Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Zeeland Onder Redactie ¥anDs. L. BOUMA, Ds. R. V. LAMAN en Ds. A. LITTOOIJ. 5e Jaargang. Vrijdag 13 September 1907. No. 12. UIT HET WOORD. Met medewerking van onderscheidene Predikanten. ABOHHEMENTSPRUS Drukker-Hitgever A. D. LITTOOIJ Az PRIJS OER 10 YERTENTIEH KERK, BELIJDENIS, ZENDING. Jubilaris en Ridder. Zeeuvsch erkblai per half jaar franco per post .70 cent Enkele nummers3 cent. MIDDELBURG. In het eerste jaar van Belsasar, den koning van Babel, zag Daniël een droom en gezichten zijns hoofds op zijn leger, toen schreef hij dien droom en hij zeide de hoofdsom der zaken. Dan. 7 1. In de dalen tusschen de hooge bergen kan het zeer donker zyn. Eene ondoordringbare duisternis heeft zich op alles neergelegd, en er sch\jnt geene verandering aan te zullen komen. Als echter de bewoners des morgens vroeg ontwaken, en zij bespeuren nog niet het minste licht, dan heffen zij hunne oogen omhoog, en waarljjk zij onderscheiden de hooge toppen der bergen, want de zon bestraalt reeds met haar schijnsel die hoogere wereld, en daaruit weten zij, dat nu ook langzamerhand het licht door dringen zal in hunne duisternis en alles klee- den in een nieuwen en heerlijken gloed. Of schoon de bevolking nog geen licht heeft op haar pad, toch doet het weldadig aan dat schijnsel daar boven te mogen zien, en doet haar in verwachting op den aanbrekenden dag goeds moeds zy'n. Het komt mij voor, dat het in geestelijk opzicht onder den ouden dag ongeveer zoo ge weest is. In de dalen, waarin het volk des O. T. leefde, was het meestal donker. De Zon der gerechtigheid was met haar licht nog niet doorgedrongen. Maar uit dit volk verhieven zich telkens weer enkele mannen, die als hooge toppen ver boven het gewone leven uitstaken. En wanneer nu het volk tot hen opzag, aan schouwde het in hen licht, en dit predikte hunhet licht is er, en straks breekt het ook tot u door. Opziende tot deze dienaren riepen zij blijdede morgen is gekomen, ook al moes ten zij met het oog op de hen omringende duisternis verklaren en zie het is nog nacht. Het is reeds aangenaam, zulk een man in de verte te zien. Wel is het licht, dat van hem uitstraalt, klein, maar als ge nadert, als ge u dichter waagt, als ge tot op enkele schreden na doordringt, dan blijkt u eerst, welk eene grootte die lichtbron heefi, welke zoo wijd en zijd in den omtrek hare stralen zendt. Slechts de afstand maakte haar klein, niet hare af metingen. Onder deze mannen rekenen wij ook Daniël. In het land der belofte zag hij het levenslicht. Uit een zeer aanzienlijk geslacht stamde hij af. In dit opzicht was hij zeldzaam bevoorrecht. Niet lang echter zou hij het genot smaken van de positie, welke zijne geboorte hem verschaft had. De tijden waren destijds zeer onrustig, en ook de Israëliet zou niet veilig en rustig kun nen blijven zitten onder den wijnstok en den vijgenboom. Hoewel verschillende profeten hunne stem hadden doen hooren, hoewel Je hovah reeds geruimen tijd ernstig gewaarschuwd had, toch hadden de nakomelingen van Jacob niet geluisterd. Zij hadden naar Jeremia's woord den Sprinkader des levens verlaten, en zich zelf bakken uitgehouwen, gebroken bakken, welke geen water houden. Aan de lankmoe digheid des Heeren was een einde gekomen. Hij zou Zijne bedreigingen uitvoeren, opdat Israël leeren zou Hem te vreezen. Als instru ment der kastijding Zijns volks zou dienen een jeugdig vorst uit Babylonië. Nebukadnezar was zijn naam. Nadat deze zich geplaatst had aan de spits van Babels heirscharen, moesten ver schillende landen de kracht van zyn zwaard op pijnlijke wijze ervaren. Ook naar Kanaan strekte hij begeerig de blikken uit. Voor zijn geweld zwichtte ook Israel en zelf trok hy door de poorten der heilige stad binnen. By zyn verlaten van het veroverde land voerde hy menigen jongeling uit aanzienlijke geslachten mede. Dit lot trof ook Daniël. Nauwelijks den leeftijd als knaap ontgroeid, moet hy in bal- van 15 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. FAMILIEBERICHTEN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. lingsehap naar een ver en vreemd land. Niet naar een afgelegen oord, maar naar de hoofd stad van het opkomend wereldrijk wordt hy geleid. En hier ontvangt hy gelegenheid om zich toe te leggen op al de wetenschap dier dagen. Spoedig bleek dan ook, met welke gaven de Heere hem toegerust had, wyl hy allen, die met hem onderwezen werden, overtrof, en zoo doende vond hy ook gunst in het oog van menschen. Met welk eene achting zullen zyne mede ballingen tegen hem opgezien hebben. Al bevond hy zich in de groote wereldstad, waar de afgoderij schaamteloos gehuldigd werd, al kwam hy dagelijks in aanraking met het hofleven, dat aan de jeugd vele verleidingen aanbood, al bracht hy later zyne jaren door onder de schaduw van den Troon, toch bleef hy een ijverig dienaar van den levenden God, toch onthield hy zich van eene zondige levens wijze, toch dacht hy er niet aan zyn land en zyn volk te verloochenen. Hy was en hy bleef een Israëliet, die niet wandelde in den raad der goddeloozen, noch stond op den weg der zondaren, noch zat op het gestoelte der spotters. Zelfs nadat hy opgeklommen was tot de hoogste staatsposten en in eere en aanzien was, bleef hy wat hy was, oprecht en wijkende van het kwaad. Zoo heeft hy geleefd onder) de lange regeering van Nebukadnezar en zyne opvolgers zonder zich ook maar in het geringste te laten afleiden van den rechten weg. Het boek, dat wy van zyne hand ontvangen hebben, bestaat uit twee deelen. In het eerste gedeelte staat ons beschreven, aan welke moeilijkheden zyn leven en dat zijner vrienden' blootgesteld is geweest, alsmede de uitlegging, welke hy gegeven heeft van de droomen, door Nebukadnezar ontvangen. In het tweede handelt hy over de openbaringen, welke God hem toevertrouwde. Dadelijk begint hy ons te zeggen, op welk tijdstip hy deze gezichten ontving. In het eerst© jaar van Belsasar, den koning van Babel. Daaruit blijkt ons dus, dat het geweest is op het einde van het eerste wereldrijk. Belsasar toch is een van de laatste vorsten geweest. Daniël was derhalve reeds ©en man op jaren. Veel had hy doorleefd, en de Heere had hem op allerlei wyze bekwaam gemaakt ook voor deze gewichtige taak. Hy zag een droom en gezichten zyns hoofds op zyn leger. Meermalen gebruikte God den nacht om zich aan menschen te ontdekken. In den nacht is alles stil. De drukte van den dag is geweken. Aan het gewoel der straten in de groote wereldstad is een einde gekomen. Ieder heeft zyn leger gezocht, ook Daniël ligt neder en slaapt. Doch daar ziet hy een droom. Voor ons is er reeds in het gewone droomleven iets raadselachtigs. Zeker er zyn verklaringen van gegeven, en heel goede zelfs, maar wy kunnen er toch niet geheel by. Gelijk er nu in den spiegel van ons nachtbewustzyn beelden vallen kunnen, beelden uit onze omgeving, beelden uit de schatten onzer herinneringen ook, zoo heeft de Heere de macht om beelden te plaatsen voor het oog onzer ziel. En nu is er al aanstonds verschil tusschen een ge wonen en een goddelyken droom, hier in be staande, dat de eerste niet afgewerkt is, in het midden van de volle werking houdt bet op, maar by de laatste is het een afgerond geheel, er kan niets meer by, er wordt ook niets ge mist. Onopgemerkt mogen wy niet laten het onderscheid, dat er is in de uitdrukking, waar mede in Cap. II en hier de zaak medegedeeld wordt. Nebukadnezar droomde droomen, en hierDaniël zag een droom en gezichten zyns hoofds. De openbaring by Daniël heeft een hoogeren vorm. Toen schreef hy dien droom en hy zeide de hoofdsom der zaken. Niet voor hem alleen was bestemd, wat hy ontvangen had. Daarom teekend© hy het op, om het te kunnen over leveren aan de geslachten, welke na hem komen zouden. Hy gat echter enkel de hoofdsom, niet alle bijzonderheden. Aan de laatste had den wy geene behoefte. Zy behoorden tot het bijkomstige en dienden om het geheel voor Daniëls bewustzijn beter uit te laten komen. Welk belang hebben wy daar nu by Gy vraagt dit niet, daar gij het woord kent; wy hebben het profetisch woord dat zeer vast is, en gy doet wel, dat gy daarop achtgeeft als op een licht, schijnende in eene duistere plaats. By al de veranderingen, welke wy aanschou wen, by al de woelingen, waarvan de wereld vol is, by oorlogen, zooals die gevoerd worden, bij verwikkelingen, gelyk die aanschouwd zyn in China, is het waarlijk voor den Christen niet overbodig te letten op wat Gods knechten gezegd hebben aangaande de toekomst, opdat hy zich niet late meevoeren met allerlei wind van meeningen, maar een licht hebbe op zyn pad en eene lamp voor zyn voet. Bouma. *i-.- -i\ Koningin de hulde bracht van het gansche Nederlandsche volk met deze woorden „Heel Neerland heeft U lief, o Koningin Heel Neêrland heeft Haar liefEn ook het Zeeuwsche volk zal haar zyn liefde toonen deze week in het hartelijkst welkom, 't welk van stad tot dorp haar toegejubeld wordt. Dat het dan ook davere door de lucht: Oranje boven 1 Leve de Koningin 1 En is het niet licht Haar lief te hebben Vooreerst maken hare persoonlijke eigen schappen haar reeds bemind by het volk. Zy houdt zich niet in koude hooghartigheid verre, maar Ze beweegt zich zoo vry en zoo vriende lijk onder haar volk. Zy deelt in onze vreugde, en Ze deelt in onze smart. En waar Ze ver schijnt, daar wint Ze de harten, omdat ze wederkeerig groote genegenheid toont, gelijk ze groote liefde ontvangt. Het is een voorrecht, wanneer de vorst des lands ook een beminnelijk mensch is, wanneer hy voor zyn persoon aan zich verbindt degenen, die hem om zyn ambt moeten eeren. Van alle koningen kan dit niet worden gezegden niet alle volken zyn zoo ryk en gelukkig als het Nederlandsche volk, het welk een Koningin bezit, die als mensch sympathie wekt. Is het niet licht Haar lief te hebben? Want is Ze ook niet de telg uit het huis van Oranje-Nassau Is Ze niet lief om harer vaderen wil Wie zou Haar niet beminnen, die weet, wat Oranje voor Nederland deed, en wat God de Heere in Oranje aan Neder land schonk? Opkomst en bloei, verval en wederopstanding, samen hebben ze het door gemaakt. Nederland is veel aan Oranje verplicht, Oranje veel aan Nederland. En wien daaarom Nederlandsch bloed door de aderen vloeit, van vreemde smetten vry, diens hart gloeit dan ook van liefde voor Neerlandsch Konin gin, de vorstin uit het beminde Huis van Oranje Nassau. Is het niet licht Haar lief te hebben Want Zy is ten slotte ook de draagster van het Goddelijk gezag; ze is by de gratie van God onze Koningin, bekleed met het afschijnsel der majesteit van den Koning der gansche varde. En al wie daarom den Heere vreest, ie eert ook de Koningin als dienaresse van 4lem, die over de volkeren regeert. Om Gods wil alleen zyn we Haar reeds eere, liefde en en trouw verschuldigd. En zyn we er niet volkomen gerust in, of heel Nederland Haar wel liefheeft als draagster van het Goddelijk gezag, een deel van het Nederlandsche volk brengt Haar toch zeker zyn hulde, niet aller eerst om hare persoonlijke eigenschappen, maar om de uitnemendheid van Haar ambt, om 's Heeren wil. In hare Majesteit speuren wy iets van de Majesteit Gods, en in de heerlijk heid die Haar omringt, glanst iets van de heerlijkheid des Heeren Heere. Het is goed dat onze Koningin zich dezer dagen in het midden harer getrouwe onder danen in Zeeland vertoond. Dit bezoek zal den band versterken tusschen volk en Vorstin, het zal nationaal besef verlevendigen, het is heilzaam medicijn tegen de krankheid der los lating, waarvan de verschijnselen zich ook hier somwijlen vertoonen. Dat ons volk dan ook niet achtersta in het geestdriftig huldebetoondoch het hoede zich in de vreugde voor uitzinnigheid en worde der wereld niet gelijkvormig, en beware het het onderscheid in de eenheid. Weest vroolyk j en zondigt niet 1 Lahan. Een enkel woord moet my van het hart. De naam van den man over wien ik wil schrijven, j staat aan het hoofd van dit blad, en dus zou

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1907 | | pagina 1