Weekblad voor de Gereformeerde Kerken i\
Onder Redactie vanOs. L. BOUMA, Ds. H. W. LIMAN en Ds. A.
5e Jaargang.
Vrijdag 20 September 1907.
UIT HET WOORD.
Met medewerking van onderscheidene Predikanten.
A. D. LITTOOIJ Az
V ABI A. g
ABONNEMENTSPRIJS
per half jaar franco per post
Enkele nummers
70 cent.
3 cent.
Drakker-OitgeYer
MIDDELBURG.
DE WERELDRIJKEN.
Daniel antwoordde en zeideIk zag in mijn
gezicht bij nacht en ziet, de vier winden
des hemels braken voort op de groote
zee. En er klommen vier groote dieren
op uit de zee, het eene van het andere
verscheiden. Dan. 7 2, 3.
Bij de groote zee moeten wy denken aan de
Middellandsche Zeo. Zooals ge weet bespoelen
hare wateren de kusten van drie werelddeelen
Azië, Europa en Afrika. Soms is zy kalm en
rustig, en zy lokt u uit om u op hare wateren
te wagen. Hoe effen ligt die onmetelijke vlakte
daar voor u, van zelf denkt ge aan woorden
als deze:
„Aanschouw de zee, hoe schoon, hoe grootsch,
hoe uitgebreid, de stranden staan verrukt, wie
blyft hier onbewogen, hier woont Gods
Majesteit".
„'tis godlyk, wat men ziet; geen kunst
van menschenhanden veranderde ooit het schoon
des grooten wereldplasde tyd verwoest de
kunst, de tijd vervormt de landen de zee is
't geen zy was."
Maar, als ge u voorstelt, dat zy al tyd zoo
kalm blyft, zoudt ge u vergissen. Wij weten
het trouwens wel beter, omdat wy 'allen wel
gelezen hebben, wat bange dagen en nachten
de Apostel Paulus op die zee doorgebracht
heeft, toen hy als een gevangene naar Rome
gebracht werd. O, als de wind zich verheft en
storm wordt, dan worden die wateren in be
weging gebracht en wie kan de kracht, het
geweld er van berekenen De zee, die, als zy
woedt, den hemel schijnt te raken de breedste
dijken scheurt, de zwaarste duinen breekten
's aardryks vastigheên dreigt los en vlot te
maken.
Nu zoo heeft Daniël haar gezien. Reeds als
de wind uit één hemelstreek zyn kracht toont,
kan die zee zoo woest en zoo onstuimig zyn,
doch wat moet het wel zyn, als die wind uit
het noorden en uit het zuiden, uit het oosten
en uit het westen zich werpt op de wateren
van deze zee. En dat is hier het geval. Hoe
ontzettend moet het gebruis der golven, het
geweld der baren dan zyn.
In de profetische taal is die zee nu het
zinnebeeld van het leven der volkeren. Zeer
passend gewis. Of is er niet eene treffende ge
lijkheid Hoe kalm en rustig kunnen de vol
keren zyn. Ieder wydt zich aan zyne taak. De
een beploegt den akker, de ander werkt in de
fabriek. Met welk een genoegen kunt ge dien
vreedzamen arbeid aanschouwen en u verblijden
over de vorderingen, welke er gemaakt worden.
Maar vertrouw er niet op, denk niet, zoo is
het ten allen tyde geweest, en zoo zal het ook
steeds blijven. In een oogenblik verandert het
dikwyls. Er ontstaan geweldige stroomingen,
zonder dat men zeggen kandaar is het begin
er van geweest, en dat is de eerste oorzaak,
maar die ondertusschen een gansch volk in be
weging brengen. De wateren stijgen, de golven
worden woest, wat er aan boosheid verborgen
was in het hart, treedt naar buiten, doet zich
gelden, uit zich in verschrikkelijke kreten, en
in vreeselyke daden, en gy vraagt, is dat nu
het volk, 'twelk ik zooeven aan den arbeid
zag? Wat al winden hebben het leven der vol
keren geteisterd, wat al stormen hebben over
de landen gewoed, wat verwoestingen zyn er
geweest.
Nu, op zulke bewegingen heeft de Ziener
het oog, op bewegingen, die gansche volken
zouden aangrijpen, en by name de volkeren,
die hunne woonplaats hadden gevonden in de
nabijheid van de Middelandsche zee. Hy zag,
dat er groote, ontzettende beroeringen zouden
ontstaan, zoodat alle rust geweken en alle
kalmte verdwenen was Het zouden bange tijden
zyn vrees en schrik zouden het hart niet van
enkelen, maar van allen vervullen. Geen schoon
vooruitzicht zult ge zeggen, en dit is zoo. Maar
gy raoogt niet vergeten, dat de winden, welke
de zee in beweging brengen, hoewel zy met
alle menschelyke macht spotten, nochtans ge
hoorzame dienaren zyn van den Allerhoogste.
„Wat is die zee by God, die met zyn schep
pende oogen
Het licht verwaaide zand op al de stranden
[telt
En aan de zee, hoe trotsch haar golven
[bruisen mogen,
Dat zand tot palen stelt?
Eén wenk slechts van Zyn' gunst houdt deze
[zee gekluisterd
Of maakt, dat zy vergeefs haar woeste baren
[spilt.
Zoo is het niet enkel in de natuur, maar
ook in de zedelijke wereld. Geen mensch moge
de macht hebben om de losgebroken harts
tochten van de volkeren te breidelen, de Heere
echter regeert in den hemel en op de aarde en
alles luistert naar zyne wenken. Toont God
een toornig oog, de volkeren verheffen zich, zy
woeden en komen tot allerlei gruwelen, maar
ook al eerbiedigen zy niets meer, tegen Gods
wil kunnen zy niets, en zonder Zyn wil kunnen
zy zich zelfs niet roeren noch bewegen.
„En er klommen vier groote dieren op uit
de zee, het een van het andere verscheiden".
Uit die bewogen menschenzee klimmen op vier
groote dieren. Wy weten op grond van de
verklaring, welke de H. Geest zelf er van ge
geven heeft, dat hiermede aangewezen zijn vier
ryken, welke er naar staan zouden vele volkeren
aan hun scepter te onderwerpen. De gedachte
aan zulk een ryk zit er diep by den mensch
in, en reeds in de vlakte van Sinear werd
aanschouwd, waartoe zy leiden moet. Tegen de
uitdrukkelijke bepaling des Heeren, dat de
menschen uiteengaan zouden, dat zy de aarde
zouden bewonen, wilde men by elkander
blijven. Het moest zyn één volk en ééne taal.
Doch dit pogen was veroordeeld en moest der
halve op niets uitloopen. Hoe goed zou het
geweest zyn, als nu verder ons geslacht van
al zulk ondernemen afgezien had, want God
had zoo duidelijk Zyn ongenoegen daarover
verklaard, en op zoo machtige wyze ingegrepen.
Maar ofschoon ons geslacht had moeten zwich
ten voor de machtige hand des Heeren, en
uiteengegaan was, toch namen zy de gedachte
mede op hunne paden, en zoodra zy de ge
legenheid gunstig achten, zouden zy opnieuw
beproeven of het niet mogelyk was. Wel zou
dit pogen op bittere teleurstelling uitloopen,
wel zou het eene bron van tranen openen, wel
zou het stroomen bloeds kosten, maar de mensch
zou toch altijd weer naar dit doel grijpen, en
opgeven, neen, dat zou hy niet. Hy wilde nu
eenmaal door eigen krachtsinspanning in deze
behoefte voorzien, hy wilde eens beproeven,
wat hy vermocht, en daarom zou hy er naar
staan Gods wil op zyde te dringen, en al was
het, dat hy op pijnlijke wyze in dezen arbeid
de zwakte van eigen kracht zou ervaren, hy
wilde het toch doorzetten. Hy zou de uiteen
gegane deelen van zyn geslacht vereenigen, hij
zou de klove, welke er gaapte tusschen volk
en volk overbruggen, hy zou het verschil van
afkomst en van geschiedenis, dat aan de een
heid in den weg stond, uitwissehenhy zou
nergens voor terugdeinzen om te bereiken wat
hy nu eenmaal wenschte. Voor de kracht, welke
de mensch daarby ontwikkelen zou, voor den
moed, welke hy daarby aan den dag zou leggen,
voor de volharding, welke daarby uitblinken
zou, gevoelen wy eerbied, maar wy voegen er
onmiddelyk aan toehoe jammer, dat dit alles
besteed zou worden aan een doel, dat recht
PRIJS
van 1—5 re$
FAMILIEBERI
streeks inging tegen Gods voornemen met zyne
mensehenkinderen, wyl de gevolgen niet te
berekenen zyn, welke loodzwaar op onzen
schouder zullen drukken.
De wereldrijken verschijnen in de gestalte
van dieren. Dit wijst op hun aard, en hunne
werking. Die wereldrijken worden gesticht door
list en geweld, zy houden zich staande door
leugen en bedrog, zy zullen terneerwerpen wat
zy op hun weg ontmoeten. Medelijden zullen
zy niet kennen, voor deernis hebben zy geen
plaats. Zij hebben alleen het doel om zich uit
te breiden en zich sterk te maken en alle mid
delen of zy geoorloofd of ongeoorloofd zyn,
daarnaar zullen zy niet vragen zullen zy
aanwenden. Voor een wild dier bestaat de wet
der zeden niet, voor hen geldt alleen het recht van
den sterkste. Ontzettend zal hun optreden zyn,
ontzettend zullen de rampen zijn, welke zy over
de volkeren zullen brengen, ontzettend de ver
woestingen, welke zy zullen aanrichten. Het
eene van het andere verscheiden. Geen gelijkheid
zal het eene met het andere ryk hebbenmen
zal deze vier wereldmachten gemakkelijk van
elkander kunnen onderscheiden. Zoo licht het
is een leeuw van een beer te onderscheiden,
zoo licht zal het zyn het eene ryk van het
andere te onderkennen. Maar de grondgedachte
zal by alle gelijk zyn, het doel bij alle één, de
uitwerking allerdroevigst. Niet van boven
maar van beneden, niet uit den hemel maar van
de aarde, niet uit God maar uit de menschheid
zyn zy, en daarom zullen zy openbaren, wat er in
de diepte van ons geslacht woont, en wie nu wys
is, aanschouwt in hunne geschiedenis als in
een spiegel niet allereerst de zonde van enkele
heerschzuchtigen, maar de zonde van zyn eigen
hart. Die hardnekkige ongehoorzaamheid aan
Gods bevel is uwe zondedie hoogmoedwelke
den mensch aanspoort zich zelf te helpen en
de aangeboden hulp des Heeren aftewyzen is
uw zondedie hebzuchtwelke alles opeischt
voor z:eh zelf, des noods ten koste van wat
aan een ander behoort, is uwe zondedie
wreedheid,, welke zich niet over de tranen van
weduwen en weezen bekommert is uwe zonde;
die heerschzucht, welke naar de teugels van
het bewind grypt en God van Zyn Troon wil
rukken is uwe zonde.
O dank den Heere, als deze vreeselyke zon
den by u niet tot schrikkelijke ontwikkeling
zyn gekomen, want het is zyne wederhoudende
goedheid geweest, dat gy nog zyt, die gy zyt.
Zoek echter ook de reiniging van deze vree
selyke melaatschheid in het bloed en in den
Geest van Christus. Zonder haar toch is er
nergens een medicijn tegen deze plaag van
uw hart. O hoe goed is het, als gij bij het
gezicht van al uwe boosheden u vernedert, uw
arglistig hart openlegt voor Gods aangezicht,
en gij u zelf, uw weg en uw lot stelt in Zyne
handen, opdat Hy u leide door Zyn raad en
u daarna opneme in Zyne heerlijkheid, wyl
gij dan ook aanschouwen zult, hoe deze be
hoefte van het menschelyk hart vervuld wordt,
en al wat in u is zal Gods heiligen Naam
loven. Bouma.