Vrije Universiteit geheel en alleen zich aan de studie ter voor bereiding der Evangeliebediening te kunnen overgeven. Bijzondere aandacht trok hy er, zeide my de verledene week een tweetal van zyne tjjd- genooten, niet. Zy, die hem van zeer naby kenden, spraken daarentegen meer dan een maal over hem als over iemand, wien de Heere meer dan middelmatige aanleg en gaven had gegeven. Maar klierlyden was in die jaren reeds meer dan eenmaal oorzaak, dat hy niet kon wat hy wilde. Doch hy voltooide zyne opleiding met goeden uitslag. Toen zyn vader en andere familieleden naar Amerika waren gegaan, had hy zyn tehuis in Middelburg, en hy deed daar dientengevolge voor de Classis Middelburg het examen dat hem beroepbaar stelde. Hy deed dit zóó uitnemend dat allen voldaan en met hem ingenomen waren. De verwachtingen, die wy sinds van hem koester den, werden niet beschaamd. Als een goed gefundeerd, degelijk en pakkend prediker kreeg ds. Oranje, te Berkel, daarna te 's Gravenhage en voorts overal waar hy optrad, naam. Dat kreeg hy ook als schrijver. Ieder die hem kende en genoot, betreurde het, dat de kwaal (wy denken die der jeugd), zich, na slechts eenige jaren van noesten en zeer gewaardeerden arbeid, hoe langer hoe meer begon te ontwikkelen en te open baren. Weldra zelfs zoo, dat het luide spre ken onzen broeder ondoenlijk werd en het fluisteren slechts overbleef. Het ligt voor de hand dat in de laatste drie jaren, waarin hem het spreken niet mogelijk was, alles is aangewend, wat maar hope, op beterschap gaf. Maar Gods weg en wil was anders. In plaats van beter werd het erger en erger. In verpleging te Nijmegen in het Sanato rium, schreed de kwaal voort tot hersenvlies ontsteking. Zoo stierf hy weg. Meest in bewustloozen toestand ging de beminde man en vader, de geliefde zoon en broeder, de gewilde bedienaar des Woords, onze vriend en broeder in Christus heen uit dit mesech naar het land der ruste en der vreugde. Het einde des geloofs, de zaligheid der ziele, heeft hy verkregen. Kennelijk werd onze broeder in en door zyne krankheid voor die zaligheid toebereid. Naarmate zyn uitwendige mensch afbrak, vernieuwde de Heere den iuwendigen als van dag tot dag. In de kennis van zichzelven, van God en Zyne wondervolle wegen, nam hy blijkbaar toe. Uit kracht dier kennis dit kwam uit in zyn weg van moeite, smart en diepe teleurstelling onderwierp hy zich ge durig kinderlijker aan den Heere, als aan zynen God en Vader. Men bemerkte, dat de genade Gods noodig maar ook verkregen was, om hem van ganscher harte te doen zeggenDe wil des Heeren geschiede. De Heere trooste en zegene zyne echtgenoot© en kinderen Littooij. Onze zedelijke schuld, de schuld die wy by God hebben, moeten, maar kunnen wij zeiven niet betalen. Aan het recht des Heeren moet evenwel worden voldaan. Wy kunnen dat tot in der eeuwigheid niet. Integendeel, wy maken onze schuld steeds meerder en schrikwekkender. Doch God de Vader heeft Zynen eenigge- boren Zoon gegeven tot een volkomen offer voor de zonde. „Want dien, die geen zonde ge kend heeft", zegt Paulus, „heeft Hy zonde voor ons gemaakt, opdat wy zouden worden recht vaardigheid Gods in Hem". Die in Hem gelooft, zeide de Heiland, wordt niet veroordeeld, maar heeft het eeuwige leven. Nu wil God, dat wy op deze genade van den Heere Jezus Christus zien zullen. Dat is ook goed, om bereidwillig bevonden te worden de schuld te betalen, die wy hebben en zeiven kunnen en moeten vereffenen. De schuld, die wy thans op het oog hebben, is, broeders en zusters te Middelburg, eene ge meenschappelijke, en niet zoö groot, dat er eenige reden of noodzaak kan zyn haar langer te laten openstaan. 't Is geldelijke schuld, daarenboven gemaakt voor de zaak des Heeren en naar het gebod Gods, voornamelijk tengevolge van wettelijke, stedelijke bepalingen. Ze is gemaakt en moest gemaakt worden, ten behoeve van onze hier ter stede eenige Christe lijke Bewaar- en Handwerksschool. Deze nu gaat van de ouders der drie Gereformeerde Kerken alhier uit. Ze is opgericht met het oog op het gebod en de belofte des Heeren„Leer den jongen (den kinderen) de eerste beginselen naar den eisch Zjjns wegs, als hy ook oud zal geworden zyn, zal hy daarvan niet afwijken". Naar het woord van den eenig-grooten Kinder vriend luidt het gebod en de toezegging „Laat de kinderen tot My komen, en verhindert ze niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods". Dit te doen is dan ook de Verbondseisch, en overeenkomstig de doopsbelofte. Dat er vele kinderen op deze onze school gaan en onderwijs ontvangen die niet tot de Gereformeerden behooren, mag niet in den weg staan, om deze schuld als de onze te erkennen en te betalen. Wy toch willen onder deze, al te zeer van God vervreemde kinderen voor den Heere werkzaam zyn. Ze zyn nog in Zynen Naam gedoopt, dragen mitsdien Zyn merk- teeken en behooren Hem eigenlijk toe. Wie weet het, van hoevelen het ook geldt„Ik heb nog andere schapen, die van dezen (geformeerden) stal niet zyn, deze moet Ik ook toebrengen, enz." Aan den heerlijken arbeid dier toebren ging geeft Hy ons, als het slijk zyner vingeren, deel. Immers wy mogen en moeten zaaien aan alle wateren. Onder en door dat zaaien weder baar t en brengt Hy tot bekeering, ja zelfs in de allerprilste jeugd. Daarom spraken wy van de zaak des Heeren. Daarenboven is de schuld, die wy moeten delgen, gelukkig niet eene telkens wederkee- rende. Ze is eene buitengewone. De gezond heids-commissie, gesteund door den gemeente raad, die ons jaarlijks eene subsidie geeft van f500.(de Nutsscholen ontvangen sinds jaren ieder f 1000) eischte eene verbetering aan onze anders uitnemend ingerichte School, daarvoor nu is ongeveer f 200.uitgegeven. Ziet, dat is onze gemeenschappelijke schuld, die wy niet langer mogen laten staan. Vragen of de Gereformeerden in stad en land ons s.v.p. helpen willen, doen wy niet. Trouwens het zou, naar wy gelooven, toch ook niet baten, alleen om reden zy het ons (ongeveer met 3000 zielen) wel toevertrouwen. Omdat wy zeiven ook van over tuiging zyn, dat wij het op gemak afkunnen, houden wy de eer aan ons zeiven en bedanken voor hulpe in dezen. Doch wy rekenen op u, Gereformeerde stadgenooten en kerkelijk in- wonenden. „Boven vermogen" behoeft Gy, evengenoem den, zelfs niet gewillig te zyn, naar vermogen hieraan mee te doen, is, gewis, genoeg. Daarop nu mogen wy immers rekenen Littooij. Deze week komen wy voor en van de Gere formeerden in Middelburg, thans ook wel van geldbeleggers van elders, veel vragennu evenwel niet voor schulddelging, maar wèl ten behoeve eener geldleening, die aangegaan wordt door het Bestuur voor het Gereformeerd Lager- en Uitgebreid-Lager Onderwijs te dezer stede. De ongeveer 50 jaren dat hier dat onderwijs gegeven wordt, heeft het Bestuur, ook by de gedurige uitbreiding die de School genoot, altoos, zelfs zonder bijzondere moeite en in spanning, aan zyne financieel© verplichtingen kunnen voldoen. Dat kon zy, toen zij van de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1