Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie vanDs. L. B0ÜM1, Ds. H V. LIMAN en Ds. 1. LITTOOIJ. 5e Jaargang. Vrijdag 25 October 1907. No. 18. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ Az. Zeenvsc 1B0NHEMENTSPRIJS per half jaar franco per post 70 cent Enkele nummers3 cent. Drukker-Uitgever MIDDELBURG. PRIJS DER ADYERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van J5 regels 50 cent, ieder© regel meer 10 cent. DB VERDEELING VAN HET VIERDE RIJK. En het had tien hoornen. Dan. 7 7c. Wy leven in een' tyd, waarin verschillende volken al meer den weg van het imperialisme opgaan. Ieder kan zien hoe groot de honger naar land, hoe sterk de zucht naar uitgebreide heerschappij is. Over de wereld te gebieden is een droom, die voortgaat de volken te veront rusten en hen medesleept op paden, waarop het recht vertreden wordt. Wanneer men nu voorigaat deze hartstochten te voeden, dan kan men wel vredeskonferentien houden, maar het zal al meer blijken, dat zij niet bij machte zjjn den wassenden stroom te keeren. Daarom ge- looven ook wij, dat zij gelijk hebben, die wil len, dat bij de beschrijving der gebeurtenissen de aandacht meer dan tot dusver zal gevestigd worden op de verwoesting en de ellende, welke de oorlogen aanrichten. Tot op onzen tijd is het gewoonte geweest om vooral de oorlogen te vermelden, welke een volk gevoerd heeft, en uit te laten komen de deugden, welke daarbij uitgeblonken hebben, alsof de grootheid van een volk alleen afgemeten moest worden naar het aantal overwinningen op het slagveld be haald. Dit moet anders worden, zeggen velen, en daarom moeten de mannen van het talent bij het beschrijven van de geschiedenis van hun volk de werken des vredes verheerlijken, opdat de jeugd een afkeer krijge van eiken oorlog en eene onuitroeibare liefde tot den vrede. Wij voegen er bijPlaats de historie van de wereldrijken in het licht der profetie, en de uitwerking zal gezegend zijn. Daaraan bestaat te meer behoefte, omdat op onze gymnasia ge lezen worden de latijnsche schrijvers, die met veel gloed de daden van hun volk verheerlijken, en zoodoende ook bij ons de gedachte vestigen, alsof de Romeinen uitgemunt hebben in menig opzicht. Nu dapper zijn zij geweest, maar wreed en bloeddorstig niet minder. Het is niet zonder beduidenis, dat het monster ijzeren tanden en koperen klauwen had, en nog dui delijker wordt dit, wanneer wij er op letten, dat er gezegd wordt: het at en even verder: het zal de gansche aarde opeten. Reeds deze uit drukkingen doen u zien, wat de menschheid van het vierde rijk te wachten zou hebben, maar gij wist niet, dat er zulk eene wereld van el lende in verborgen zou liggen. Maar zoodra ge nu de historie raadpleegt om te weten, wat deze woorden al te beteekenen hebben, schrikt ge en ge beklaagt de volken welke onder het juk van Rome moesten buigen. Zes eeuwen lang hebben de overwonnen volken Rome van voedsel moeten voorzien. Gedurende al dien tijd kwamen aanhoudend, zoo lezen wy by Gaussen, uit Azië, Sicilië, Sardinië, Afrika, Egypte, Spanje, Frankrijk scheepsladingen met graan, vleesch, olie en wyn aan om het Ro- meinsche volk, dat deze levensmiddelen als inkomst van zijn ouderlijk erfgoed beschouwde, te voeden." Hy geeft ook aan, dat Egypte jaarlijks zeventien maal honderdduizend hecto liter tarwe en Afrika het dubbele hiervan op bracht. Dat is nog alleen maar graan uit Afrika, maar hier moet bijgevoegd de wyn, de olie en het vleesch, voorts de ontzachelyke sommen aan geld, welke gestort moesten worden in Romes schatkist. Tijdens den bloei leefden bijna zeven millioenen mensehen ongeveer op staats kosten, zoodat ge u ©enigermate kunt voorstellen, welke enorme lasten aan de onderworpen vol ken op de schouders gelegd werden. Nog beter zult ge het verstaan, ais ge er by bedenkt, dat de stadhouders zich bovendien veelal schuldig maakten aan allerlei afpersingen om zich zelf in korten tyd groote rijkdommen te verschaffen. Treurig zag het er dan ook uitde wingewesten waren uitgeput, vele landbouwers verlieten hun ne hoeven en begaven zich naar de groote steden, het aantal slaven vermeerderde van jaar tot jaar. Wy kunnen ons geen voorstelling vormen van de verslindende macht van het vierde wereldrijk, en de stoutste verbeelding is niet in staat om eene schilderij te ontwerpen, welke ons de ellende, welke destijds heerschte, te aanschouwen geeft. En het vertrad het overige met zijne voeten, zoodat het in zyne wreedheid niets ontzag en waarlijk als het gevergd werd om uit de his torie de bewyzen daarvoor te halen, het zou niet moeilijk vallen, maar het lust ons niet om langer stil te blyven staan hy de gruwelen, welke Rome te aanschouwen geeft, wijl wy nog gelegenheid vinden om te handelen over de goddeloosheden, welke het vierde wereldrijk in latere eenwen gepleegd heeft. Aan het vierde dier is alles buitengewoon. Maar wat vooral afwijkt zyn de tien hoornen op den kop. Tien hoornen, wie heeft ooit iets dergelijks gezien Het herinnert ons de tien teenen van het beeld uit den droom van Ne- bukadnezar. Reeds die overeenstemming brengt ons op het spoor der verklaring. Daarbij weten wy, dat in de hoornen het dier zijne kracht, zijn sieraad en de wapenen ter verdediging heeft. Maar zonder meer zouden wy toch nog kunnen mistasten in de beteekenis, en het is uit dien hoofde, dat de H. Geest zelf ons de juiste uitlegging geeft. In het 24ste vs. staat het zoo duidelijk Belangende nu de tien hoor nen uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en een ander zal na hen opstaan. Er zal alzoo eene verdeeling plaats hebben, en by die gelegenheid zal dit vierde ryk fn tien dee- len uiteengaan. Eene groote verandering zal deze wereldmacht ondergaan, maar zy zal niet vernietigd worden in gewijzigde vormen zal zy haar bestaan voortzetten. Wy leiden uit deze korte, maar sterksprekende teekening niet ten onrechte af, dat deze verdeeling van de wereldmacht eene zeer kenmerkende moet zyn in hare geschiedenis, en voorzeker eene opper vlakkige kennis van deze gebeurtenis is reeds voldoende om ons tot den uitroep te brengen hoe bewonderenswaardig is de voorzegging Wie het Romeinsche ryk gadeslaat in zyn bloei, zal onwillekeurig tot de gedachte komen, dat het eiken aanval kan afslaan, want vier maal honderdduizend geharde en dappere strij ders bewaken zijne grenzen, en toch zou het vallen. Geene beroering is zoo belangrijk en zoo algemeen als die, waardoor het machtige Rome onttroond werd. Uit de onafzienbare velden van Azië kwamen de duizenden op als een stroom, die altijd sterker werd, en alle vol ken uit hunne woonplaatsen verdrong. Ofschoon in den eersten tyd groote menigten neergeveld werden, wat beteekende het, zy zullen terug komen in grooteren getale, en zy zullen dit herhalen tot zy al meer het groote ryk bin nendringen. Een onweerstaanbare drang heeft de volken aangegrepen, die hen naar het wes ten drijft en hen geen rust gunt voor zy de stad op de zeven heuvelen betreden hebben. Wat bloed er in die dagen gevloeid is, kan niet beschreven worden wat verwoestingen ons werelddeel toen gezien heeft, is niet te bere kenen. Het oude wereldrijk werd overweldigd, ontvoikt, en ten ondergebracht. Als een ver nielende wervelwind trokken de volken de landen door, en de beschaving van die tijden werd byua vernietigd. Weggevaagd werd alles wat tot dusver als vrucht van menschelyken arbeid tot stand gekomen was. Zoo zien wy de vervulling van het profetisch woord, de uitvoering van 's Heeren eeuwigen raad. Rome had zich een naam gemaakt, een wereldrijk gevestigd, en meende veilig te zyn. Rome had geen medelijden gekend, maar zon der ©enig mededoogen volk bij volk in slaven ketenen geklonken. Rome had zich verlustigd in het zien vloeien van het bloed zyner over wonnenen, maar niet bedacht, dat de koning, der koningen het tot verantwoording zou roe pen. Rome heeft de prediking van het Evan gelie gehoord, maar geantwoord met gevange nissen te openen voor de discipelen van Jezus en de moedige belijders te werpen voor de wilde dieren. Rome is opgewekt om zich te bekeeren en de banden der goddeloosheid los te maken, maar het heeft met sprekende daden gezegdWie is de Heere, dat wy Hem zouden gehoorzamen Daarom heeft God het overge geven aan de Barbaren, op wie het met zoo veel minachting neerzag, opdat al de volken het zouden zien en vreezen. Laten wy het ter harte nemen en vrede zoeken met Hem, die Zyne gerichten op aarde zendt, maar by wien ook vergeving is zelfs van de grootste schuld, opdat Hy geëerbiedigd zou worden. Mijn lezer zocht gij Hem reeds, en zoo gy bevestigend antwoordthebt gy Hem reeds gevonden Bouma. VARIA, Individueel of Organisch. De Heere bleef, naar Zyn Woord ons leert, toen Hy het menschelyk geslacht aanzijn gaf, niet staan by den enkeling, by den eersten mensch, by Adam. Immers toen deze was ge schapen, was nog niet alles „volbracht*. De eerste mensch zag en gevoelde dit. Vandaar dat wy lezen, dat hy niemand tegenover zich zag. Hy was alleen, hy zag niet zyns gelijken, niet een mensch tegenover zich, terwijl dit wel het geval was by de andere schepselen, deze toch schiep God twee en twee. Om nu het werk der Schepping te volmaken en in die behoefte en begeerte te voorzien, schiep hy Eva en bracht ze tot hem. Doch haar schiep Hy niet, gelijk Hy de redelooze schepselen ge schapen had. Het eene dier schepselen toch is niet uit het andere gecreëerd. In zeker opzicht stonden zy los naast elkander. Maar wyl ze slechts twee en twee, mannetje en wijfje, waren geschapen, lag het paren en vermenig vuldigen in het werk der Schepping en in het machtwoord van God „Zyt vruchtbaar, en vermenigvuldigt" opgesloten. Doch dewijl de menschen tot een hoogere orde behooren, en eene veel hoogere levenstaak ontviugen, wilde God door eene aparte scheppingsdaad de eenheid geven die zy noodig hadden. „Hy schiep daarom Adam eene hulpe uit ééne van Adams ribben*.Door deze aparte scheppingsdaad deed Hy ze als redelijke en zelfbewuste schep selen één zyn en één zich weten en gevoelen. Adam zeide daaromDit is ditmaal vleesch van myn vleesch en beerl van myne beenen men zal ze Manninne heeten, omdat ze uit den Man genomen is. Daarom zal de man zynen vader en zyne moeder verlaten, en zyne vrouw aanklevenen zy zullen tot één vleesch zyn.* Dit samengevoegde leven, deze organische eenheid ziet dus, gelijk uit deze laatst aange haalde woorden blijkt, uit de woorden„vader en moeder verlaten", op hetgeen de Heere ook daarna, door het werk van Zyn voorzienig be stuur doen zou. Het zou in dezen de eeuwen door wezen dat God in dezen samenvoegt, is één vleesch. Niet met het individualistische, het enkelvoudige, maar met het samengevoegde, organische leven heeft de Heere het leven van het menschelyk geslacht doen aanvangen. Uit dat door God, door Schepping gegeven leven kwam het huisgezin en uit het huisgezin het leven in al zyn geledingen voort. Zoo was het in den beginne en by den voortgang. Alzoo is dus de lyn die God aangegeven en voor ons uitgestippeld heeft. Aan de vrouw en aan de volwassene onge huwde kinderen des huizes gelijk gezag en gelyke rechten te geven, als aan den man en vader, is daar niet mede in overeenstemming, maar wèl daarmede in strijd. Dit ligt op de lyn der revolutie en daarom heeten zy met recht en reden revolutionairen die het alzoo willen en wenschen. Het is, in plaats van met het organische huiselyke leven te beginnen en daarmee in de eerste plaats rekening te houden, aan te van gen met de menschen, hoofd voor hoofd, als op zich zelf staande, als los van elkander, met gelijke ingeschapene, dus inklevende rechten. Het is daarom dat zy, wanneer zy slechts een zekeren leeftijd hebben bereikt, gansch individu alistisch, zonder onderscheid van vrouw of man, van dochter en zoon, aan die allen, alsof zy gelij kelijk belang in den loop der zaken hebben, ook kiesrecht willen geven. Wy noemen dit laatste, omdat het revolutionaire streven van de socia listen en de hun gedurig naderende vrijzinnigen daarin uitkomt in den laatsten tijd. Dit stelden zy aan de orde, teneinde het individueele, het algemeene stemrecht te kunnen verkrijgen om dat te kunnen verkrijgen toch willen zy voor alles grondwetsherziening. De lezers weten im mers, naar wy hopen, dat, om hier een voor beeld te nemen, in onze gereformeerde kerken niet mag beleden en geleerd worden, wat met onze belijdenisschriften in stryd is, wyl en zoo lang wy gelooven, dat zy uit het Woord Gods genomen zyn. Zoo nu is het ook op staatkundig gebied met de grondwet. Niemand, geen Koningin, geen Ministerie, geen volksvertegenwoordiging mag voorstellen doen of aannemen, die in strjjd zyn met het geen de grondwet zegt. Nü zegt de grondwet van Nederland dat het kiesrecht niet algemeen is, het stelt voorwaarden inzake het recht om kiesgerechtigd te wezen. Deze voorwaarden nu die de grondwet stelt, beamen wy christelyk- gezinden ook niet één voor één. Wy zouden ook wel wjjziging willen. Doch niet die der revolutionairen. Dezen zouden, om de vrye hand te verkrijgen, blanco willen, d. i. dat alles uit de grondwet werd geroyeerd wat de invoering van het algemeen stemrecht bij het invoeren van eene gewone wet onmogelijk maakt. Wy antirevolutionairen willen het hek niet van den dam doen, dus het blanco der revolutionairen niet aanvaarden. Het organisch, het huismans kiesrecht, ons aansluitfnd aan hetgeen waar mee de Heere in den beginne begon, zouden wy in de grondwet willen plaats geven en vastleggen, inplaats van al de voorwaarden, die onder het Ministerie Van Houten in de grond wet zyn gekomen, en waaraan wij thans moeten voldoen om kiesgerechtigd te zijn. Wy zyn er dankbaar voor, dat dr. Kuyper Sr. dit organisch kiesrecht vóór jaren, en jaren aaneen op den voorgrond heeft geschoven en bepleit. Het is, nu het revolutionaire, alge meene kiesrecht door het blanco maken van de grondwet aan de orde werd gesteld, o zoo noodig, dat wy gereed zyn met een voorstel, waarby een Bybelsch, een tegenover gesteld beginsel en uitgangspunt gekozen is. De geheele uitwerking van dit beginsel is evenwel niet het werk van de anti-revolutionaire party in haar geheel genomen, maar wèl van hare volksver tegenwoordigers en voormannen, die onder Gods voorzienig bestuur geen leden der Tweede noch der Eerste Kamer zyn. Het verheugt ons dat onze party-vergadering, die de verledene week onder leiding van dr. Kuyper Sr. te Amsterdam plaats had, hierin eenstemmig was, en alzoo het hier volgende voorstel zoo goed als met alle stemmen aannam.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1