Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland. Onder Redactie ranDs. L. BOUMA. Ds. H V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 5e Jaargang. Vrijdag 4 October 1907. No. 15. Drnkker-Difgever UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. A. D. LITTOOIJ Az. iBONNEMENTSPRIJS per half jaar franco per post 70 cent. Enkele nummers 3 cent. MIDDELBURG. PRIJS DER AD VERTENTIEN van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. HET ZINNEBEELD DEK TWEEDE WERELDMONARCHIE. Daarna ziet, höt andere dier, het tweede, was gelijk een beer en stelde zich aan de eene zijde, en het had drie ribben in zijn muil tusschen zijne tan den; en men zeide aldus tot hetzelve: Sta op, eet veel vleesch. Dan. 7 5, Uit de bewogen zee van het menschelijke leven komt ook de tweede wereldmonarchie op. De teekening, welke wij daarvan ont vangen, is duidelijk en nauwkeurig. In de .gestalte van een wreeden en woesten beer treedt zij voor ons oog. Bekend is het, dat de beeren de bergen en de donkere bosschen bewonen. In die woeste streken zijn zij tehuis. Daar heerschen zij en toonen zij hunne kracht. Welnu, het tweede rijk zou gelijk zijn aan een beer. Wij verstaan dit gemakkelijk. De volken, die de eerste wereldmacht omverwierpen, woonden oorspronkelijk in de bergen van Perzië en Armenië. Ver van de toenmalige beschaving waren zij opgegroeid. Lichamelijke kracht en lenigheid hadden zij verkregen door het be klimmen van hunne bergen en het zich wagen in hunne donkere holen en kloven. Voorna melijk waren het de Meden en Perzen, die tot dusver met elkander geworsteld hadden om den voorrang, en het was den Meden gelukt zich aan de spits te plaatsen. Verandering echter kwam er met Cyrus, in de H. Schrift Kores genoemd, want hij wist in de eerste plaats de Perzen te verheffen, en vervolgens beide volken zoo te vereenigen, dat zij naar één doel streefden. Hoe keurig is de twee heid, welke zich in eene hoogere eenheid oploste, voorgesteld in het droomgezicht van Nebukadnezar. Twee armen, maar die hunne eenheid vonden in den borst van zilver. Later wordt dit weder aangewezen, waar Daniël ons den ram beschrijft met twee hoornen op zijn kop, waarvan de een later opkwam dan de ander, terwijl de hoorn, welke het laatst opgekomen was, de voortreffelijkste bleek te zijn. Hiermede is de afkomst van het tweede wereldrijk geteekend, en wij moeten nu het oog vestigen op het karakter. Woest en wreed is de beer. Mededoogen kent hij niet. Hij ver slindt alles wat hem voorkomt. Niets ontziet hij. Zoo zou die tweede wereldmonarchie zijn. Is het zoo geweest? Niemand, die de historie der Perzische krijgstochten gelezen heeft, twij felt er aan. Wat bladzijden met bloed geschre ven. Bij het lezen er vap gaat u een koude rilling door de leden. De Babyloniër voerde de veroverde volken weg in ballingschap, maar de Pers vertrad hen onder zijne voeten. Twee honderd jaar te voren had de profeet Jesaja van hen gezegdHunne bogen zullen hunne jongelingen verpletteren en zij zullen zich niet ontfermen over de vrucht des buiks, hun oog zal de kinderkens niet verschoonen. Wat dunkt U Bij deze enkele woorden ziet gij de jongelingen als weggemaaid gelijk het koren voor den sikkelallerlei gruwelen gepleegd op de zwangere vrouwen, en eene barbaarsche wreedheid geoefend aan de kinderen van de overwonnen volken. Ja de Perzische gewelde naar was gelijk aan den wreeden beer, die vrouwen en kinderen greep met zijne geduchte klauwen en hen verbrijzelde. Welke bittere tranen zijn er geschreid, welke wanhopige klachten zijn er geuit op onze aarde. Door welke stroomen van lijden is ons geslacht gekomen, en welke ontzachlijke ver woestingen heeft het eene volk bij het andere aangericht. Wp zouden onzen blik willen af wenden van zooveel ellende en nochtans kan het zijn nut hebben er met aandacht bij stil te staan. Immers wij kunnen ons op deze wijze overtuigen van de snoodheid onzer zonde en het zal ons een dieper inzicht geven in den aard van de menschelijke, van onze ongerechtigheid. Ook hierdoor zal de klacht: Ik, ellendig' mensch, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doodsmeer inhoud voor ons ontvangen, en wjj zullen met warmer hart den juichtoon aanheffenik dank God door Jezus Christus. Bovendien wij zullen de treffende juistheid van het profetisch woord bewonderen en ver sterkt worden in de overtuiging, dat wij in de H. S. te eeren hebben de openbaring onzes Gods. Gemakkelijker zal het ons vallen ons op haar te verlaten, hare beloften te aanvaar den, hare bedreigingen te gelooven en hare geboden te betrachten. De vorm van den twij fel zal minder aan ons hart knagen, en de macht van het ongeloof zal verpletterende slagen ontvangen. De lucht, waarin de voorzegging ons ademen doet, is zoo gezond en zoo ster kend voor ons geloofsleven. Nog eene enkele bijzonderheid bleef tot dusver over. Drie ribben heeft de beer in zijn bek en tot hem wordt gezegd sta op, eet veel vleesch. Van het eerste deelen wij alleen mede, dat sommige verklaarders door de drie ribben verstaan drie koninkrijken, welke in den krijg veroverd waren. Of dit juist is, laten wij daar in elk geval wordt er ons door geleerd, dat het roofdier bij al zijn zucht tot vernielen niet alles verslinden kan. In zijne macht moge het zijn, maar doen verdwijnen, is niet mogelijk. Met het laatste wordt te kennen gegeven, dat de beer, hoe woest en ongetemd hp ook moge zpn, gehoorzaamt aan eene hoogere macht en uitvoert de bevelen welke hem gegeven wor den. Niet van het dier zjjn de volkeren de speelbal, niet aan de woede van een machtig monarch zpn de natiën prijsgegeven, neen boven het woeden van de zee der menschelijke hartstochten, boven den zetel der wereldheer schappij staat de Troon van Hem, bij wien alle volkeren der aarde geacht zpn als een stofje, dat bij het wegen toevallig zich hecht aan den evenaar. Zoo wpst de profetie met den vinger alle volken, ook de machtigen uit die volken omhoog op dien God, die groot is van raad en machtig van daad, opdat zp Hem zou den loven en zpne heerschappij erkennen. Beneden zou verwarring en verwoesting, ver nieling en ellende zich aan het oog vertoonen, waardoor het hart ontroerd zou worden en het verstand bedwelmd, maar kalmte en rust zou den dalen in elke ziel, welke uit die toonee- len van angst -en van schrik het oog zou rich ten op Hem, die alle dingen leidt naar den raad van zpnen wil, want zp zouden in de geweldige beroeringen het naderen van zpne voetstappen beluisteren, die komt tot verlos sing van allen, die op hem hopen. Volgt gij deze aanwijzing? strekt zich uw verlangen daarheen Behoort gp tot het volk, dat acht geeft op de teekenen der tijden, en uitziet naar de ure der verlossing Hoort gp ook te mid den van het rumoer het ruischen van de voe ten van Hem, die komt om Zpn erve te be vrijden Is het uwe levende keus om langs het pad van lpden voort te trekken naar de heerlijkheid van het eeuwige vrederijk Bouma. T A It X A, Dc Goddelijke ingeving der Heilige Sclirift. Slot. Op grond van het zelfgetuigenis, van de recht- streeksche uitspraken en van de getuigenissen van Jezus (1) en de apostelen,die ons eenpariglpk (1) De Heiland heeft hetzelfde geloof in Zich geëischt, dat wp aan God, Zpn Vader ver zeggen, dat het geschreven Woord, woord van God is, moeten wp het alszoodanig erkennen, aannemen en gelooven. Dit toch zpn de eerste en voornaamste bewijzen, bewijzen van den eersten rang. Bp deze bewijzen voegen wp in de tweede plaats de bewijzen, die hetgeen de H. Schrift bevat, ons verder opleveren. Tot de bewijzen voor de Goddelijke Ingeving der H. Schrift werd weleer ook gerekend de inhoud, zelfs werd er nadruk gelegd op den in houd der H. Schrift. Later is er een tijd geweest dat met den inhoud, als bewijs voor de Goddelijk heid der Schriften bijna geen rekening werd gehouden. Naar het ons nog altijd voorkomt mag en moet er ook rekening mee gehouden worden, al stemmen wp toe dat de bewijzen uit den inhoud tot de bewijzen van den tweeden rang behooren. Wp rekenen ze tot de bewijzen, die ons ge loof steunen, namelijk dat God ons deze Schrif ten gafdus dat ze uit en van Hem zpn. Wp wpzen dus ten eersteop de verhevenheid van hare leer. De leer toch die er in wordt geopen baard en die geheel overeenstemt met de eere Gods, en met de behoefte en het heil van den gevallen mensch en die zoo ganseh boven de lijn van alle menschelpk denken ligt, kan alleen door God ons zpn geopenbaard, zooals de Schriften ons dan ook zeggen, dat zp de heilgeheimen Gods ons bekend maken. En ten tweede kan er op gewezen worden, dat de Schriften, die van Mozes tot Johannes, dus in een tijdsverloop van wel zestien eeuwen zpn geschreven, volkomen één zpn, d.i. dat zp ons eenen zelfden weg der zaligheid openen en aanwijzen, hetwelk redelijker..wijze ook alleen daardoor verklaard kan worden dat zp onder de leiding vau God den Heiligen Geest zpn geschreven, gelijk de H. Schrift zelve ook zegt, waar het luidt: „Al de Schrift is van God in gegeven.11 Ten derde geeft zp ons eene zedeleer, eene wet, die voor alle eeuwen en geslachten goed en dienstig is, en die aan gedurige verande ring, gelijk het geval is met alle mensche lijke wetten, geene behoefte heeft. Zp beant woordt aan de behoefte, aan den welstand, aan het leven en het geluk van alle volken en landen. Waar naar deze wet geleefd, gewandeld en gehandeld wordt, daar is het gelukkig en goed om te zpn. Als de menschen God liefhebben boven allen en alles en de naasten als zichzelven wordt het heil verkregen en het ware leven genoten. Wie kan zulk eene wet geven als ons door en in de Heilige Schriften gegeven wordt, dan alleen God? En ten vierdewie kan ons met Goddelijke zekerheid zeggen, dus de verre toekomst ont sluieren, dan alleen Hp, die de dingen roept, aanzijn geeft en komen doet, naar Zpnen eeuwigen raad en wil. In de Heilige Schriften nu geschiedt dit van Mozes tot Johannes. Om maar iets te noemen. Wat van het zaad der vrouw en het zaad der slang gezegd wordt, zagen en zien de geslachten der menschen de eeuwen door vervulling erlangen en gebeuren, zooals het voorzegd is. En wat Johannes voor- zeide van de Kerken Gods, van den invloed van het Evangelie, van Israël en de volkeren der wereld zagen en zien de menschenkinderen, die zien kunnen en willen, plaats hebben. Dit nu kon en zou niet alles zoo zpn, indien God ze niet had geopenbaard en onder Zpne ge heel eenige leiding doen schrijven. Doch hoewel het voor de hand ligt dat deze bewijzen het geloof, dat de Schriften het Woord Gods zpn, steunen, het licht ook voor de hand, dat voor de blinden, verharden en ongeloovigen geen voor hen afdoende bewijzen zpn te leveren, schuldigd zpn. Dit deed Hp toen Hp zeide: „Gijlieden gelooft in God gelooft ook in Mp." dat de Heiligen Schriften woorden Gods zpn waarop wp ons kunnen en moeten verlaten voor den tijd en voor de eeuwigheid. Zp, die zich aan den invloed van Gods Geest en Woord geheellpk hebben onttrokken, en aan de ver blindheid en aan de verharding des harten zich volstrektelpk hebben overgegeven en daarom door God zpn overgegeven, en mitsdien gan- schelpk als natuurlijke mensehen, die den Geest niet hebben, leven, zp zpn voor alle be wijzen te eenenmale onvatbaar geworden. Zp begrppen niet de dingen die des Geestes Gods zpn, ze zpn hen dwaasheid. Maar zoo is het niet ten opzichte van hen die het historisch geloof bezitten, en daarom met de Kerken Gods belijden en leven. Zp be hooren tot degenen die het gelooven, doch niet doentot hen, die den Geest wederstaan en uitblusschen, die de deur niet opendoen, omdat zp niet willen dat Hp, de Heere, over hen zal Koning zpn. Als wp door Gods genade de deur des harten hebben opengedaan, als de Geest van God in ons woont en met onzen geest getuigt, dan heb ben wp bp de voorwerpelpke bewijzen het on- derwerpelpke bewps ontvangen, waarop het voor een ieder onzer aankomt, dat voor ons de groot ste waarde heeft, dat allen twijfel wegvaagt en ons doet hooren, verstaan, gevoelen en geloo ven, gelijk nooit te voren. Op dat getuigenis en bewijs legt dan ook onze belijdenis al den nadruk, gelijk zp in het 5e artikel van onze 37 geloofsartikelen doet en zegt„Wp gelooven zonder eenige twijfeling al wat daarin (in de H. Schriften) begrepen is en dat niet zoozeer, omdat ze de Kerk aanneemt en voor zoodanige houdtmaar inzonderheid omdat de H. Geest getuigenis geeft in onze hartenf dat zij van God zijn, en dewijl zp ook dat be wijs van dien bij zichzelven hebben". Met Dr. Posthumus Meyjes te 's Hage zeggen wp dies „Bovenal van beteekenis is ten deze echter „het getuigenis des Heiligen Geestes" in de harten der geloovigen, dat de Heilige Schrift het Woord van God is. Wat hebben wp onder dit getuigenis te verstaan Niet, zooals velen ook in onze dagen het opvatten, „hetgeen in de rede en het geweten der men schen geopenbaard is, de getuigenis van ver stand en hart, zoodat zp hetgeen daarmede overeenkomt als waar en goddelijk aannemen met verwerping als onwaar, als niet van God geopenbaard, wat daartegen strijd." Het ge tuigenis des Heiligen Geestes wil evenmin zeggen dat de Geest werkt door ons stemmen te laten hooren, die zeggen dat deze boeken goddelijk zpn, bet is geen magische oftoover- achtige arbeid, het is ook niet een dusgenaamd „ervaringsbewps", een inwendig argument, dat uit den mensch zeiven opkomt, een uitspraak en waardeering van ons religieus-ethisch ge voel. Het is veeleer een uitwendig bewps, van buiten af ons toekomende, en nochtans door het Woord zelf." In het zevende hoofdstuk van het eerste boek der Institutie heeft Calvpn helder en duidelijk deze zaak uiteengezet. Gelijk God alleen de rechte getuige van Zichzelven is in Zpn Woord, zegt hp, zoo zal ook het Woord niet een geloof vinden in de harten der menschen, voordat het het zegel ontvangt van de innerlijke getuigenis des Heiligen Geestes. Dezelfde Geest, die door den mond der Profeten gesproken heeft, moet ook in onze harten doordringen, om ons te overtuigen dat zp getrouw hebben weergege ven, wat hun door God was toevertrouwd. De Schriftuur verdient om zich zelve geloof. Gelijk het licht zich onderscheidt van de duisternis, het wit van het zwart, het zoete van het bittere, alzoo heeft ook de Schrift de getuigenis der waarheid in zich zelve. Wanneer wp door de kracht des Heiligen Geestes verlicht zpn, ge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1